Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Nederlandse searider voelt Britse technici aan de tand
Een Nederlandse onderofficier van de technische dienst die Britse technici kritisch op de vingers kijkt, nota bene tijdens hun eigen, wereldwijd gerenommeerde ‘varende eindexamen’ en dan ook nog aan boord van de nationale trots? In het hol van de leeuw? Bijna ondenkbaar. Toch was adjudant TD Stef Wiedeman de afgelopen maanden als searider voor de Fleet Operational Sea Training (FOST) geplaatst aan boord van het vliegkampschip HMS Queen Elizabeth. Zijn aanpak? “Beginnen met kleine stappen en dan zorgen dat ze in de leercurve komen.”
Wiedeman was met zijn bagage ‘fit for the job’ om als ‘searider’ naar FOST af te reizen.
Geboren Laplander Stef Wiedeman (49) had naar eigen zeggen ‘wat structuur nodig in zijn leven’, na zijn diensttijd bij de landmacht. Bij de KM kon hij in 1995 met zijn MTS-diploma horizontaal instromen binnen de korporaalsopleiding. Hij had een reeks technische plaatsingen op de schepen, bij de verschillende scholen van de KM en bij de Directie Materiële Instandhouding. “In mijn hele carrière ben ik bezig geweest met het opwerken van personeel en schepen”, zo vat hij het zelf kernachtig samen. Kortom, Wiedeman was met zijn bagage fit for the job om als searider naar FOST af te reizen.
Wat kan een schip en wat niet?
“Sinds een jaar of 4 zijn er nu ook 3 Nederlandse adjudanten TD aangesteld binnen FOST”, legt Wiedeman uit. “TD-officieren waren al langere tijd binnen FOST actief. Wij zijn daar bijgekomen om ook op de werkvloer die link tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland te zijn. In feite ben ik ook aanspreekpunt voor de Engelse seariders, met betrekking tot het Nederlandse beleid en onze procedures. We zijn ook eerste aanspreekpunt voor schepen die deze kant op komen. Vervolgens ben je met de scheepsbemanningen bezig om hen te trainen op het technische vlak van calamiteitenbestrijding. ‘Wat kan je met een schip en wat niet?’, dat is de vraag.”
Vertrouwen op oordeel
Wiedeman werkte op de immense Queen Elizabeth samen met Britse en Duitse seariders. Hij beoordeelde daar vooral de Britse opvarenden van de technische dienst. “Het is, net als bij elke technische dienst, beginnen met kleine stappen en dan zorgen dat ze in de leercurve komen, zodat ze ook moeilijkere problemen aankunnen.”
Toen Wiedeman in het begin bij FOST aanschoof, keken de Britten de kat uit de boom. “Maar ze hadden toch ook snel door dat ik goed onderlegd was qua kennis”, vertelt hij met gepaste trots. “Toen gingen de deuren wat makkelijker open en werd ik ook meer geaccepteerd. Dan kwamen ze bijvoorbeeld ook naar mij toe met vragen over procedures en beleid en leerden ze te vertrouwen op mijn oordeel.”
‘Toen gingen de deuren wat makkelijker open en werd ik ook meer geaccepteerd’
Drukke tijden
Wat viel hem zoal op, aan boord van de Queen Elizabeth? “De Engelsen zijn over het algemeen meer van rangen en standen dan wij. Dat biedt ons het voordeel dat we flexibeler zijn en daarmee ook wel efficiënter kunnen werken. Tegelijkertijd is het leerzaam om in andermans keuken te kijken. Ik heb een mooie tijd aan boord gehad, 6 weken lang. Maar ook een drukke tijd; tijdens een searide was 80 uur werken in de week normaal voor ons. Toen ik op een donderdag van boord ging van de Queen Elizabeth, diende Zr.Ms. Rotterdam zich op zondag alweer aan. Verder staat Zr.Ms. Evertsen na het verlof op de planning.”
‘Leerzaam om in andermans keuken te kijken’
‘Hoogst haalbare niveau’
“Het feit dat Nederlandse seariders buitenlandse schepen trainen is normaal; het feit dat we betrokken worden in het opwerken van het Engelse paradepaard, het vliegkampschip HMS Queen Elizabeth is wel bijzonder”, reageert de Netherlands Liaison Officer bij de FOST, kapitein-luitenant ter zee Jasper Bol. Hij is verantwoordelijk voor het plannen, voorbereiden, uitvoeren, begeleiden en afwikkelen van Operational Sea Training van Nederlandse eenheden in Plymouth. “Nederland stuurt gemiddeld zo’n 3 keer per jaar een eenheid naar FOST. Daar voert de eenheid dan een Netherlands Operational Sea Training (NOST) uit. We werken hier met 6 Nederlandse marinemannen en 1 marinevrouw. We zijn enerzijds een verlengstuk van Nederland binnen de staf, anderzijds vertegenwoordigen we als FOST-ies de trainingsstandaard van FOST. De bedoeling is uiteindelijk dat op het juiste moment de materiële gereedheid, de personele gereedheid en de geoefendheid van onze schepen op het hoogst haalbare niveau zitten.”
‘Mogelijkheden redelijk uniek’
Luitenant ter zee 1 (TD) Yvonne Ruijgrok is als Marine Engineer Seariding Officer (MESRO) gestationeerd bij FOST. “Tijdens een seatraining-periode van een schip geef ik leiding aan een team van Marine Engineer Seariding Instructors en coach ik het C2-team in de Technische Centrale tijdens trainingen. Op dit moment heb ik ook de functie van plaatsvervangend afdelingshoofd van het Marine Engineering Department, een functie die rouleert tussen de MESRO’s. Als we een Nederlands schip in training hebben, ben ik samen met de adjudanten TD Stef Wiedeman en Robert van Houten aanspreekpunt voor zowel Engelse collega’s als voor de schepen. De trainingsmogelijkheden voor de zuidkust van Engeland zijn redelijk uniek. Het is een uitgestrekt gebied, waar je met vliegtuigen en andere schepen kunt trainen, ook in taakgroep-verband. Het opwerktraject, uitgevoerd door het Nederlandse Sea Training Command, met het examen bij FOST, is goed voor eenheden. Het bouwt op en tijdens het examen houdt FOST als onafhankelijke partij de procedures die schepen uitvoeren, nog eens goed tegen het licht.”