Vervanging radiocentrales mijnenjagers sterk staaltje samenwerking
Als Zr. Ms. Vlaardingen op 21 maart de haven van Den Helder verlaat, vaart de mijnenjager als eerste van de Alkmaarklasse meteen de 21e eeuw in. Met een geheel nieuwe radiocentrale, voorzien van de laatste snufjes in communicatietechniek, stoomt het schip op naar Portsmouth. Daar voegt het zich bij het Standing NATO Mine Counter Measures Group 1 (SNMCMG 1), een deel van de NATO Response Force.
Aan boord in de haven van Zeebrugge leggen Arjan Krieger van de firma Contour en korporaal Operationele Dienst Verbindingsdienst Bram Post de laatste hand aan de werkzaamheden. Ze zijn bezig met het koppelen van 5 netwerken, waaronder internet, het NATO Secret Wide Area Network en Titaan. “De snelheid van zenden en ontvangen van berichten is altijd belangrijk, maar het gaat om meer”, legt commandant Vlaardingen, luitenant ter zee 1 Wilco Faber uit. “Mijn mensen moesten letterlijk het beeld van een vlootverband uittekenen om mij in het plaatje van een operatie te houden. Nu praten we mee met alle schepen en kan onze verbindelaar een printje maken van het plaatje. Dat scheelt enorm veel werk en voorkomt miscommunicatie.”
De nieuwe radiocentrale herbergt 5 netwerken, satellietcommunicatie en radio's
Niet meer van deze tijd
Kapitein ter zee Jan van Zanten, groepsoudste Klein Boven Water (KBW), vult aan: “Dit project was nodig voor een goede bedrijfsvoering, waarin tegenwoordig alles via het Defensienetwerk Mulan en SAP verloopt. De communicatie met de buitenwereld, andere schepen, werd ook steeds moeilijker. Binnen de SNMCMG vaart nu nog iedere morgen een bootje langs alle schepen met informatie. Dat is niet meer van deze tijd.”
Dat daarmee beter kan worden gewerkt is 1, secundaire arbeidsvoorwaarden zijn een tweede. “Er haken mensen af als ze op zee uit de verbinding zijn met het sociale netwerk; daarmee hebben we nu eenmaal te maken.”
Gecompliceerde operatie
De verbouwing is een gecompliceerde operatie, waarbinnen de Nederlandse en Belgische marines, de Defensie Materieel Organisatie (DMO), het Joint IV Commando (JIVC) en het bedrijfsleven samenwerken. Tegelijkertijd moest binnen de gestelde 6 weken ook nog eens het periodiek onderhoud worden gepleegd.
De vervanging van de radiocentrale voor de 6 schepen van de Alkmaarklasse alleen is al een enorme opgave in zo’n kort tijdsbestek. Het gaat om een volledige suite van 5 netwerken, satellietcommunicatie en radio's. Henk van Haren, projectleider van het JIVC bij DMO: “Het vroeg om nogal wat coördinatie met al die verschillende partijen bij de DMO en de Directie Materiële Instandhouding. In 2013 ben ik met een voorstel naar kapitein ter zee Vincent Hap van de Belgische marine in Brussel gegaan. Hij heeft ons toen 100 procent steun toegezegd en daarom wisten we ook dat het zou staan of vallen met de juiste aansturing van het Binationaal Support Team (BST). Wat dat betreft is het samenstellen van een BST een gouden greep geweest.”
Minder personeel in buitenland
Luitenant ter zee 1 Richard van Hooff, hoofd van dat BST, knikt tevreden. Samen met adjudant technische dienst André de Kuiper (vliegende keeper tussen projectleider en uitvoerenden), korvetkapitein Jurgen Hellebuyck (commandant Maintenance Group NavLog) waren zij de spinnen in het web. “Een BST levert grote voordelen op. Je behoudt de kennis hier ter plaatse en je bouwt relaties op. Je weet wat je aan elkaar hebt. Je accepteert dan ook meer van elkaar. We hebben ook nog nooit hogerop hoeven gaan met problemen, we komen er altijd samen uit”, bevestigt Hellebuyck.
Met de komst van het BST is de vaar/wal-verhouding van scheepsbemanningen verbeterd
In het BST zijn 7 Belgen en 11 Nederlanders ondergebracht. “Voorheen bleef tijdens jaarlijks onderhoud te Zeebrugge de complete bemanning van 35 man aan boord”, legt Van Hooff uit. “Nu zijn er 3 schepen binnen (Zr. Ms. Vlaardingen, Urk en Makkum, red.), dus reken maar uit. Met de komst van het BST is de onder druk staande vaar/wal-verhouding van de scheepsbemanningen verbeterd. Daarnaast levert het een besparing op, omdat er gedurende het onderhoud minder personeel in het buitenland verblijft. Het is wel aanpakken met zo’n kleine groep: we zijn gedurende ieder jaarlijks onderhoud 6 weken lang 12 uur per dag bezig om alles voor elkaar te krijgen.”
Ontwikkelen
Met de nieuwe apparatuur kan de Vlaardingen ook als Gateway – zeg maar: informatiedoorgeefluik – voor andere schepen fungeren. “Bovendien is het nieuwe systeem zo uitdagend, dat het ook aantrekkelijk wordt voor de verbindelaars van Groot Boven Water om ermee te werken”, stelt Van Zanten. Allemaal positieve geluiden, dus? Ja, maar er klinkt ook een waarschuwing. Van Zanten: “Deze systemen vragen om een kennisniveau dat veel complexer is. En de ontwikkelingen staan bepaald niet stil; daarin moeten we ons blijven ontwikkelen. Je hebt bij de Mijnendienst in de toekomst misschien wel vooral IT'ers nodig om alle spullen optimaal te benutten. Analisten in plaats van nauten.”