Kleinzoons van oorlogsvliegers duiken in het verleden
Het komt niet vaak voor dat de monden bij het Mediacentrum Defensie van verbazing openvallen. Het gebeurde onlangs wel bij de e-mail van Robert Leenen, kleinzoon van de vermaarde oorlogsvlieger en Marineluchtvaartdienst (MLD)-oudgediende Jan Gijsbert (Bert) Boon von Ochssée. Het onderwerp: de legendarische ondergang van het Duitse slagschip Tirpitz in een Noors fjord (1944) en de rol van twee vliegers. Via Leenen komen verhalen van acht decennia geleden letterlijk boven water. En dat in de tijd waarin we tachtig jaar bevrijding vieren.
Tekst: Evert Brouwer | Foto’s: uit privéarchief Bert Boon von Ochssée
De Bismarck, de Scharnhorst en de Tirpitz; iedereen die ook maar een beetje is geïnteresseerd in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog kent de namen van deze enorme Duitse slagschepen. De ondergang van de Bismarck mag dan roemruchter zijn – er is zelfs een film over gemaakt. De Tirpitz is met afstand het grootste en zwaarste slagschip dat de commandant van de Kriegsmarine, Grossadmiral Karl Dönitz, ter beschikking heeft. Een immens schip met een lengte van bijna 255 meter, een breedte van 36 meter en met zo’n 2.800 opvarenden.
Een duik naar de gezonken Tirpitz uit de Tweede Wereldoorlog leidt voor Robert Leenen niet alleen tot mooie herinneringen aan zijn opa, vlieger luitenant ter zee 2OC (LTZ2OC) Boon von Ochssée, maar ook tot een emotionele ontmoeting met Philip Richardson. Hij is dan weer de kleinzoon van Archibald Ronald (Ron) Richardson. Dat is de squadron leader en wingman van Boon von Ochssée, die in de zomer van 1944 sneuvelt bij een van de aanvallen op het reusachtige schip. Leenen: “Mijn opa raakte altijd weer geëmotioneerd als hij het over hem had.”
Ondanks de aanvalsgolven geeft de Tirpitz nauwelijks een krimp
1840 NAS
Na een aantal aanslagen met geallieerde kleine onderzeeboten ligt de Tirpitz op een beschutte plaats in het Kåfjord bij Alta, Noord-Noorwegen. In de zomer van 1944 proberen de geallieerden met talloze luchtaanvallen het Riesenschiff tot zinken te brengen. Daarbij is 1840 Naval Air Squadron (NAS), dat voor het merendeel uit Nederlandse vliegers bestaat, nadrukkelijk betrokken. Het squadron heeft vliegdekschepen als HMS Indefatigable (Onvermoeibaar), Formidable (Formidabel) en Furious (Woest) als bases voor hun Grumman F6F Hellcats.
Ondanks de aanvalsgolven geeft de Tirpitz nauwelijks een krimp, mede door de bepantsering en de moordende anti-luchtdoelkanonnen (Flak, Flugzeug Abwehr Kanone) op het schip. Boon von Ochssée en Richardson, zo blijkt uit het dagboek, weten wel twee Arado AR 196 watervliegtuigen en een radarstation te raken. Pas in november 1944 krijgen Lancaster bommenwerpers met Tall Boys, bommen van vijf ton met als bijnaam earthquake bomb, de Tirpitz bij Tromsø bijna letterlijk op de rug. Enkele kraters van missers zijn nog steeds in het landschap te zien.
Nieuwe baas
Dat neemt niets weg van de heldendaden van Boon von Ochssée - destijds 23 jaar jong - en zijn wingman, ook nog maar 27 jaar oud. Kapitein-luitenant ter zee (lieutenant commander) Ron Richardson is van origine een Nieuw-Zeelander die naar Engeland reist om zich bij de Fleet Air Arm (Britse Marineluchtvaartdienst) aan te melden. Dat geldt net zo zeer voor Boon von Ochssée, die als enige van zijn familie aan de Japanse bezetting van het toenmalig Nederlands-Indië weet te ontsnappen. Hij krijgt een vliegeropleiding in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk, waarbij al diverse onervaren Nederlandse vliegers het leven laten.
‘The new boss has arrived’
Het zeer zorgvuldig bijgehouden dagboek van Boon von Ochssée spreekt ook daarna regelmatig over gesneuvelde collega’s van 1840 NAS, maar ook van de komst van Ron Richardson: ‘The new boss has arrived’. Nergens is het echter met zo’n warme en emotionele pen geschreven als bij de crash van Richardson. Hij krijgt een voltreffer tijdens een duikvlucht om een bom af te werpen op de Tirpitz en verdwijnt in een rookgordijn. Koude rillingen.
‘Ik kon er niet van slapen’
Droom komt uit
Tachtig jaar nadat ze samen hebben gevlogen, komen hun verhalen op een bijzondere manier weer bijeen. Mede door de droom van Robert Leenen, die als verwoed duiker zijn plannen doorzet om met twee vrienden naar de Tirpitz af te reizen.
In de aanloop naar de duik, stort de IT-projectmanager zich op het internet op zoek naar nog meer informatie. “Tot mijn verbazing kwam ik een paar dagen voor vertrek een artikel tegen in de Daily Mail, waarin melding wordt gemaakt dat het wrak van Richardsons Hellcat was gevonden. Ik heb meteen verder gezocht en contact weten te leggen met zijn kleinzoon Philip. Het was al laat op de avond, maar ik kreeg vrijwel onmiddellijk een reactie. Hij is nota bene zelf (helikopter)vlieger en lieutenant commander geweest bij de Fleet Air Arm. Ik kon er niet van slapen.”
In 1999, vlak voor zijn overlijden, verschijnt het verhaal van Bert Boon von Ochssée in boekvorm bij De Bataafse Leeuw. Na de strijd tegen de Duitsers vertrekt hij naar de Oost om daar tegen de Japanners te vechten. Hij krijgt op vliegdekschepen te maken met aanvallen van kamikazevliegtuigen die zich op hen storten. Hij is daarmee een van de weinige Nederlandse vliegers die zowel met Duitse als Japanse tegenstanders heeft gevochten.
Na de Tweede Wereldoorlog vestigt de nog steeds jonge Bert zich tijdelijk in Australië. Een voor een weet hij zijn familieleden uit Indonesië te halen. Uiteindelijk strijkt hij weer in Nederland neer.
Omdat een overstap naar de KLM mislukt, blijft hij dienen bij de MLD en vliegt onder meer op de Fairey Firefly en de B-25 Mitchell. Zo is hij ook als vlieger betrokken bij het droppen van voedsel na de Watersnoodramp van 1953. “Mijn moeder is trouwens vernoemd naar een van de vliegtuigen waarmee mijn opa heeft gevlogen: Catalina”, meldt Leenen. En grappend: “Het is maar goed dat mijn vader Bart, die bij luchtmacht vloog, de traditie niet heeft voortgezet. Anders had ik Starfighter geheten.”
‘Opa heeft altijd gedacht dat Richardson in zee is gestort’
Resten gevonden
De kennismaking met Philip geeft een extra dimensie aan de duik in en naar het verleden in het noorden van Noorwegen. Maar ook een draai aan het verhaal dat zijn opa over het neerstorten van de door hem bewonderde squadron leader heeft verteld. “Hij heeft altijd gedacht dat Richardson in zee is gestort”, geeft Leenen aan. “In zo’n gevecht kun je natuurlijk onmogelijk alles volgen wat er om je heen gebeurt. We weten nu pas dat Ron Richardson, al dan niet bij bewustzijn, met het zwaar getroffen vliegtuig bovenop het fjord is neergestort. Het toestel lag in een gebied dat een groot deel van het jaar is bedekt met sneeuw. Pas in 2007 zijn de eerste resten van zijn toestel gevonden.”
Philip deelt die coördinaten en dat van het oorspronkelijke graf van Richardson. Dus wordt Leenens duikexpeditie uitgebreid met een klim. “Op weg naar het fjord hebben we naar het verhaal van mijn opa geluisterd; dat staat op video. Dan hoor je ook weer de emotie als hij het over zijn wingman Richardson heeft.”
‘De crash site bezocht en uit naam van mijn opa bloemen gelegd’
Niet ten einde
Na aankomst in Noorwegen gaan ze eerst duiken. “Het wrak is gesloopt, maar de locatie ligt bezaaid met overblijfselen, waaronder grote granaten, metalen onderdelen en schoenen. Het was zeker niet de diepste of uitdagendste duik die ik heb gemaakt, maar wel de meest bijzondere.”
Daarna rijden ze naar het Kåfjord, met een tocht van liefst vijf uur naar de plek waar Richardson is neergekomen. Daar ligt nog steeds het Hellcat-wrak. Leenen: “We hebben de crash site bezocht en uit naam van mijn opa bloemen gelegd bij het oorspronkelijke graf van zijn gesneuvelde wingman.” Daarna volgt vanzelfsprekend een bezoek aan het Tirpitz-museum.
Daarmee is voor Robert het avontuur nog niet ten einde. Twee weken na zijn reis naar de Tirpitz wordt Leenen door Philip Richardson uitgenodigd voor het bijwonen van een herdenkingsdienst voor de vliegers van de Royal Naval Volunteer Reserve (Air) Branch op Royal Naval Air Station NAS Yeovilton. “Dat was bijzonder indrukwekkend; er waren nog een paar veteranen en die vonden ons verhaal wel héél bijzonder. Het is met recht een geslaagde duik in het verleden geworden.”
Blij met ‘nieuwe familie’
“Mijn oma heeft heel veel verteld over mijn opa”, meldt kapitein-luitenant ter zee (commander) Philip Richardson per videoverbinding vanaf het kanaaleiland Jersey. Het verhaal van opa Ron inspireert Philip om dienst te nemen bij de marine. “Dat legde wel druk op me, eerlijk gezegd. Maar ik heb een geweldige tijd gehad als helikoptervlieger op de Westland Lynx en ben uiteindelijk ook squadron leader geworden.”
Kleinzoon Richardson heeft inmiddels de dienst verlaten en werkt nu voor een tech-gigant. “Toch kan ik het niet laten. Mijn werkgever biedt de gelegenheid een aantal dagen als reservist de krijgsmacht te steunen. Daarom ga ik binnenkort tijdelijk aan de slag als aviation leader op vliegkampschip HMS Prince of Wales.”
Maar vooral is hij nu enorm blij met de band met Nederland. “Het is een voorrecht om elkaar te ontmoeten en de verhalen uit te wisselen. Het is net familie; we kunnen elkaar aanvullen wat de geschiedenis van onze opa’s betreft. Dat is echt onbetaalbaar.”