05

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 07-08 | 2022

Over de grens...

Tekst kapitein Saminna van den Bulk
Foto sergeant-majoor Hille Hillinga

Tentenbouwer bij het MatLogCo

x
Leestijd: 4 minuten

Ver buiten de landsgrenzen, bij een ander krijgsmachtdeel, een overheidsinstelling of in het bedrijfsleven: luchtmachters zetten zich overal in voor Defensie. In deze rubriek vertellen zij over hun bijzondere plaatsing.

Wie: Sergeant 1 Cor van der Heide (27)

Functie: Medewerker tentenbouwteam techniek

Standplaats: Stroe, bij Materieel Logistiek Commando (MatLogCo) van de landmacht

“Als ik vertel wat ik doe, denken mensen nogal eens dat ik boogtenten bouw”, grinnikt Van der Heide die inbelt vanuit Curaçao. Niets is minder waar. “Wij bouwen tenten voor onder andere F-16’s en Chinooks. Hier op het eiland bouwen we een onderkomen voor de Reaper: 23 meter breed, 48 meter lang en ruim 13 meter hoog. Eigenlijk bouwen wij gebouwen, maar dan met zeilen.”

Op Curaçao werd een onderkomen voor de Reaper gebouwd.

Cor is luchtmachter, maar werkt inmiddels vijf jaar ‘over de krijgsmachtgrens’. Het tentenbouwteam valt namelijk onder het Materieel Logistiek Commando van de landmacht.  Het is zijn eerste functie. “Ik rolde er eigenlijk in. Na de basisopleiding bij de luchtmacht volgde ik de vakopleiding Specialist Materieel, waarbij ik excursies maakte langs verschillende velden. Eigenlijk zou ik geplaatst worden in Woensdrecht, maar dat zag ik niet echt zitten. Toevallig zochten ze in Stroe nog een sergeant. Toen heb ik mijn vinger opgestoken.”

‘We doen ons kunstje, dan gaan we weer weg’

Waar anderen soms jaren wachten om in missiegebied te komen, zat Van der Heide binnen een half jaar in Afghanistan voor de bouw van een onderhoudstent. “Je komt nogal eens ergens. Het mooie aan ons werk is dat we niet bij de uitgezonden club zijn aangeklikt. Ons verblijf duurt hooguit een aantal weken. We doen ons kunstje en dan gaan we weer weg.”

Het eindresultaat op Curaçao: een flinke tent waarin twee Reapers passen.

Kilo’s en kracht

Hoelang die kunst in beslag neemt en hoeveel mensen er voor nodig zijn, hangt af van het te bouwen gebouw. “Voor een F-16-tent gaan we met één logistieke projectofficier, vier man logistiek en twee man techniek op pad. Deze groep kan worden aangevuld met personeel vanuit de behoeftesteller en de genie. De tent die we nu bouwen, is een stuk groter. Daarin passen straks twee Reapers. Hiervoor zijn we met vijf man logistiek en vijf man techniek aan het werk.” In totaal zijn er vijf ‘modellen’ tenten, vertelt Van der Heide. Daar komt er in de toekomst nog één bij, speciaal bedoeld voor de MQ-9.

Van der Heide aan het werk in Stroe.

‘Hoe groter de tent, des te groter de uitdaging’

“Afgezien van één tent, de Röder, is voor elke tent de constructie hetzelfde en neemt de bouw één tot twee weken in beslag”, zegt Van der Heide. Maar…hoe groter de tent, hoe zwaarder de onderdelen. “De eerste keer dat ik een tent bouwde voor een gevechtsvliegtuig vond ik dat best pittig. Toen moest het onderkomen voor de Chinook nog komen. Dan stelt die vorige niet veel meer voor”, lacht hij. Het formaat van het gebouw maakt het werk zwaarder, maar de beloning is dan ook groot: “Hoe groter de tent, des te groter de uitdaging. Als je dan klaar bent, voel je echt voldoening. Er staat dan opeens een gigantische unit.”

Van der Heide en zijn collega’s werken in weer en wind. “Alleen boven windkracht zes mogen we niet op hoogte werken. Zeilen trekken wordt dan ook een lastige klus: alsof je een vlieger van honderd vierkante meter wil tegenhouden. Regen is niet ideaal voor het personeel, maar daarin kunnen we wel doorwerken. Soms is het een race tegen de klok, want vergunningen en dergelijke kunnen ons werk vertragen.”

In Bulgarije bouwde het team van het MatLogCo tenten voor de Nederlandse F-35’s. Foto: sergeant 1 Jan Dijkstra

Meer handjes voor grote tenten

De F-16-tent is de ‘kleinste’ tent en weegt in staal ongeveer vijfduizend kilo. Die kan het tentenbouwteam van MatLogCo zelf bouwen. Een Chinook-tent weegt het tienvoudige in onderdelen: dat neigt al meer naar constructiebouw. In dat geval zijn er logischerwijs ook meer handen nodig om de hangaar te plaatsen. Voor de ondersteunende capaciteit wordt er in dat geval regelmatig samengewerkt met personeel uit de desbetreffende detachementen of de genie. De groep bestaat over het algemeen uit maximaal twaalf mensen.

‘De tent in Den Helder waarin de NH90 gewassen wordt? Die komt van ons.’

Multi-inzetbaar

De lijst van bezochte landen is lang. Mali, Jordanië, Afghanistan en nu, vanwege de spanningen aan de oostflank, ligt ook in Slowakije en Bulgarije voor het tentenbouwteam ‘genoeg werk’. Betekent overigens niet dat Van der Heide en kompanen enkel ‘over de grens’ werken. “Ook in Nederland zijn we ervan. De tent in Den Helder waarin de NH90 gewassen wordt? Die komt van ons. Op Leeuwarden en Volkel staan ‘onze’ tenten ook. De tenten zijn als hangaar bedoeld, maar ze kunnen ook fungeren als expeditietent. Net wat de gebruikers nodig hebben. Het blijft een overkapping.”

Van der Heide inspecteert de materialen die net zijn teruggekeerd uit Bulgarije.

Op de vraag over cultuurverschillen tussen de landmacht en de luchtmacht heeft Van der Heide begrijpelijkerwijs geen antwoord. “Ik werk wel samen met andere luchtmachters binnen ons team, maar heb nog nooit op een veld gewerkt. Ik kan het niet vergelijken. Wel merk ik dat, omdat je als verdwaalde luchtmachter bij de landmacht zit, je soms nergens bij hoort.” Klinkt dramatisch, is het niet, verduidelijkt hij meteen. “Het zit hem in kleine dingen. Ga je naar de loopbaanbegeleider van de landmacht, stuurt die je naar de luchtmacht. En andersom. Of: waar moet je je nieuwe defensietelefoon halen? Niemand die het weet.”

Van der Heide werkt als luchtmachter in Stroe in een landmachtomgeving.

 “Voordeel is dat je veel vrijheid hebt. Dat komt ook vooral door deze functie. Je doet je ding in een klein gezelschap. Als je samen met mensen de halve wereld over reist, creëer je een band. De sfeer is daarom ook vaak erg goed.”

Altijd aan de gang

Wat hij na deze functie wil gaan doen is nog een breinbreker. “Ik vind dit werk ontzettend leuk en heb ook net weer drie jaar bijgetekend op Stroe. Soms vraag ik me af: ga ik ooit terug naar de luchtmacht of kan ik hier doorgroeien in de toekomst?” Hij heeft het antwoord nog niet. “Belangrijkste is dat ik niet snel in een sleur terecht kom. Of ik ben weg ergens in het land of buitenland, of we zijn op Stroe aan de gang. We werken altijd toe naar een volgend project. Heel dynamisch.”