Tekst Arno Marchand
Foto korporaal Gregory Fréni
Wie zijn onze luchtmachtbazen? Wat houdt hen bezig, waarvan krijgen ze energie en hoe vullen ze hun vrije tijd? In elk nummer stellen we één van hen aan u voor.
Wie: adjudant Jessica de Rijke (47)
Functie: squadronadjudant 300 Squadron (Cougar) op Vliegbasis Gilze-Rijen
Sinds: 1 juli 2021
Thuisfront: partner Armand, bonusdochters Judith (18) en Inge (15)
Woonplaats: Tholen (Zeeland) /Klimmen (Zuid-Limburg)
“Via een vriend, die van de landmacht overstapte naar de luchtmacht, kwam ik daar ook terecht. Dat was in een tijd dat ik niet wist wat ik wilde doen. De luchtmacht was een totaal onbekende wereld voor me; een onbekend avontuur. Ik dacht, dit doe ik een paar jaar en dan ga ik wat anders doen. Dat was in 1998…
Ik kwam op als korporaal-chauffeur op Woensdrecht. Dat was echter niet geheel wat ik zocht. Na twee jaar werd ik sergeant vliegtuiguitrustingstechniek. Een collega tipte me daarover: ze zochten iemand die los was op naaimachines. Mijn achtergrond is modevakschool. Zo rolde ik bij toeval in die functie. Dat is eigenlijk een rode draad in mijn KLu-carrière: anderen die zeggen ‘is dat niet wat voor jou?’ Zo werd ik ook instructeur, leiderschapstrainer en mentor. Dat heb ik acht jaar gedaan. In die rol kwam ik zelfs in Luzern terecht voor het geven van trainingen aan 23 nationaliteiten op de Zwitserse equivalent van de NAVO-school in Oberammergau. Gaaf om mensen en culturen te leren kennen. Zó top!”
“Twee jaar geleden maakte ik de overstap naar Gilze-Rijen; ik voelde dat ik wat operationele ervaring miste. Daar werd ik frontoffice manager bij 931 Platformsquadron. Gilze-Rijen bleek echt een heel andere wereld. Hier ben je met z’n allen met hetzelfde doel bezig: operationele inzet van de helikopters. Daardoor werk je veel minder op eilandjes.
‘Zo’n vliegende club is leuk, veel meer dynamiek’
Nu werk ik bij 300 Squadron. Zo’n vliegende club is leuk, veel meer dynamiek. Het is hollen en dan weer stilstaan. Geen van-acht-tot-vijf-mentaliteit, maar gewoon langer doorgaan als het moet. Ik ging mee met een Special Forces-oefening in Denemarken. Dan ga je ’s avonds niet naar huis en blijf je met je collega’s bij elkaar. Dan leer je elkaar nóg beter kennen.
Voor mijn gevoel was ik pas écht militair na mijn eerste uitzending. Dat was een individuele uitzending in 2009 naar Afghanistan. Ik kwam bij het Combined Joint Operations Center terecht op een counter-IED-stoel waar ik alle info verwerkte over geïmproviseerde explosieven. Het werk was interessant, maar het allerleukste was de internationale setting; je leert zóveel mensen kennen.”
“In mijn huidige functie ben ik een soort van Moeder Overste en geef ik de commandant gevraagd en ongevraagd advies. Tegelijkertijd ben ik zijn of haar ogen en oren. Daarvoor moet je je collega’s wel leren kennen, maar gelukkig kende ik er al veel door mijn rollen als instructeur, leiderschapstrainer en mentor. Voor mij is 300 een nieuw squadron en dat is goed voor me. Dat haalt me uit m’n comfortzone en daar leer ik nieuwe dingen van.
Iets voor anderen kunnen betekenen, vind ik het leukste aan mijn huidige functie. Al is het maar een luisterend oor bieden. Je hebt als squadronadjudant ook een vertrouwensfunctie. Ik hoop dat de drempel om bij mij binnen te stappen zo laag is dat ik collega’s verder kan helpen. Dat is gelukkig al gebeurd. Ook als ik zelf ergens mee zit, weet ik waar ik terecht kan. En zoals er altijd mensen op mijn pad komen die mij een andere kant uitwijzen, hoop ik dat voor het personeel van 300 Squadron ook te kunnen doen. Dat is dankbaar werk.”
‘Als je ergens tegenaan loopt, sta ik voor je klaar’
“Mijn partner werkt ook bij de luchtmacht en we hebben een samengesteld gezin. Dat is op zich leuk; maar de liefde die je voor een man ontwikkelt, is er niet vanzelfsprekend ook voor de kinderen óf omgekeerd van hen naar jou. Dat betekent eerlijk zijn over je gevoel. Ik mag van geluk spreken; ik heb het enorm met mijn bonusdochters getroffen. Een weekend per twee weken zijn ze bij ons in Klimmen en de rest van de tijd wonen zij bij hun moeder en wij in Tholen. Mijn rol is duidelijk: ik ben níet hun moeder, maar wél een mede-opvoeder. Met twee ouders en hun nieuwe relaties is het voor hen al diffuus genoeg. In mijn rol hoop ik dat ik er ook voor ze mag zijn als het nodig is: als je ergens tegenaan loopt, sta ik voor je klaar.
Mijn man is geplaatst op Volkel, maar revalideert voor zijn rugklachten in Doorn. Fantastisch wat ze daar allemaal met en voor hem doen: niet alleen fysiek maar ook mentaal. Honderd procent revalideren kan hij niet, maar wel zo goed als.”
‘Twee werelden, dat maakt het voor mij leuk’
“Het cultuurverschil tussen Zeeland en Limburg is groot. In Zeeland gaat een schaal met koekjes rond en heb je er één gepakt, gaat de schaal snel terug naar de keuken. Heel Calvinistisch. In Limburg is het bijna een belediging als je er maar één neemt, dus blijft de schaal op tafel staan.
Je weet dat het twee werelden zijn, maar dat maakt het voor mij ook leuk. In Tholen is het ons kent ons en op zondag is het stil. Mijn vriend beschouwde dat in het begin van onze relatie als een verloren dag, maar inmiddels vindt hij het heerlijk: even niets.
In mijn privétijd wandel ik graag, ook in de bergen. Verder houd ik van koken, fietsen, lezen en in de auto zet ik een luisterboek aan. Ook zit ik graag op een terrasje met een droge witte wijn of in de winter met glühwein. En als we in Limburg zijn, lijkt het wel of alle wegen naar een terrasje in Valkenburg leiden. Ik ben ondertussen een halve Limburger geworden.”
“In mijn tienertijd was er de reclameslogan ‘een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’. Mijn moeder heeft dat altijd bij me gestimuleerd; blijf jezelf ontwikkelen. Ik probeer dat mijn bonusdochters ook mee te geven; blijf zelfstandig en financieel onafhankelijk. Ik ben wat dat betreft een feministe. Ik vind gelijkheid belangrijk.
Op het werk zijn er in mijn omgeving veel vrouwen, maar in andere vakgebieden zijn ze ondervertegenwoordigd. Ik vind het gezond en gezellig met mannen en vrouwen op de werkvloer. De sfeer is in een gemengde groep gewoon anders, minder macho. Over het vrouwenquotum is best veel discussie. De vrouwen om me heen zijn qua toon harder over het vrouwenquotum dan mannen, omdat ze bang zijn dat ze zichzelf opnieuw moeten gaan bewijzen. Het gaat er míj om dat we mensen krijgen die bij de luchtmacht wíllen werken; man, vrouw, groen, geel of paars. Ik was een van de eerste vrouwen bij het motortransport. Sindsdien is er veel veranderd. We zijn best heel goed op weg.”
‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’
Eigenlijk zou ik al officier worden, maar ik wilde liever eerst mijn studie afronden en pas na de functietermijn van mijn huidige baan doorstromen. Ik ben er trots op dat ik mijn HBO-opleiding learning and development bijna heb afgerond, iets waarvan ik eerst dacht ‘dat kan ik nooit!’ Maar het is zoals Pipi Langkous al zei: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.’ Volgens een oud-collega heb ik die instelling.
In de toekomst liggen allerlei functies voor me open en dat vind ik eigenlijk wel prettig. Een functie bij het Expertisecentrum Leidinggeven Defensie lijkt me bijvoorbeeld wel wat. Maar als je me het echt vraagt, zou ik loopbaanbegeleider willen worden, al heet dat nu employability adviseur. Mijn kracht is met en voor mensen werken.
Ik ben de KLu echt dankbaar voor alle kansen die ik heb gekregen. En ik kan nog even, tot mijn 62e. Ik hoop dat die jaren zo zijn dat ik daarna denk ‘ik heb helemaal geen zin om met FLO te gaan.’”