Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto sergeant Jasper Verolme
‘Binnen de NAVO is hieraan grote behoefte’
Je kunt afwachten tot je grote broers jouw problemen oplossen, of je neemt het heft in eigen handen en zoekt de samenwerking met andere kleine NAVO-partners. Dat hebben België, Denemarken en Nederland gedaan. Samen richtten ze een staf op voor de aansturing van luchtsteun tijdens speciale operaties. Een Nederlandse kolonel staat aan het hoofd van deze Composite Special Operations Air Task Group (C-SOATG). Volgend jaar staat de samengestelde eenheid direct stand-by voor de NATO Response Force (NRF).
Een ‘Special Operations’-eenheid is er bij de luchtmacht niet. Terwijl het vliegend materieel wél veelvuldig wordt ingezet om de speciale eenheden van de landmacht en marine te ondersteunen tijdens hun operaties. “Bij het Korps Commandotroepen en de Maritime Special Operations Forces van het Korps Mariniers hebben ze een eigen task group met eigen aansturing”, vertelt de kersverse commandant kolonel Jorrit de Gruijter. “Maar we hadden geen vaste tak die het vliegend materieel aanstuurde binnen een speciale operatie en die communiceerde met de grondcommandant. Dat gold ook voor onze strategische partners België en Denemarken. Als lidstaten alleen waren we daarvoor te klein, maar samen zijn we groot genoeg. Binnen de NAVO is hieraan grote behoefte.”
Kartrekker
Het was echter geen kwestie van ‘even samenvoegen en we staan paraat’. Je hebt te maken met 3 spelers, dus ook met evenzoveel verschillende werkwijzen en materieel. Ruim 2 jaar geleden staken de landen daarom de koppen bij elkaar en schreven een nieuwe doctrine. Basale maar o zo belangrijke elementen, zoals instandhouding van de eenheid en de soort communicatiemiddelen waarmee ze werken, staan er ook in beschreven. De taken verdelen, bleek voor een aantal zaken een goede oplossing. Zo leveren de Denen bijvoorbeeld alle communicatieapparatuur, de Belgen de Force Protection en Nederland trekt de kar en stemt af wie wat doet.
Zelf doen
Uiteraard moest de nieuwe battle staff getest en gecertificeerd worden. Na het opleiden van het personeel in 2019 zou 2020 het jaar van trainen en oefenen worden. “Maar door COVID-19 vielen alle grote oefeningen uit”, vertelt luitenant-kolonel Marco Olivier die vanuit het Netherlands Special Operations Command (NLD SOCOM) de regie voerde op de oprichting. “We besloten zelf een oefening te organiseren. Na 12 weken stond die en vertrokken we naar het Deense Aalborg voor de uitvoering.”
‘Een relatief kleine eenheid met specialisten’
Goede vibe
Hoewel de eenheid elkaar voor het eerst sinds lange tijd zag, was het volgens overste Olivier alsof je op een squadron rondliep. “Daar heb je vaak ook een heel ‘forward leaning’ cultuur. Dit is ook een relatief kleine eenheid met specialisten waarbij iedereen een eigen taak heeft die bijdraagt aan het uiteindelijke product. Dat geeft een hele goede vibe, om het populair te zeggen.” Iedereen bekleedde een plek vergelijkbaar met zijn normale functie. Mensen die luchtoperaties planden of bij intell zaten, deden feitelijk niets anders. “Dan is het makkelijk werken.”
Hybride oorlogssituatie
Het scenario van Trojan Phoenix paste in de huidige ontwikkelingen: een hybride oorlogssituatie met een grote boze vijand en allerlei kleine cellen die ondermijnend optreden. De staf had beschikking over zowel virtuele als fysieke luchtmiddelen om mee te werken. De Amerikanen leverden 2 MC-130 transportvliegtuigen en 4 F-15E jachtvliegtuigen, de Denen een C-130 transporttoestel en vanuit Leeuwarden kreeg de operatie ondersteuning van 3 gloednieuwe F-35’s. Olivier: “In het scenario trainden we de F-35’s in 'digitally aided close air support' met de eenheden op de grond. Communicatie ging dus digitaal in plaats van mondeling via de radio met de Nederlandse commando’s van het KCT en de Amerikaanse SOF-eenheden.”
Tijdens de hele oefening met de staf in isolatie
Coronatesten
Top natuurlijk dat er al zo snel geoefend kon worden, maar ook een beetje vreemd misschien in tijden waarin bijna alle oefeningen aan banden zijn gelegd. “Ten eerste ging het om het inzetgereed krijgen van een capaciteit die we in 2021 echt moeten leveren”, benadrukt kolonel De Gruijter. “Ten tweede hebben we al het personeel getest op corona voordat ze aan de oefening deelnamen. Een aantal Belgische collega’s bleek besmet en kon niet mee. Vervolgens hebben we tijdens de hele oefening met de staf in isolatie gezeten. En voordat we weer naar huis gingen, hebben we al het personeel nogmaals getest.” Al met al was het een geslaagde exercitie: sinds 5 november heeft de nieuwe air battle staff het NAVO-certificaat op zak.
De eersten
“Wij zijn de eersten die binnen de NAVO deze capaciteit tri-nationaal hebben ontwikkeld”, vertelt De Gruijter. “Dat is iets wat met veel interesse wordt gevolgd door andere lidstaten die overwegen om ook multinationaal een SOATG-capaciteit te creëren. Ook om te laten zien dat de NAVO niet alleen maar de Verenigde Staten is, en dat we allemaal ons steentje bijdragen aan de gemeenschappelijk verdediging.”