Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 04 | 2019
5 vragen over 5e generatie luchtmacht
Bouwstenen Nasoc en AirC2
Aan de 5e generatie luchtmacht is in de Vliegende Hollander al eerder aandacht besteed, maar in 2019 moeten de bouwstenen waaruit die 5e generatie is opgebouwd concreet vorm krijgen. Daarom passeren ze dit jaar 1 voor 1 de revue of soms samen. Deze maand het National Air and Space Operations Center (Nasoc) en Air Command and Control (AirC2) . Luitenant-kolonel Bart Hoeben legt in 5 stappen uit, waarover dat gaat.
“Vergelijk het werkveld van het Nasoc een beetje met een Combined Air Operations Center (CAOC, red.); een organisatie waar alle informatie bij elkaar komt en waarvandaan operaties aangestuurd worden. Alleen werken op zo’n internationaal CAOC 100’en mensen die vooral druk zijn bij een grote operatie. Dat wordt het Nasoc natuurlijk niet. Dat moet vanaf het operationele niveau de luchtmacht aansturen en de tactische uitvoering – waar we ook goed in zijn – vrij laten. Wij hebben ook niet de ambitie een internationale operatie aan te sturen, maar die wel te ondersteunen op het operationele niveau.”
“We zijn begonnen met wat het Operatiecentrum (Opcen, red.) CLSK nu doet. Dat willen we verbeteren door informatiegestuurd optreden. Daarnaast willen we invloed krijgen op aansturen van internationale operaties. Daarvoor hebben we een AirC2-cel ingericht, 1 van de elementen van het Nasoc. Vanuit die cel wordt een pool van 70 mensen samengesteld en getraind. Die kunnen we dan in voorkomend geval sturen naar een internationaal hoofdkwartier om daar op sleutelposities invloed te krijgen hoe onze middelen operationeel worden ingezet. Meebepalen dus; we willen meer aan het stuur zitten. Gaan we dan een groot Nasoc inrichten en wachten tot er iets gebeurt? Nee, die mensen hebben gewoon een baan elders in binnen het CLSK. Binnenkort activeren we het NASOC, waarbinnen het OPCEN, de AirC2 cel en andere elementen zoals Electronic Warfare, Cyber en de Intelligence Surveillance en Reconnaissance Divisie (ISR-D), optimaal gaan samenwerken.”
“De huidige plek van het Opcen CLSK, de Cockpit, is de plek waar het Nasoc wordt geactiveerd. Daar vandaan richt het zich op de aansturing van inzet en gereedheid. Ook nationale civiele operaties, waar geen operationeel-niveau luchtspecialisme aanwezig is, worden ondersteund. Want hoe zet je vliegende militaire middelen in bij een crisis in eigen land? Die kennis is niet bij een ministerie van Justitie of een burgemeester aanwezig. Bij een kaping van een vliegtuig is dat al goed ingericht, maar denk bijvoorbeeld aan een terroristische aanslag in een stad. Ook dan kan een beroep worden gedaan op de luchtmacht. Dan heb je luchtspecialisme nodig. In die aansturing speelt het Nasoc de sleutelrol.”
“We hebben gekeken naar het effect dat het Nasoc moet bereiken, en dus niet naar de huidige gebouwen, organisaties en mensen die daarin werken. Welke activiteiten moet het ontplooien? Het CLSK wil meer regie (AirC2, red.) voeren op het operationele niveau. Daarvoor is het Nasoc. Daarnaast hadden we ook het operationele niveau van ISR nog niet goed ingericht. Tactisch doen we het – wederom – heel goed, met bijvoorbeeld het 306 Squadron. Maar dat gaat om 1 sensor. Strategisch vult de MIVD het plaatje in. We hebben binnen het CLSK echter geen ‘multi-source’ analyse op operationeel niveau – zoals van de Apache of straks de F-35 –om onze eenheden te ondersteunen. We willen van ‘situational awareness’ op tactisch niveau naar ‘situational understanding’ op operationeel niveau. Dat gaat de ISR-divisie doen. Het wordt een loket naar de maat van onze luchtmacht; geen divisie zoals in een CAOC uiteraard.
Om al die (vaak geheime) informatie goed te kunnen delen heeft de luchtmacht een nieuw netwerk uitgerold. Met het C4ISR-net – ontworpen en gebouwd door Staf CLSK, CIS en het JIVC – verbinden we vanaf eind april alle operationele eenheden.”
“Is dit een revolutie op 1 dag? Nee, het is een evolutie. We gaan pionierend voorwaarts. Die ruimte krijgen we ook. We zijn begonnen met kijken naar wat het Opcen doet, hoe ze samenwerkt met de AirC2-cel en andere afdelingen en hoe dat past in een Nasoc-gedachte en het operatieconcept. We willen tot informatie- en besluitvormingsdominantie komen en daarvoor heb je, naast de informatie over de vijand, nóg iets nodig: gereedstellingsinformatie over je eigen middelen. We noemen dat ‘business intelligence’. Dat samenbrengen in een Nasoc is uniek. Je kunt niet besluiten wat je gaat doen, zonder dat je de juiste gereedstellingsinformatie hebt. En alles doen we met als doel; met dezelfde mensen en middelen een optimale inzet en gereedheid genereren.”
Tekst en foto’s: Arno Marchand