Tekst kapitein Arthur van Beveren
Foto archief Defensie
Meer flexibiliteit in verschuiven budgetten door de tijd
Bij langjarige investeringsprojecten wil Defensie zeker weten dat het budget gedurende de looptijd beschikbaar blijft. Begrotingstechnisch was dit tot 2020 beperkt mogelijk ,alleen het investeringsartikel kende een oneindige eindejaarsmarge. Het Defensiematerieelbegrotingsfonds brengt daar verandering in. Geld in het fonds staat voor de gehele projectperiode vast.
Populair gezegd: je maakte een projectplan, kreeg toestemming en budget, voerde het uit en in het volgende jaar begon dat weer opnieuw. Het parlement autoriseerde voor één jaar de uitgaven in het zogenaamde kas- en verplichtingenstelsel. Niet uitgegeven exploitatiebudget werd verondersteld niet nodig te zijn geweest en vloeide – afgezien van een 1% marge – terug naar het ministerie van Financiën. Aan die eerste werkwijze van het parlement verandert niets, maar de manier waarop met het budget voor investeringen wordt omgegaan wel.
Grote, met name meerjarige, investeringsprojecten zoals de vervanging van de F-16 of opvolger voor de onderzeeboten kunnen door hun complexiteit echter vertragen en dan is het wel fijn als het niet-uitgegeven budget meegenomen kan worden naar volgende jaren.
Het Defensie Materieelbegrotingsfonds
In overleg met het Ministerie van Financiën zijn budgetten gekozen die in aanmerking komen voor een verhuizing van het oorspronkelijke hoofdstuk 10 (Defensie) uit de Rijksbegroting naar hoofdstuk K (het Defensiematerieelfonds). Denk daarbij aan de budgetten voor nieuw materieel maar ook investeringsbudgetten voor infrastructuur en vastgoed en IT. Die laatste twee zijn vaak onlosmakelijk verbonden met het nieuwe materieel. Zo’n begrotingsfonds is overigens niet nieuw. Ook Rijkswaterstaat, dat veel werkt aan jarenlange projecten als het vervangen van een brug, maakt er gebruik van.
Voor- en nadelen
De bedoeling is dat het geld dat in het fonds terecht komt daar ook niet meer uit kan en beschikbaar blijft voor het project. Andersom kan het budget ook naar voren worden gehaald, als een project sneller gaat dan verwacht. Defensie is dus flexibeler in het verschuiven van budget in de tijd, maar het levert wel iets in aan bewegingsruimte als het gaat om schuiven tussen nieuwe artikelen. Waar in de klassieke begroting alle materieelprojecten werden verantwoord op één artikelonderdeel is in het DMF gekozen voor een indeling in meerdere artikelen. Houdt een maritiem project (artikel 2) nu geld over, dan kan dat niet zomaar voor een landmachtproject (artikel 3) worden ingezet. Zo’n mutatie moet in de nieuwe situatie gebeuren via de Hoofddirecteur Financiën en Control (HDFC) en het Ministerie van Financiën.
Ook instandhouding
Behalve de aanschaf van het materieel wordt in het DMF de instandhouding ervan verantwoord. Om die reden zijn de onderhoudsbudgetten voor de operationele commando’s ook overgegaan van het defensiehoofdstuk in de rijksbegroting naar het fonds. Dan gaat het om bijvoorbeeld munitie voor oefening en training en kleding en uitrusting. De afstoting van materieel (inclusief infrastructuur en vastgoed en IT) is ook opgenomen in het DMF. Zodoende kunnen de opbrengsten van de verkoop ervan ten goede komen aan nieuw investeringsprojecten van Defensie.
Plannen maken
De nieuwe manier van werken dwingt plannenmakers financiële ramingen voor toekomstige projecten zo realistisch mogelijk maken. Zodanig dat er voor de lange termijn voldoende budget is, maar dat er niet veel te kleine of grote bedragen op de raming staan. Schuiven van geld naar andere projecten is zoals gezegd moeilijker geworden. Tegelijkertijd is er de ambitie van Defensie om te groeien naar de 2% NAVO-norm. Dit levert in de praktijk nogal eens spanning op. Het DMF staat nog in de kinderschoenen. Met grote investeringen in het vooruitzicht moet het gaan laten zien of de voordelen opwegen tegen de nadelen.