Tekst kapitein Arthur van Beveren
Foto Archief MCD

Materieel klaarmaken voor strijd van toekomst

De noodzaak van Informatie Gestuurd Optreden ontbreekt in geen enkel recent beleids- of visiedocument. Het materieel moet technisch wel geschikt zijn voor deze nieuwe toekomst. Om dat snel mogelijk te maken moderniseert de DMO binnen het FOXTROT-programma daarom per eenheid in plaats van platform zoals voorheen.

Binnen de transitie naar Informatiegestuurd Optreden (IGO) staat C4I centraal. Command, control, communications, computers, and intelligence vormen samen het technische zenuwstelsel van de militaire operatie. De informatiepositie van de militair moet te allen tijde voorlopen op die van de tegenstander. IGO betekent een fundamentele verandering in aanpak op vele fronten waaronder het materieelonderhoud. De looptijden van de IT achter C4I volgen namelijk een andere cyclus dan conventionele wapensystemen en materieellogistiek.

“Harde randvoorwaarden voor de IGO-behoefte van morgen”

Onderhoud aan een Boxer pantservoertuig in 2014.
Onderhoud aan een Boxer-pantservoertuig in 2014. Het voertuig is in 2021 nog goed bruikbaar, maar de communicatiemiddelen en software van toen voldoen niet meer.

IGO-capable

Van oudsher zijn militaire platformen primair ontwikkeld voor ‘rijden’ en ‘schieten’. Het past in deze cyclus om grofweg halverwege de looptijd een mid-life update (MLU) uit te voeren. Op dit moment wordt in die bestaande cyclus IT ingebouwd of aangepast maar hardware- en software-updates kennen een veel snellere omlooptijd. “De huidige eerste stap in de IGO-transitie is de uitdaging om onze bestaande platformen IGO-capable maken”, legt majoor Danny Venema, Operational Requirements manager binnen FOXTROT uit. “We moeten platformen nu uitrusten met harde randvoorwaarden voor de IGO-behoefte van de eenheden van morgen”.

Onderhoud aan een Pantserhouwitser 2000NL.
Veel voertuigen van Defensie moeten worden aangepast aan toekomstig Informatiegestuurd Optreden.

Eenheidsgewijs moderniseren

Eigenlijk is het niets anders dan wat we op onze smartphones zien gebeuren: de telefoon zelf en alle apps kennen hun eigen updatecyclus. Je wacht niet met het updaten van een app tot je een nieuwe telefoon hebt. Alle Boxers of Fenneks tegelijk aan de kant zetten voor een software-update is geen optie. Daarom heeft FOXTROT binnen het mobiele operatiedomein de opdracht om de modernisering op eenheidsniveau uit te voeren. 44 Pantserinfanteriebataljon krijgt als eerste eenheid met de nieuwe werkwijze te maken. Het moderniseren gaat in vaste periodes waarin een deel van het materieel wordt klaargestoomd voor IGO.

“Zijn er voldoende antennes, aansluitingen, ruimte en energie voor C4I?”

Praktijk

Bij de modernisering van het 44e zijn een twintigtal verschillende platformen gemoeid. Dat brengt hele praktische vraagstukken met zich mee. Zijn er voldoende antennes, aansluitingen, ruimte en energie voor de C4I-behoefte van morgen? In de ideale wereld wel, maar Alex Janssen, technisch specialist bij FOXTROT, weet beter: “Eind 2020 hebben we een fysieke schouw uitgevoerd van de CV90 en Pantserhouwitser. Daarin kwam een aantal pijnpunten naar boven. Confronterend, maar verklaarbaar vanwege de ouderdom van het materieel. Een personenauto van 15 jaar geleden was ook nog niet klaar voor digitale radio. Er moet flink wat gebeuren en dat doen we samen met de industrie en kennisinstellingen.”

Interieur van een Fennek verkenningsvoertuig in 2014.
Systemen die in 2014 los van elkaar stonden, moeten tegenwoordig verder geïntegreerd worden.

Fundamenteel anders werken

Een extra voordeel van het eenheidsgewijs moderniseren is dat militairen tijdens het proces hun specifieke operationele benodigdheden kunnen delen. Een ingenieur kan aan de tekentafel zaken missen waar een militair in de praktijk tegen aan loopt. Het FOXTROT-programma zet een eerste stap in de transitie naar IGO. Tijdens reguliere onderhoudsbeurten wordt het materieel klaargemaakt voor de toekomst, zodat bij de volgende modernisering nieuwe apparatuur daadwerkelijk geïntegreerd wordt. Dat vraagt om een fundamenteel andere kijk op materieelonderhoud, die uitgaat van meer dan alleen ‘rijden’ en ‘schieten’.