02

Dit artikel hoort bij: Landmacht 07

‘Onder druk en bliksemsnel’

Tekst KAP Saminna van den Bulk
Foto Korps Commandotroepen, KPL Gregory Fréni

Korps Commandotroepen in Kabul

De verwachting was om enkele honderden mensen uit het gebied te halen. Uiteindelijk wisten de militairen zeker 2.500 mensen uit Afghanistan te evacueren. KCT’er en commandant taakeenheid Tijs kijkt met een goed gevoel terug op de operatie in Afghanistan. “We hadden het liefst iedereen gered, maar je kan niet heel Kabul meenemen.”

Op het ene moment geniet hij met zijn campertje van de Zuid-Franse zon, op het andere moment hangt hij aan het gaspedaal om zo snel mogelijk in Nederland te komen. Tijs, operator bij het Korps Commandotroepen is wel wat gewend. “Maar de chaos waarin we nu terecht kwamen, was van een heel unieke orde.”

Een luchtbrug werd opgezet om evacués uit het gebied te vervoeren.

Het is 16 augustus als de call komt. De situatie in Afghanistan loopt uit de hand. De Taliban weet na gehuchten, districten en complete regio’s ook de Afghaanse hoofdstad Kabul in handen te krijgen. Inwoners proberen op alle mogelijke manieren het land uit te vluchten. Richting het vliegveld komt een exodus op gang. Het zijn beelden met een duidelijke boodschap: het is nu of nooit. Alle coalitiepartners, waaronder ook Nederland, zetten met spoed een evacuatie-operatie op touw.

Mensenmassa’s bij East Gate.

Met grote haast wordt een team elitemilitairen samengesteld. Tijs is een van hen. Kort na het afbreken van zijn vakantie staat hij op Eindhoven Airport, omgeven door collega-operators van het KCT, mannen van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB), NL MARSOF-operators, vliegcrews van 336 Squadron en personeel van het ministerie van Buitenlandse Zaken, onder wie ambassadeur Caecilia Wijgers.

Neuzen dezelfde kant op

Een taakverdeling is snel gemaakt. Het KCT opereert vanaf Hamid Karzai International Airport. De commando’s hebben de meest recente ervaring op en rond de luchthaven. Tijs: “Als commandant taakeenheid was ik samen met de ambassadeur in de lead om de operatie ter plekke in goede banen te leiden. Vanuit het Special Operations Command en de Directe Operaties kreeg ik alle vertrouwen om te handelen. Alle neuzen stonden dezelfde kant op.” De BSB beveiligt het ambassadepersoneel op Kabul en springt bij waar mogelijk. NL MARSOF beveiligt de vluchten tussen Pakistan en Afghanistan, ter bescherming van mens en materieel.

NL MARSOF beveiligt de vluchten, BSB en KCT opereren vanaf de luchthaven in Kabul.

‘Als we hier even honderden mensen uit moeten trekken, gaat dat nooit lukken’

Zwarte vlekken

De opdracht is even helder als summier: haal de mensen op de lijst van Buitenlandse Zaken uit het gebied. Maar hoe? “Na de landing op Kabul zakte de klep van de C-130 Hercules en al wat we zagen was chaos.” Verlaten gebouwen en om de luchthaven ‘knetterveel mensen’. Allemaal willen zij de luchthaven bereiken. Amerikaanse militairen zijn echter verantwoordelijk voor de base. Iedereen toelaten tot de luchthaven is simpelweg niet mogelijk, want een wanorde op de landingsbaan zal het gevolg zijn. Om zijn woorden kracht bij te zetten, toont Tijs een luchtfoto. De zwarte vlekken bij de gates zijn in werkelijkheid mensenmassa’s, verzameld voor de poorten. “Ik dacht: als we hier even honderden mensen uit moeten trekken gaat dat nooit lukken.”

“Comms en spullen voor 72 uur, dat hadden we mee. Dan zie je: voor ons SOF maakt het niet uit hoe rijk of arm je ons qua spullen op pad stuurt, wij regelen het.”

Inhumaan

Op het vliegveld richten de Nederlanders een compound in, maken een beveiligingsplan en zetten de comms met Pakistan op, de logistieke hub vanwaar de operatie wordt geleid door het Nederlandse contingent aldaar. Die eerste nacht verkennen de commando’s het hele vliegveld. Spreken met coalitiepartners ter plaatse. Bij de North en East Gate staan operators bij de menigte. “Wat we zagen was inhumaan. Kinderen die werden doorgegeven. Mensen die werden verdrukt of in hun eigen poep en plas stonden. Zowel Amerikanen als Taliban vuurden schoten af om de meute te beheersen. Het was een en al hysterie en wanhoop.”

‘Een en al hysterie en wanhoop’

De ‘ground truth’

De operators lijken in een parallel universum beland. Met aan de ene kant de Nederlandse realiteit. “Ik werd gebeld met de vraag of ik even naar een bepaalde gate kon gaan om een gezin op te vangen en ze binnen te halen.” De vraag staat in schril contrast met de ‘ground truth’, de Afghaanse werkelijkheid. “We werkten 24 uur per dag, maar de evacuatie verliep moeizaam, simpelweg omdat het niet lukte de mensen uit de menigte te krijgen.” Tot na 2 dagen een scherpe operator op een idee komt. “Hij vroeg een gezin van de East naar Abbey gate te lopen, langs de T-wall.”  Die route werkt. Het gezin weet de operator even verderop bij de Abbey Gate te bereiken. “Dat is echt de kracht van de enkele man binnen het KCT”, verklaart Tijs.

Het gat in het hek, waar de Nederlanders de evacués konden opvangen.

Strontsloot

Met knip- en plakwerk maken de commando’s een kaart met daarop getekend waar iedereen naartoe moet komen. Vanaf dat moment gaat het snel. De evacués weten de militairen te bereiken. Tijs: “We verzamelden op een plek waar we het hek en de concertina’s open hadden getrokken. Daarvoor was een strontsloot. We hadden een tablet met daarop een namenlijst, die elke twee uur werd ververst. Stond je op de lijst? Dan kon je door naar het Snel Consulair Ondersteuningsteam, dat de documenten checkte.”

Er ontstaan schrijnende situaties. “Mensen hadden een broer of oma meegenomen, maar die stond niet op de lijst. Hoe hard ook: die mensen moesten terug. Sommigen raakten dan volledig in paniek. Anderen hoorden die boodschap gelaten aan.”

“We zagen van alles langskomen: gezinnen met kindjes, mensen die verwondingen hadden van het prikkeldraad.”

Langer en langer

De lijst van evacués werd onderwijl steeds langer. “Eerst was het enkel eigen ambassadepersoneel binnenhalen. Gedurende de week kwamen daar de tolken en mensen bij die voor de Nederlanders hadden gewerkt. De klus werd daardoor steeds omvangrijker.”

Hoewel continu op de been, de operators moeten scherp blijven. “We zagen van alles langs komen: gezinnen met kindjes, mensen die verwondingen hadden van het prikkeldraad. Maar ook gelukszoekers die niet op de lijst stonden, maar wel meermaals naar binnen probeerden te glippen. Er waren Afghanen die een vals paspoort of documenten van Buitenlandse Zaken hadden, die niet van hen waren.”

Vanaf het gat in het hek brachten de KCT’ers de evacués naar een holding area even verderop. “De vrachtwagen hebben we zelf geregeld, pasten zeker dertig mensen in. Daarmee reden we zes kilometer naar een holding area bij het militaire gedeelte van de luchthaven, waar de mensen in het vliegtuig stapten.”

Aan de dood ontsnapt?

31 augustus geldt als deadline. Dan moeten alle coalitiepartners weg zijn van de luchthaven. Daarom verzoeken de Amerikanen de Nederlanders op donderdag 26 augustus te vertrekken. “Die ochtend zijn we gestopt met evacueren. Het werd steeds lastiger mensen binnen te krijgen, de Taliban-strijders werden onrustig en de sfeer grimmiger. Er was een stijgende concrete dreiging van een zelfmoordaanslag.”

Tijs maakt de call, het hele team is het eens. Hier eindigt de evacuatie. Noem het een vooruitziende blik, noem het onderbuikgevoel. “Precies daar waar wij stonden blies iemand zich die avond op. Natuurlijk denk je dan: wat als? Dan hadden we hier mogelijk niet gezeten.”

In plaats daarvan is het team druk bezig met de noodextractie. Essentieel materieel gaat mee, voertuigen worden onklaar gemaakt. “We gingen weg zoals we erin kwamen: onder druk en bliksemsnel.”

‘Precies daar waar wij stonden blies iemand zich op’

Alles op alles

“Onder druk wordt alles vloeibaar. Ik durf echt te zeggen dat iedereen het maximale heeft gedaan wat hij of zij kon. De mensen van BuZa, collega’s op Kabul, de crews op de Hercules… iedereen heeft continu alles gegeven.” Ondertussen klinken er in Nederland geluiden dat er meer mensen geëvacueerd hadden moeten worden. Maar ook dat de militairen amper van het vliegveld zouden zijn gekomen. Tijs benadrukt hier nogmaals: “We hebben echt alles gedaan wat mogelijk is.”

“Je kan niet heel Kabul meenemen. Dat is wrang, maar wel de realiteit.”

Bij Tijs overheerst een gevoel van trots. “We zouden naar verwachting enkele honderden mensen uit het gebied halen. Het werden er 2.500. Dat hebben we te danken aan de inzet van het volledige team. Vergis je niet: al die mensen zijn een voor een langs ons gekomen. Ja, er zijn mensen achtergebleven. We hadden het liefst iedereen gered, maar je kan niet heel Kabul meenemen. Dat is wrang, maar wel de realiteit.”