Tekst Bert van Elk en Bianca Kuijpers (Woord!)
Foto NIMH

Het verhaal van: Henk Bouwens

Op 15 augustus herdenken we het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië. Hoewel de oorlogsjaren in ‘De Oost’ in heftigheid niet onderdeden voor wat er in Europa gebeurde, trekt de strijd in Nederlands-Indië veel minder de aandacht dan die in Nederland. Veel van de militairen die destijds de wapenen opnamen zijn, 76 jaar later, inmiddels overleden.

Als eerbetoon aan hen besteedt de Defensiekrant, op basis van al eerder gepubliceerde artikelen, aandacht aan de oorlog in de Indische Arcipel.

Indiëveteraan Henk Bouwens werd, nadat het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) zich in 1942 had overgeven aan Japan, krijgsgevangen gemaakt. Hij moest aan het werk bij de Birmaspoorlijn; het 415 kilometer lange tracé tussen het Thaise Nong Pladuk en Thanbyuzayat in Myanmar (Birma). 

In maart 2019 werd de toen 95-jarige veteraan in zijn woonplaats Veldhoven geëerd met het Oorlogsherinneringskruis en het Ereteken voor Orde en Vrede. Een erehaag van veteranen wachtte hem daar op. Bouwens overleed in juni 2020. Zijn dochter Anita, die eveneens in dit verhaal aan het woord komt, in april 2021.

Henk Bouwens krijgt de onderscheiding in Veldhoven. Foto: Fotopersburo Van de Meulenhof BV.

Op 6 augustus 1941, op achttienjarige leeftijd, wordt de in Malang in Nederlands-Indië geboren Bouwens als dienstplichtige ingelijfd bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. (KNIL). Bij het 21e Bataljon Infanterie (R.H.) in Djokjakarta. Een maand later, na zijn elementaire opleiding, wordt de jongeman overgeplaatst naar het Depot Mitrailleurs te Magelang. Daar krijgt Bouwens een opleiding tot mitrailleurschutter. Als Japan op 17 december 1941 Borneo aanvalt, is de jonge militair gelegerd in Modoeng op het eiland Madoera, tegenover Soerabaja. Daar wordt hij op 9 maart 1942 krijgsgevangen gemaakt.

Wrede behandeling

Bouwens loopt zeker honderd kilometer van Madoera naar Soerabaja en wordt daar op 15 augustus 1942 geregistreerd in het Java Prisonor of War camp 3. Daarna volgt een voettocht van de enorme afstand van 662 kilometer naar Kamp10 in Jakarta. In afwachting van transport naar Birma. 

Geallieerde krijgsgevangenen aan het werk aan de Birma-Spoorlijn. Foto: G Geschiedenis

Verstikking

Na ruim vier maanden, op 29 december 1942, wordt Bouwens met ongeveer duizend andere krijgsgevangenen in Singapore ingescheept op de Nitimei Maru. Dit 4.693 ton metend Japans vrachtschip vertrekt dan met ongeveer duizend Nederlandse krijgsgevangenen en 1.562 Japanse militairen naar Moulmein in Birma. De Japanse transportschepen worden later berucht door de zeer slechte leefomstandigheden aan boord en de wrede behandeling van de krijgsgevangenen. Ze zitten opeengepakt in de ruimen met weinig lucht, eten of water. Veel gevangenen overlijden aan verstikking, verhongering, uitdroging of dysenterie.

Bouwens (niet op deze foto) was mitrailleurschutter. Foto: NIMH.

De Nitimei Maru zinkt

Op 1 januari arriveert het schip in de haven van Pinang. Daar wordt een konvooi samengesteld met naast de Nichimei Maru, de Moji Maru 2 en enige escorteschepen. Het gezelschap vertrekt pas na elf dagen voor een reis met een onfortuinlijke afloop. Op 15 januari 1943 wordt de Nichimei Maru in de Golf van Martaban, zo'n 75 kilometer van Moulmein, getorpedeerd. Vermoedelijk het werk van een Amerikaanse onderzeeboot. 

Bouwens springt overboord en drijft uren in zee voordat hij en andere drenkelingen door de Modji Maru worden opgepikt. Ook de passerende tanker Soerabaja Maru neemt drenkelingen mee. Uiteindelijk worden 968 krijgsgevangenen gered die enkele dagen later in de Birmese havenstad Moulmein arriveren.

Een mogelijk in het geheim genomen foto van het krijgsgevangenenkamp in Kanchanaburi in Thailand, waar Bouwens verbleef. Foto: ww2today.

Beruchte spoorbrug

Van daaruit gaat Bouwens naar een gevangenkamp in Thanbyuzayat om te werken aan de Birmaspoorweg. “We moesten twee kuub zand per dag versjouwen. Talud op en talud weer af", vertelde hij jaren geleden over de aanleg van de Birmaspoorlijn. Later volgt een transport naar Thailand. Om bij Kanchanaburi, vanuit het krijgsgevangenkamp bij Chungkai, te werken aan de beruchte spoorbrug over de rivier Kwai.

‘De andere mannen hielden van Indische jongens’

Bang voor verkrachting

Bouwens lijdt aan het eind van zijn leven veel pijn. Hij heeft daarom soms moeite om uit zijn woorden te komen en zich zaken te herinneren. Op heldere momenten weet hij wel veel details over zijn tijd als krijgsgevangene te vertellen. “We waren bang om verkracht te worden”, vertelde hij bijvoorbeeld. “De andere mannen hielden van Indische jongens. Wij zagen er jong uit. Ik gebruikte alle kleren die ik nog had om me daartegen te beschermen.”

Een Japanse wacht bij POW-kamp Thanbyuzayat in Thailand, waar Henk Bouwens gevangen zat. Foto: Javapost.

Stelen

Bouwens wordt keukenhulp en krijgt soms restjes voedsel. Die eet hij overigens niet zelf op, maar geeft het voedsel weg aan de krijgsgevangenen die het harder nodig hadden. Hij vertelt dat de Japanners hen niet zo slecht behandelden. “Hun Koreaanse helpers mishandelden ons." Uiteindelijk brengt Bouwens 3,5 jaar door in gevangenschap. 

‘Ik droomde over de moordenaars’

Het Japanse Hell Ship Nichimei Maru, dat Henk Bouwens naar Birma moest brengen. Het schip, dat tot 1938 als het Noors vrachtschip de Alfred Nobel over de zeeën voer, werd in 1938 verkocht aan Nissan. Foto: Courtesy of Alfred Nobel.

Opgehangen

De oud-militair krijgt na de oorlog last van nachtmerries en herbeleeft zijn kamptijd. Bouwens was dan zo bang dat hij in zijn slaap zijn vrouw sloeg. “Ik ben er voor in therapie geweest. Ik droomde over de moordenaars en de 'slechte' dingen die we deden”, verwees Bouwens naar de medicijnen die hij van de Japanners stal met zijn beste vriend Jan Cordus. De pillen en poeders brachten ze naar een krijgsgevangene die dokter was. “Ik vind het heel leuk dat ik word onderscheiden”, zei hij in maart 2019. “Maar eigenlijk moest Jan Cordus ook onderscheiden worden. Ik weet niet of dat postuum al gebeurd is.”

Bouwens voelt dat de diefstal niet eeuwig onopgemerkt kan blijven en waarschuwt Cordus als hij op een dag weer met de geneesmiddelen aan de slag wil. “Met kerst wilde ik niet stelen, dus ging Jan alleen. Hij werd gepakt en is opgehangen. Wij mochten het als krijgsgevangenen niet zien.”

De kaart van Henk Bouwens uit de Japanse kampadministratie. Foto: Nationaal Archief.

Na de oorlog

Bouwens wordt op 15 augustus 1945 bevrijd in het Thaise krijgsgevangenkamp in Tamuang. Exact een half jaar later gaat hij in Bangkok aan boord van de SS Rajula, richting Bali. Via Singapore en Soerabaja komt hij daar drie weken later aan en wordt gelegerd in Den Pasar. Eind maart landt Bouwens met het 1e Bataljon van de Bali/Lombok Brigade in de baai van Lembar op Lombok. Na een reorganisatie dient hij bij de Y-brigade, verblijft in Palembang en wordt uiteindelijk militiesoldaat eerste klasse autobestuurder. Een kleine zeven jaar na zijn indiensttreding verlaat Bouwens op 16 juni 1948 de dienst en vertrekt naar Nederland. 

KNIL-militairen staan met een buitgemaakte Japanse vlag op een open vrachtauto op het Stationsplein te Batavia op 1 maart 1942. Foto: NIMH.

'Het was heftig om te zien dat mijn vader zo erg heeft geleden'

Kinderen adopteren

Eén van de gevolgen van zijn krijgsgevangenschap is dat Bouwens, door de ondervoeding op jonge leeftijd, geen kinderen kan krijgen. Daarom adopteren hij en zijn vrouw Laura vier kinderen. “Ik kwam als verrassing voor mijn vrouw een keer thuis met een baby”, vertelde hij.

Dochter Anita herinnerde zich van vroeger dat haar vader weleens over zijn ervaringen vertelde. “Maar toen we jong waren hadden wij daar totaal geen begrip voor. 'Ja pap, nu weten we het wel', zeiden we dan. Dat begrip kwam pas later.” Anita begeleidde haar vader vaak en hoorde regelmatig nieuwe details. “De Japanners waren streng en straften veel. Het moet heel erg zwaar zijn geweest als je nog maar achttien jaar bent. Begin jaren zestig is hij afgekeurd, omdat hij het fysiek niet meer aankon. Het was heel heftig om te zien dat mijn vader zo erg heeft geleden. Hij gaf voedsel weg en heeft daarvoor moeten boeten met onvruchtbaarheid.”