Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto NIMH
Generaal-majoor de Ruyter van Steveninckkazerne
Nederland telt 50 actieve kazernes. Vroeger waren dat er nog veel meer. Achter elke kazernenaam schuilt een verhaal. Van bijzondere architectuur, een historische gebeurtenis tot een heldhaftig militair. In de rubriek ‘achter de wacht’ gaat de Defensiekrant op zoek naar die verhalen. Dit keer hebben we het over de generaal-majoor de Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot.
De thuisbasis van 13 Lichte Brigade heeft de langste kazernenaam van ons land en is vernoemd naar een militair met een stormachtige carrière. Albert Cornelis de Ruyter van Steveninck. Geboren in 1895 in Tiel. Groeit op in een gezin met 5 kinderen. De 3 zonen gaan in dienst. Militair bloed stroomt al eeuwen door de aderen van de familie; ze zijn directe afstammelingen van Michiel de Ruyter.
De lucht in
In oktober 1915 begint Albert Cornelis zijn loopbaan als artilleriecadet op de Koninklijke Militaire Academie in Breda. 3 jaar later begint hij als tweede luitenant bij het 1e Regiment Veldartillerie. Het nieuwe militaire wapen, de luchtvaart, trekt zijn belangstelling. Hij combineert vliegen met zijn dienstvak en wordt luchtwaarnemer.
In 1922 vertrekt hij voor een cursus over zijn nieuwe functie naar Frankrijk. De talloze reorganisaties door bezuinigingen op het leger tijdens het interbellum zorgen ervoor dat Albert Cornelis maar traag in de rangen stijgt. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog is hij nog altijd kapitein. Tijdens de inval in mei 1940 zit hij in Brussel voor een samenwerkingsproject met de Belgische krijgsmacht.
Ballingschap
De wegen van de 3 militaire broers scheiden drastisch. Terwijl Albert Cornelis richting het Franse Vichy vlucht, en zich daarna via Noord-Afrika en Portugal in Engeland bij de Koninklijke Nederlandse Brigade voegt, blijven oudere broers Anthony en Raimond in Nederland. Raimond, een van de oprichters van de Nationaal Socialistische Beweging en eerste commandant van diens knokploeg de WA, schopt het zelfs tot burgemeester in Leiden. Wanneer Albert Cornelis met zijn Prinses Irene Brigade ingegraven ligt achter het Wilhelminakanaal, dichtbij de plek van de huidige kazerne in Oirschot, voert Raimond Duitse bevelen uit in de Sleutelstad.
Vreemdelingenlegioen
Op 15 mei 1941 neemt Albert Cornelis in de rang van majoor het bevel over het 1e bataljon op zich. De Brigade, die vanaf eind augustus van dat jaar door het leven gaat als de Koninklijke Nederlandsche Brigade ‘Prinses Irene’, is een waar vreemdelingenlegioen met mannen uit tientallen landen van over de wereld. Ze hebben wel iets gemeen: een Nederlands paspoort, maar de taal zijn ze soms niet machtig. Aan Cornelis om van dit gemêleerde gezelschap een vechtende eenheid te maken. Vanaf januari 1942 doet hij dat als brigadecommandant en stijgt hij verder in rang tot luitenant-kolonel.
Pont-Audemer
Op 6 en 7 augustus 1944, 2 maanden na D-Day, komen ruim 1200 militairen van de Prinses Irene Brigade aan land in Normandië (bij Arromanches en Courseulles). Ze zijn onder de indruk van de kunstmatige Mulberry havens en de enorme hoeveelheid mens en materieel. Ook rechts rijden is na al die jaren in Groot-Brittannië wennen.
Het eerste contact met de Duitsers heeft de brigade bij St-Come. Samen met de Belgische brigade Piron bevrijden ze daarna Pont-Audemer. Een maand later staat de overste met zijn mannen aan de grens met Nederland.
Zegetocht
Eenmaal terug in het thuisland wordt nog een aantal pittige gevechten gevoerd, onder meer bij Hedel en Tilburg. De aankomst in Den Haag na de bevrijding is een ware zegetocht. Het volk ontvangt de Nederlandse troepen met open armen. In Amsterdam volgen enkele dagen later dezelfde taferelen.
Broer Raimond zit ondertussen vast en wacht vervolging. Albert Cornelis is brigadecommandant af. Het legeronderdeel wordt kort na de oorlog ontbonden en vormt de basis voor een nieuwe organisatie. Cornelis wordt dan lid van het Hoog Militair Gerechtshof. In december 1947 getuigt hij nog voor zijn broer Raimond in de rechtszaal. 2 jaar later overlijdt de voormalige commandant, op 53-jarige leeftijd en in de rang van generaal-majoor.
Legerplaats Oirschot
Op de Oirschotse Heide waar Albert Cornelis De Ruyter van Steveninck met zijn Prinses Irene Brigade in 1944 verblijft, verrijst na de oorlog een enorm legerkamp om troepen voor Indonesië op te leiden. Eind jaren 40, begin jaren 50, wordt de legerplaats Oirschot ontwikkeld. De naam van de voormalige commandant wordt in september 1969 aan de kazerne verbonden. Zijn weduwe onthult een bronzen buste.
Het 17e Pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers Prinses Irene bewaakt de tradities van de oorspronkelijke brigade. Een groot deel van de oude kazerne is verdwenen. Enkele gebouwen uit de jaren 40 staan nog overeind. In een ervan huist de regimentsverzameling, met onder meer verschillende uniformen en persoonlijke uitrustingsstukken van Albert Cornelis de Ruyter van Steveninck.