Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto NIMH
Generaal De Bonskazerne
Nederland telt 50 actieve kazernes. Vroeger waren dat er nog veel meer. Achter elke kazernenaam schuilt een verhaal. Van bijzondere architectuur, een historische gebeurtenis tot een heldhaftig militair. In de rubriek ‘achter de wacht’ gaat de Defensiekrant op zoek naar die verhalen. Deze keer de Generaal De Bonskazerne bij Grave.
Archeologie associëren de meeste mensen met spitten in de grond. Archeoloog Jobbe Wijnen van BOEi, een organisatie die zich inzet voor behoud en herbestemming van erfgoed, doet bij de Generaal De Bonskazerne aan de bovengrondse variant. De kazerne uit 1939, die in 1997 werd afgestoten en daarna dienst deed als asielzoekerscentrum (AZC), geeft zijn geheimen prijs.
Rijksmonument
BOEi (Behoud, Ontwikkeling, Exploitatie van Industrieel Erfgoed) herontwikkelt zonder winstoogmerk erfgoed waar commerciële partijen hun vingers niet aan durven te branden. “De gemeente Grave ging akkoord met nieuwbouw van het AZC, mits de oorspronkelijke kazerne, een rijksmonument, een goede bestemming zou krijgen”, vertelt directeur Arno Boon over de aanpak van de onderneming. “Zo konden we in 2014 de kazerne overnemen van het COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers). Sindsdien werken we aan een nieuwe invulling. In de tussentijd restaureerden we al daken, gevels en ramen zodat de gebouwen niet verder achteruit gaan.” De legeringsgebouwen worden omgetoverd tot woningen voor veteranen. Verder komt er een museale invulling die past bij de plek en een bijeenkomstfunctie.
Liefdesbrieven
Tijdens de verbouwing kreeg archeoloog Wijnen met een team de kans in verborgen ruimtes onder dakspanten, in kabelgoten en achter dubbele wanden een kijkje te nemen. “Op aanwijzen van de beheerder zijn we in gebouw B begonnen, waar verschillende eenheden hun bureau hadden”, aldus Wijnen. “Achter een dichtgetimmerd zolderdeurtje vonden we eigenlijk de hele geschiedenis van de kazerne. Er lag een vooroorlogse schootsveldkaart, documenten verwijzend naar de Kriegsmarine (de Duitse zeemacht van 1935 tot 1945, red.) en geallieerde troepen en zelfs een aantal verscheurde liefdesbrieven.”
Chocoladerepen
De brieven komen uit het Britse Evesham en zijn geschreven door ene Bicky. “Hope you return safely. I haven’t forgotten you”, leest Wijnen voor uit de stukjes brieven. “Dat vind ik de mooiste vondsten. Op die manier maak je contact met de geschiedenis.” Een envelop geadresseerd aan Headquarters Netherlands District bewijst dat hier korte tijd het Britse militaire hoofdkwartier voor Nederland gevestigd was. Uit de Koude Oorlogperiode vindt het team verstopte chocoladerepen, boterhammen, zakjes nootjes en gejatte gevechtsrantsoenen. “Dienstplichtige militairen mochten niets meenemen naar hun slaapzalen en deden dat dus stiekem. Dat werd bevestigd tijdens gesprekken met oud-militairen.”
Kernkwaliteiten
BOEi duikt in de geschiedenis van de kazerne en analyseert de historische feiten. "Dat gebruiken we samen met andere eigenschappen van het complex om de kernkwaliteiten te bepalen”, legt Wijnen de werkwijze uit. “Één aspect is het dagelijks militaire leven. De vondsten die we hebben gedaan zijn daar een levendige illustratie van.” Toch is er ook al veel verdwenen, ook omdat er geen algemeen beleid bestaat over wat te doen met dit soort objecten. “We weten bijvoorbeeld dat er eerder op het terrein een onderdeel van een tank is gevonden en door onbekenden is meegenomen. Dat is precies het verschil met onze werkwijze. Wij behandelen het materiaal als erfgoed, beschrijven alles en weten waar de objecten zich bevinden. Verzamelen proberen we zo weinig mogelijk. Voor de vondsten zoeken we een goede bestemming, zoals het toekomstige museum.”
Gewone mensen
De opgedane kennis over de kazerne kan volgens Wijnen terugkomen in de herontwikkeling. “Zo kunnen we een bepaald lettertype gebruiken in nieuwe bewegwijzering of we maken verwijzingen naar de legeronderdelen die hier hebben gezeten.” Directeur Arno Boon vult aan: “Wij doen veel met gemeenschapsgeld, dan moet je de gemeenschap ook iets teruggeven. Het is heel simpel: je hebt de geschiedenis van de grote mensen uit de boeken, maar heel veel geschiedenis wordt geschreven door gewone mensen. Daarom doen we archeologisch onderzoek of bellen wij juist aan bij de overburen en vragen: wat weten jullie van dit gebouw? Dat levert zo veel anekdotes op.”