Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto sergeant Jan Dijkstra

Mariniers in complete amfibische operatie

Door vele uitzendingen in Afrika en het Midden-Oosten komt het Korps Mariniers weinig toe aan amfibische operaties. De mariniers krijgen bovendien niet vaak de kans om complete amfibische landing te trainen. Daarom was de NAVO-oefening Trident Juncture in Noorwegen vorige maand dé uitgelezen kans om te werken aan deze manier van inzet.

Bij een amfibische landing zien de meeste mensen nog steeds de invasie in Normandië op 6 juni 1944 voor zich. Een massale aanval op een zwaarverdedigde kust, waarbij de aanvaller een makkelijk doelwit is wanneer de klep van het landingsvaartuig omlaaggaat. De realiteit is anders. Het Korps Mariniers kiest juist graag voor het veilige strand, omdat ze daarvandaan goed voorbereid het binnenland in kunnen.

Zo is het pikkedonker wanneer duikers van de marine met hun onderwaterdrone een Noors baaitje onderzoeken. De ‘kikkers’ bekijken of er geen gevaarlijke objecten op de bodem liggen en hoe steil de helling van het strand is. “De omgeving is al afgezocht naar een vijand”, vertelt kapitein der mariniers Michiel. Hij is commandant van een Landing Craft Task Unit (LCTU) en de baas van een aantal landingsvaartuigen en gespecialiseerde eenheden. “Als de kuststrook geschikt is kan onze amfibische strandeenheid aan de slag.”

Fransen brengen matten aan het land om het strand te verstevigen voor de landing. Zo blijven grotere voertuigen niet vastzitten in het zand. Dat zou funest zijn voor de strakke planning.

Strand prepareren

Tientallen voertuigen, van Vikings (rupsvoertuigen) tot viertonners, moeten vervolgens het land op. Daar worden dikke matten voor neergelegd, die de druk van de voertuigen verdelen. Zonder die ondersteuning wordt het strand kapotgereden. Het team zet ook navigatiepunten uit, zodat de landingsvaartuigen weten waar ze naar toe moeten.

Michiel benadrukt dat een goede voorbereiding essentieel is: “In zo’n kort mogelijke tijd wil je zoveel mogelijk mensen en materieel aan land zetten of terughalen. Wat het een uitdaging maakt, zijn de omgevingsfactoren: het getij, het weer of dat er vaartuigen stuk kunnen gaan.” Door dat getij is er een beperkt tijdslot. Dus alles moet kloppen.

Een marinier verlaat met zijn maten een Landing Craft Vehicle Personnel (LCVP) op een landingsstrand in Noorwegen. Trident Juncture was voor het Korps Mariniers een kans om op grote schaal een amfibische operatie te oefenen.

Bruggenhoofd creëren

Piepend en grommend komt er een Beach Armoured Recovery Vehicle (BARV) aan land in de Noorse fjorden. Dit monsterlijke apparaat, gebaseerd op een Leopard 1-tank, kan vastgelopen landingsvaartuigen van het strand duwen zodat de actie blijft doorgaan. Terwijl de zon opkomt worden de eerste voertuigen al schoongespoten, waardoor de invloed van het zoute water beperkt blijft. Mariniers bouwen een radiotent om in contact met het amfibische schip te blijven. Daar coördineert de staf de actie en vertrekken troepen richting de kust.

Een Beach Armoured Recovery Vehicle (BARV) komt aan land en neemt ondertussen mariniers mee. Alleen de Britten en Nederlanders hebben een dergelijk voertuig. Ze duwen vastgelopen landingsvaartuigen in zee en kunnen objecten op het landingsstrand ruimen.

Doorstoten

De hele ochtend varen landingsvaartuigen af en aan om een klein bataljon aan land te zetten. Dan gaat de actie verder het binnenland in richting de vijand. Een lange stoet gaat voorwaarts, terwijl de Franse bondgenoot essentiële posities op de route bewaakt. De prikactie is kort en dient als afleidingsmanoeuvre. Een paar dagen later trekken de mariniers zich weer terug. Sommigen per voertuig, andere per helikopter. Een nacht lang werken ze aan de terugtocht naar het moederschip. Dan, als de zon op komt, is het baaitje verlaten en lijkt er nooit iemand geland.

Gepantserde Vikings, de rupsvoertuigen van de mariniers, denderen door het Noorse landschap. Met deze voertuigen kunnen de zeesoldaten snel en in onherbergzaam terrein manoeuvreren.