Tekst tweede luitenant Jessica Bode
Foto sergeant Hille Hillinga

Na een half jaar voorbereiden en proefvliegen gaat een zogenoemd Bird Control Team van de luchtmacht onderzoeken of er met hulp van drones veiliger gevlogen kan worden. Tijdens de pilot van 2,5 jaar moeten de onbemande vliegtuigjes in kaart brengen welke flora en fauna een gevaar vormen voor het vliegverkeer.

Je staat er niet zo bij stil, maar planten en dieren kunnen gevaarlijk zijn voor de vliegveiligheid. Bijvoorbeeld als meeuwen, duiven of ganzen in de straalmotoren verdwijnen of als hoge bomen de radar verstoren. Bird Control Teams (vogelwachters die zijn opgeleid tot boswachter) proberen te voorkomen dat dit gebeurt. Ze beheren het terrein en maken de vegetatie zo onaantrekkelijk mogelijk. Zo blijven de dieren uit zichzelf weg en hoeven ze niet verjaagd te worden. 

Het onderzoek wordt gedaan door civiel dronevlieger Rudy Muller (links) en sergeants-majoor Martin te Hennepe (rechts) en Jan Heij.

Sneller en efficiënter

Al decennialang wordt dit door mensenhanden gedaan vanaf de grond. Maar vanuit de lucht kan het waarschijnlijk sneller en efficiënter. “Nu hebben 2 personen een kleine 2 maanden nodig om bijvoorbeeld de vliegbasis Woensdrecht te inventariseren. Met een drone kan dat in nog geen week”, begint sergeant-majoor Martin te Hennepe. Hij draait de pilot samen met ranggenoot Jan Heij en civiel dronevlieger Rudy Muller.

Bovendien komen de onbemande vliegtuigjes op plekken waar een mens niet bij kan en zien camera’s onder de toestellen zaken die voor mensenogen onzichtbaar zijn. 

Zand is funest

Informatie over flora en fauna is zo belangrijk, omdat je hieruit kunt opmaken of het dieren aantrekt of niet. Te Hennepe legt uit: “Als de grond op en rond een vliegbasis te gezond is (rijk aan vitaminen en mineralen) komen er te veel dieren zoeken naar voedsel. Zij kunnen het vliegverkeer verstoren. Maar de grond kan ook te arm zijn, waardoor een grasveld op den duur veranderd in zand. Dat is weer funest voor de motoren. De juiste balans is noodzakelijk. 

Met dit soort beelden moet je uiteindelijk kunnen zien hoe het gesteld is met de kwaliteit van de grond.

3 camera´s

In de pilot brengen drones de vliegbases Woensdrecht en Deelen van bovenaf volledig in kaart. Om zoveel mogelijk informatie te verzamelen zijn er zowel een warmte,- multispectrum,- als luchtbeeldencamera nodig. Het plaatje is pas compleet wanneer op verschillende momenten beelden zijn genomen. 

Schat aan informatie

Met de juiste software en analyses leveren die luchtbeelden uiteindelijk een schat aan informatie op. Zo wordt bijvoorbeeld in een oogopslag duidelijk waar bepaalde vogelnesten zitten of reeën, eenden en ganzen leven. De onderzoekers hopen vurig dat ze uiteindelijk kunnen zien hoe het gesteld is met de kwaliteit van de grond. Want als je hebt vastgesteld of de grond te rijk of arm is, kun je besluiten meer of minder mest en/of water te geven.

Een drone wordt de lucht ingestuurd om de vliegbasis in kaart te brengen.

Tijdrovend

Het lastige van dit onderzoek is om beelden om te zetten naar bruikbare informatie. “Vliegen met een drone en het maken van camerabeelden is niet zo moeilijk, maar je moet wel weten wat je op de beelden ziet”, reageert Te Hennepe. “Daarvoor moet je bijvoorbeeld het veld in en vegetatie laten onderzoeken in het laboratorium.” Het is een tijdrovende klus, waarvoor ook samengewerkt wordt met onder anderen biologen, data-analisten en professionals uit de burgermaatschappij.