Tekst Evert Brouwer
Foto Louis Meulstee en René Verleg

Op een klein stationnetje in de Bollenstreek verzamelt zich in de ochtend een aantal veteranen. Mensen die je bijna dagelijks in de supermarkt tegenkomt, blijken in Korea, Nieuw-Guinea, Bosnië of Afghanistan te hebben gediend. Alleen vandaag - op Veteranendag - zijn ze herkenbaar aan de veteranenspeld of bijzondere blazer.

Op Den Haag Centraal komen we bijeen. Oude en jonge bekenden die elkaar op de schouders slaan, omhelzen of ongerust rondkijken of hun maat nog wel zal verschijnen. Het is niet mijn eerste Veteranendag, maar wel de eerste keer dat ik mag meelopen met de Vereniging Veteranen Grenadiers en Jagers (VVGJ), herkenbaar aan de bordeauxrode polo’s. Ik voel me een ‘een beetje-veteraan’ met vele vooral korte uitzendingen achter de rug. Als gemilitariseerd burger, dus niet helemaal echt. “Onzin”, vinden VVGJ-bestuursleden Bart van Doornspeek en Denis Plinsinga. “Iedereen die bij of met ons heeft gediend, hoort erbij. Met onze vereniging proberen we zoveel mogelijk oud-militairen te bereiken. Soms is dat nodig om ze uit een moeilijke situatie te helpen. Wij begrijpen die problemen. Er zijn nog heel wat veteranen die onbereikbaar zijn om wat voor reden dan ook. Die mannen en vrouwen willen we laten zien dat we er voor hun zijn: vinden, binden en boeien is ons motto.”

Innige omhelzing op het Malieveld.

Baard

Met zo’n 150 mannen en vrouwen is ons detachement groter dan ooit. Brigadegeneraal b.d. Hein van Vels maakt zich daarover al grappend zorgen. “Als dat maar goed gaat. Laat ik duidelijk zijn: ook al denkt 149 man er anders over: ík loop altijd in de maat”!

Bij het opstellen kom ik bij Peter, flinke baard en zonnebril, en Ed te staan. Peter is in 1994 met de (Alfa) Koningscompagnie van 11 Infanteriebataljon Luchtmobiel op Tuzla Airbase geweest (Dutchbat-1). En later met een transporteenheid in Irak. “Met die eerste uitzending heb ik geen enkel probleem gehad. Je had de opleiding met elkaar doorgemaakt en vertrouwde elkaar. Bij de samengestelde groep in Irak was die vertrouwensbasis er niet.” Peter loopt voor de eerste keer mee. “Eigenlijk vanwege het 25-jarig jubileum van 11 Luchtmobiele Brigade.” 

Steen

Ed, linksachter me, is er juist vanaf de eerste Veteranendag bij. Met zijn olijfgroene hoofddeksel en embleem van de Jagers valt hij op tussen alle rode en blauwe baretten. Ed heeft bovendien het draaginsigne gewonden opgespeld. “Ik ben gewond geraakt in Libanon (UNIFIL, 1979-1985). Bij een explosie in de schouder geraakt door een rondvliegend stuk steen.” Hij legt daarbij een relatie naar de huidige woelige tijden. “In feite is het niet zo anders dan toen. Ook wij hadden te maken met aanslagen. Een maat van me is omgekomen doordat zijn voertuig over een meelzak reed, waarin een mijn zat. Dat nieuws kwam niet zo snel door als nu.”

Maten ontmoeten elkaar.

Ongelukkig

‘Opvolgend pelotonscommandant’ Denis Plinsinga breekt het gesprek ruw af. Er volgen instructies voor de passage van de hoogwaardigheidsbekleders, onder wie Koning Willem-Alexander. Alleen detachementscommandant luitenant-kolonel Olaf Lagas brengt de groet, wij krijgen alleen het bevel 'hoofd rechts'. Strak in het gelid loodst Plinsinga ons richting Kneuterdijk. Het loopt eigenlijk best lekker. Lange Ed rechts ontneemt me het zicht op de koning, maar dat mag de pret niet drukken. Langs de route ontwaar ik wat bekenden. Er lijken minder mensen te staan dan in andere jaren. Vrijwel zeker het gevolg van de ongelukkige keuze de Marinedagen op dezelfde dag te houden.

Drukte op het Malieveld.

Kees van Rijn

Op het Malieveld tref ik veel oude bekenden. Natuurlijk is Libanonveteraan Gijs van Berkel erbij, maar ook majoor (reserve) Yeb-Jan Joustra ontbreekt nooit op het appel. “We hebben een bijzonder gast vandaag”, roept hij. Joustra doelt op de 88-jarige Wim van Rijn, vader van de in Libanon omgekomen Kees van Rijn. Hij was op 21 oktober 1979 de eerste van 9 Nederlandse dodelijke slachtoffers tijdens de UNIFIL-missie. “De heer Van Rijn is er op 4 mei altijd bij als we zijn zoon herdenken op het Nationaal Ereveld in Loenen. Deze man staat nog steeds zo positief in het leven.”

Yeb-Jan Joustra is wat trots op de 88-jarige Wim van Rijn. Rechts de chef van het Militaire Huis van de Koning, generaal-majoor Hans van der Louw.

Achternaam

Even verder staan mijn ‘maten’ van Dutchbat 1 en 2. Raar eigenlijk dat iedereen elkaar nog steeds bij de achternaam aanspreekt. Ik ben nog altijd ‘persmuskiet’ of - geheel ten onrechte – fotograaf. Reinders, Limberger, Bijker, Geugjes, Wildvank, Vreriks, Janssen: allemaal zijn ze erbij. En (Pieter) Van der Roest uit Delfgauw natuurlijk. Een zeer actief lid van de VVGJ en bovendien net terug uit Srebrenica, waar Dutchbatveteraan Rob Zomer een Bed&Breakfast heeft geopend. “Ik was verrast hoe het daar is veranderd. In onze tijd was alles kaal en grijs. De natuur heeft zichzelf hersteld en lijkt in balans. Anders dan wij veteranen die moeten incasseren, verdragen, verwerken. Dat laatste is helaas voor sommige veteranen nog een brug te ver.”

Pieter van der Roest (links) laat op zijn laptop de foto’s van Srebrenica anno 2017 zien aan zijn ‘maten’ van de Charliecompagnie 11 Infbat Luchtmobiel, Dams, Vreriks, Schigt, Kenneth en De Kort

Verhalen

Maar het ‘vinden, binden en boeien’ gaat wel steeds meer de goede kant op. “Er zijn Libanonveteranen die hier voor het eerst zijn: na 38 jaar!”, weet Yeb-Jan Joustra. “Dat is het goede van de social media: je kunt bijna iedereen vinden op het internet.” Of in de trein, want op de terugweg naar huis vinden Nieuw-Guinea-gangers, UNIFIL’ers en Dutchbatters elkaar. Met allemaal bijzondere verhalen die nog steeds verteld moeten worden.

Oude veteranen aan de rijstmaaltijd in één van de tenten op het Malieveld.

Redacteur Evert Brouwer (lichting 78-4) maakte tijdens zijn 14 maanden dienstplicht bij de Stafstafcompagnie 42 Pantserinfanteriebrigade JWF in Assen de aanloop naar UNIFIL zeer bewust mee. Later als gemilitariseerd burger in dienst van Defensie verbleef hij 2 x 6 weken aan boord van de marineschepen tijdens de Golfoorlog (1990-’91). Ook ging hij mee met luchtmacht en mariniers naar Cambodja (Cambo-1, ’92), verbleef 6 weken in de schoot van Dutchbat I in Srebrenica (1994) en reisde namens het Mediacentrum Defensie later vele malen naar onder meer Bosnië, Afghanistan en Tsjaad.