Tekst KAP Roel van de Wiel
Foto Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Marineofficier Piet de Jong leidde puberend Nederland door woelige jaren
Hij rekende op een zeemansgraf in de Tweede Wereldoorlog, maar het liep net even anders. Op 27 juli 2016 overleed oud-onderzeebootcommandant en voormalig minister-president Piet de Jong na een kort ziektebed. Hij werd 101 jaar.
De Jong droeg de titel 'meest onderschatte oud-premier van Nederland' en werd door minister-president Mark Rutte zijn 'politieke betovergrootvader' genoemd. Piet de Jong is niet meer, maar hij zal niet snel vergeten worden. Ter ere en nagedachtenis deze (her) publicatie van een vorig jaar verschenen portret over de man die Nederland door de woelige jaren '60 loodste.
Een marineofficier als politicus: dat kon haast niet goed gaan. Kapitein-ter-zee Piet de Jong had 5 oorlogsjaren onder water in de benen, toen hij in 1959 letterlijk van Hr. Ms. Gelderland werd getakeld en naar Den Haag werd gevlogen.
De Jong wilde admiraal worden, zijn jongensdroom. Van de ontsnapping met onderzeeboot Hr. Ms. O24 uit de Rotterdamse haven naar Engeland (mei 1940) tot en met de gevechten in de Middellandse en Javazee (tot 1946): zijn werk stond altijd in dienst van het land, voorzichtig rekenend op een zeemansgraf. “In een onderzeeboot kom je de oorlog meestal niet levend door”, wist hij.
Hij keerde toch terug naar Nederland. Toen het kabinet-De Quay in 1959 een katholieke staatssecretaris van marine zocht en in de dienstbare oorlogsheld de ideale man zag, was weigeren voor hem geen optie meer. De Jong moest nog wel lid worden van de Katholieke Volkspartij, de voorloper van het CDA. Hij betrad met frisse tegenzin het Binnenhof.
“Majesteit,” zei hij tegen koningin Juliana bij zijn beëdiging: “zo ziet u maar hoe een mens aan lager wal kan raken.”
‘Ik heb schepen zien vergaan. Tja, dan zijn de verwikkelingen in Nederland een beetje dorpspolitiek’
Vastberadenheid
Hij voelde zich een vreemdeling in Den Haag en toonde zich geen begenadigd redenaar of virtuoos in het politieke spel. Hij moest het hebben van zijn charme, zelfspot en (militaire) vastberadenheid. De Jong werd na zijn staatssecretarisschap ook minister van Defensie en nog een kabinet later, in 1967, minister-president. Marineman bleef hij al die tijd, continu lonkend naar zee en altijd sprekend over ‘stuur- en bakboord’, of schamperend over die ‘burgers van de wal’.
Piet de Jong werd premier terwijl Nederland in haar naoorlogse puberteit was
beland. De welvaart groeide en jongeren grepen de vrijheid die ze voelden. Een
militair als gezinshoofd van een opstandig puberland? Het leek het ideale recept
voor een explosieve cocktail.
De geboren Apeldoorner had echter in de oorlog een 50-koppige bemanning, totaal
afgesloten van de wereld, onder controle en aan het werk weten te houden. Niet
met snoeiharde commandovoering, maar met een vaderlijke arm en menselijk begrip
voor veelal jonge militairen.
Op die manier leidde de marineofficier later ook Nederland door woelige jaren, bijvoorbeeld tijdens de Maagdenhuisbezetting (1969) en de gijzeling in de Indonesische ambassadeurswoning (1970). Niet door de opstandigen te torpederen, maar door te luisteren, begrip te tonen en grenzen te stellen.
‘Aan de zee heeft nog nooit iemand iets kunnen bederven. De zee is altijd mooi’
Ongekend sociaal
De militair bleek op het pluche een ongekend sociaal leider. Hij stelde zich tolerant op ten opzichte van softdrugs, homoseksualiteit en echtscheidingen, liet het minimumloon stijgen en had aandacht voor het milieu. De erkenning kwam later. Ook droeg hij, naast diverse onderscheidingen, de breed gesteunde eretitel ‘meest onderschatte oud-premier van Nederland’.
Het kabinet-De Jong volbracht zijn regeerperiode, waarna de premier zelf werd geslachtofferd voor de christendemocratische jacht op jeugdige stemmen. Terug naar de marine kon De Jong, toen 56 jaar, niet meer. De admiraalsdroom had het afgelegd tegen de dienstbare aard.
Bekijk een interview met Piet de Jong op de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Petrus Josef Sietse (Piet) de Jong
- 3 april 1915: Geboren te Apeldoorn
- 1931: Diploma bbs-b
- 1931-1934: Adelborst aan het Koninklijk Instituut voor de Marine, Willemsoord, in Den Helder
- 1934: Luitenant ter-zee der 3de klasse
- 1935-1947: Onderzeedienst van de Koninklijke Marine.
- In de Tweede Wereldoorlog nam hij als oudste officier en vanaf medio 1944 als commandant van Hr. Ms. 0-24 deel aan gevechten
- 1947: Marinestaf van het ministerie van Marine
- 1948: Adjudant van de minister van Marine
- 1951-1952: Commandant van Hr. Ms. fregat De Zeeuw
- 1953: Stafofficier bij allied commander-in-chief channel in Portsmouth, Verenigd Koninkrijk
- 1955: Waarnemend chef-staf van de inspecteur-generaal der marine (Z.K,H. prins Bernhard der Nederlanden) en adjudant van H.M. koningin Juliana
- 1958: Commandant van Hr. Ms. onderzeebootjager Gelderland
- 1959-1963: Staatssecretaris van Marine in het kabinet-De Quay
- 1963-1967: Minister van Defensie in de kabinetten Marijnen, Cals en Zijlstra
- 5 april 1967 - 6 juli 1971: Minister-president
- 1971-1974: Lid Eerste Kamer en vanaf 1972 voorzitter van de fractie van de Katholieke Volkspartij
Onderscheidingen:
- Bronzen kruis (2x toegekend)
- Mention in Dispatches van Groot-Brittannië
- Distinguished Service Cross
- Oorlogsherinneringskruis met gespen
- Het ereteken voor orde en vrede
- Ridder in de Orde van Oranje Nassau
- Commandeur 2e klasse in de zwaardorde van Zweden
- Officier in de orde van de Ster van Afrika van Liberia
- Officier in de orde van Oranje Nassau
- Ridder 4e klasse in de Royal Victorian Order van Groot-Brittannië
Bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Volkskrant, Vrij Nederland, Elsevier, Profiel (KRO).