Tekst Leo de Rooij
Foto John van Helvert

Puzzelen met brokstukken

Na zijn opleiding MTS-Werktuigbouwkunde begon Arie Kappert (57) zijn loopbaan bij de luchtmacht in 1979 als motormonteur straalvliegtuigen. Sleutelde aan de NF-5 en de F-16 op vliegbasis Twenthe. Met inmiddels HTS vliegtuigbouwkunde op zak werd Arie in '91 officier, kreeg de supervisie over het onderhoud aan helikopters, en vervulde daarna diverse staffuncties in binnen- en buitenland. Wat al die tijd bleef was zijn interesse in de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder het verloop van de luchtoorlog. Dat bracht hem uiteindelijk op zijn huidige (en laatste) functie: stafofficier vliegtuigberging. Een baan die mooi aansluit bij zijn opleiding (qua inzicht) en interesse.

“Prio 1 voor een vliegtuigberger is natuurlijk een actuele crash. Zoals onlangs bij de Luchtmachtdagen die Zwitserse kist die naar beneden kwam. Vlieger gelukkig ongedeerd aan zijn parachute geland in een kas, het vliegtuig in duizenden stukken in de bodem van een vijver. Je probeert dan zo snel en goed mogelijk te bergen, de rommel op te ruimen en vervuiling van de bodem door brandstof- en olielekkage in te dammen. Al duurde het toch nog even voor we konden beginnen, want er was wat gesteggel over wie de kosten voor rekening ging nemen...

Bergingsadvies opstellen

“Een 2e prio zijn de bergingen van kisten uit de Tweede Wereldoorlog. Een gemeente wil ergens gaan bouwen en heeft of krijgt informatie dat er nog het een en ander in de grond zou liggen. Dan doe ik, na het verzoek van een gemeente, historisch vooronderzoek: wat is er al bekend in de (vele, red.) archieven in binnen-en buitenland, welke vliegtuigen vlogen die route, hoe waren ze bewapend, kwamen ze allemaal terug of zijn er nog steeds vermist? Uiteindelijk stel ik een bergingsadvies op ten behoeve van de gemeente. De verhouding positief/negatief advies ligt ongeveer op 70/30, waarbij mogelijk munitiegevaar een belangrijke rol speelt. Overleg met de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) is dan vanzelfsprekend. 

Overleg met veel partijen

“Voor een berging is er trouwens altijd veel overleg: met de verantwoordelijke gemeente, grondeigenaar, gecertificeerde civiele aannemer, de EOD, de Berging- en Identificatiedienst KL bij vermissingen of als je denkt stoffelijke resten aan te treffen, Rijkswaterstaat, Provincie, het waterschap, politie, civiele onderzoekers en heemkundige verenigingen. Je hebt met veel partijen te maken, bij vermissingen vaak ook internationaal en dat vraagt om diplomatiek optreden. Uiteindelijk, soms na een voorbereidend traject van anderhalf tot twee jaar, begin je dan met de daadwerkelijke bergingsoperatie. Voor het afgraven en vervolgens zeven van de grond wordt altijd een civiele instantie ingehuurd , want Defensie wil daarin geen partij zijn. Onze graafmachines zijn elders trouwens harder nodig, zoals bij inzet in missiegebieden. Een berging duurt meestal 3-4 weken en ik ben dan altijd persoonlijk aanwezig als supervisor van het geheel.

Net recherchewerk

“De uitdaging bij elke berging van een gecrasht toestel uit de Tweede Wereldoorlog is om te komen tot een 100% identificatie. Je haalt nooit een heel vliegtuig uit de grond, het zijn altijd brokstukken. Veel en vaak verspreid liggend in de bodem. Vergelijk het met recherchewerk: je hebt een hoop puzzelstukjes waar je mee werkt. Voor jezelf een beeld vormen van de missie kan dan helpen. Al is het altijd afwachten of je vooronderzoek ook wel klopt. Een motornummer of een genummerd onderdeel zijn natuurlijk perfecte aanknopingspunten, maar die heb je niet altijd. Dan is het een sport om toch tot een oplossing te komen. 

Veiligheid voorop

“Ik werk graag in de klei. Dan blijven onderdelen mooi intact, al zijn ze wel moeilijker schoon te maken in een geautomatiseerd proces. Bij zand is het scheidingsproces eenvoudiger maar heb je te maken met meer corrosie op de geborgen delen, en water kent weer andere uitdagingen.

Veiligheid blijft bij iedere berging voorop staan, zeker als je weet dat er nog bommen kunnen liggen. En er ligt nog genoeg in de grond. Nederland telt naar schatting circa 1200-1500 locaties waar nog ' iets' in de grond zit. Daaronder ongeveer 500 toestellen waarbij sprake is van vermisten. Voorlopig zijn we als vliegtuigbergers dus nog lang niet klaar!” 

‘Zo goed mogelijk de rommel opruimen’