Tekst Jopke Rozenberg-van Lisdonk
Foto John van Helvert

‘Onze wedstrijd is de missie’

‘Gewoon’ sportinstructeur worden. Dat wilde adjudant Anne-Marieke van Hulst (42) toen ze klaar was met het CIOS. Haar interesse voor Defensie werd gewekt toen ze tijdens haar laatste studiejaar een sportinstructeur van de luchtmacht ontmoette. Nu - 22 jaar later - is ze hoofd instructiecluster bij de sectie lichamelijke oefening & sport van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda.

“Op de basisschool sportte ik al 5 dagen per week. Niet omdat mijn ouders dat wilden, ik wilde het zelf. Van taekwondo tot klassiek ballet en paardrijden, ik vond alles leuk en in alles was ik even fanatiek. Gedisciplineerd bezig zijn en doelen nastreven, zat er bij mij al vroeg in. Eigenlijk zie ik nu pas waarom Defensie zo goed bij mij past. Sportinstructeurs bij Defensie trainen als ware topsporters. Onze wedstrijd is de missie.

Wij trainen zowel de basis- als de functiegerichte fitheid van de militair. Die basis train je een heel militair leven lang. Je start op de KMA of bij een andere militaire basisopleiding. Vervolgens ga je door naar een functie. Aan ons de taak te kijken wat iemand moet doen en onder welke omstandigheden. Zo zit een vlieger geregeld een aantal uur in de cockpit op zijn schietstoel. Die stoel en zijn bewegingsruimte zijn zoveel mogelijk arbo-technisch aangepast, maar ergens houdt het op. Om het werk toch te verlichten, kun je ook doelgericht iemands lichaam trainen. In het geval van een vlieger gaat het om de rompstabiliteit. Om goed overweg te kunnen met de zware helm en nachtzichtkijker trainen we ook zijn nekspieren.

Trainingsdoel is om met zo min mogelijk inspanning en een optimale timing zo vaak mogelijk dezelfde taak uit te voeren. Bijvoorbeeld met een geweer op de hurken zitten, richten, omhoog komen, een sprint trekken, hurken en dekking zoeken. En dat met zo’n 15 kilo bepakking én een ruim 15 kilo wegend scherfvest aan. Het liefst trainen we dat in de setting van de missie, zoals in kou of warmte, in duisternis en met weinig slaap. We oefenen op hindernisbanen, bewegingsbanen (soort apenkooien voor volwassenen, red.) of bijvoorbeeld in het zwembad. 

Een goede samenwerking met de eenheid waarbij de militairen horen, is erg belangrijk. Wij zijn slechts een onderdeel van het opwerkprogramma naar een missie. We trainen losse fysieke en mentale componenten. Je vaardigheden goed kunnen uitoefenen is één, maar dat moet je ook nog kunnen als je mentaal wat te verduren krijgt. Bijvoorbeeld als je onder vuur ligt, op grote hoogte opereert, in een kleine ruimte zit of onder tijdsdruk staat. Ook dat trainen we allemaal. Tijdens eindoefeningen zijn we er vaak bij. We letten dan op de uitvoering van de fysieke aspecten. Sportinstructeurs gaan ook mee op grotere missies. Ter plekke onderhouden we daar de fysieke gesteldheid. Ook bieden we ontspanningssport. Zeker voor militairen is sport een belangrijke uitlaatklep.”