Tekst KAP Joris van Duin
Foto SM Hille Hillinga
Nieuwe schepen komen eraan, nu de bemanningen nog
4 fonkelnieuwe Anti Submarine Warfare (ASW)-fregatten en 12 mijnenbestrijdingsvaartuigen. Het is de oogst van de samenwerking tussen de Nederlandse en Belgische marine, die komende jaren te water gaat. Samen staan ze ook hierdoor voor een grote opgave: het binnenhalen, opleiden en behouden van voldoende personeel om die schepen te bemannen. “Dat is de grootste uitdaging voor de komende tijd”, zegt kapitein ter zee (TD) Dirk Meijer, hoofd Opleidingen Koninklijke Marine (OKM).
Is het een zeemijn of toch een onschuldige steen? Het gele puntje dat ineens verschijnt op het radarscherm, heeft alle aandacht van de Nederlandse luitenant ter zee 2 Stefan. Via zijn headset geeft hij de vondst door aan zijn medebemanningsleden. Stefan omcirkelt het puntje, zodat het object, enkele mijlen verderop, aan niemands aandacht kan ontsnappen.
Niet in gevaar brengen
Aan Stefan en zijn mijnenjachtteam de taak om het voorwerp te benaderen, te identificeren en zo nodig te vernietigen. Cruciaal is het om de juiste procedures te volgen. Want: is het een mijn, dan wil je jezelf en de omgeving niet in gevaar brengen. Foutjes maken mag nu trouwens nog. Stefan en zijn kompanen bevinden zich namelijk in de simulator, de Team Training Facilitator genaamd, op de Navy Academy in het Belgische Oostende. Dit is het epicentrum voor alles wat met zeemijnen te maken heeft. Hier leiden instructeurs Belgische en Nederlandse bemanningen op voor de huidige mijnenjagers. In de nieuwe, nog af te bouwen simulator volgt later eenzelfde traject voor de mannen en vrouwen die op de nieuwe generatie mijnenbestrijdingsvaartuigen komen te werken.
Nieuwe aanpak
“Daar komt veel bij kijken”, weet luitenant ter zee 1 Evert de Boer als integrator Naval Mine Warfare in Oostende. “De nieuwe vaartuigen worden uitgerust met lucht-, boven- en onderwaterdrones. Die sporen mijnen op en vernietigen ze. Hierdoor hoeven de schepen zelf niet meer zo dichtbij te komen. Dat is een nieuwe aanpak en daarvoor moeten we allerlei nieuwe lespakketten schrijven.”
“De oude lespakketten kunnen daarmee in de prullenbak”, is Meijer het eens met De Boer. “Overigens volgen de eerste bemanningen van de nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuigen hoogstwaarschijnlijk een fabrieksopleiding. De bouwers leren de bemanning dan als eerste hoe het schip werkt.”
Enorme stap
Een van de kernwoorden bij het opleiden is 'binationaal'. De Belgische en Nederlandse marine werken immers innig samen. De vaartuigen zijn identiek, de systemen zijn identiek en dus zijn identieke opleidingen ook een must. “Voor de leerlingen moet het niet meer uitmaken of ze in Nederland (voor de fregatten, red.) of in België (voor de mijnenbestrijdingsvaartuigen, red.) een opleiding volgen”, zegt Meijer. “Dat is nu niet het geval, omdat we nog deels verschillende schepen en systemen hebben. Dan kun je nog zo nauw samenwerken, helemaal gelijk is het niet. Met de komst van de nieuwe schepen zetten we een enorme stap in de goede richting.”
BENESAM
De samenwerking tussen de Belgische en Nederlandse marine heet afgekort BENESAM. Die bestaat sinds de jaren '70. België en Nederland leiden onder die noemer gezamenlijk personeel op. Ook voorziet die samenwerking in technische ondersteuning, bevoorrading, mijnenbestrijding en gezamenlijke verwerving van materieel. Zo kochten de landen gezamenlijk 4 ASW-fregatten en 12 mijnenbestrijdingsvaartuigen, waarvan de eerste exemplaren in 2025 in dienst worden gesteld. Daarnaast dragen de Belgische en Nederlandse marinemensen sinds enige tijd dezelfde boordtenues.
‘Komst nieuwe schepen enorme stap in goede richting’
Haasje-over
Het eerste vaartuig, de Belgische ‘M940 Oostende’, gaat in 2025 als eerste te water. Twee maanden later volgt de Nederlandse ‘M840 Vlissingen’. De Belgische opvarenden krijgen als eerste de fabrieksopleiding en zij zullen onze mensen van de Vlissingen, na hun fabrieksopleiding, verder coachen. “Zo doen we steeds ‘haasje-over’ en geven we de kennis en geleerde lessen door aan de volgende bemanningen; op die manier gaat er geen kennis verloren”, stelt Meijer.
Kapitein ter zee Luc Desanghere, de Belgische evenknie van Meijer, knikt driftig. Hij is te spreken over deze aanpak. In theorie klinkt die ook heel mooi, maar de praktijk is soms weerbarstiger, bekent de zuiderbuur. “Het opleiden zal gaan met vallen en opstaan. De grootste uitdaging waar beide zeemachten voor staan, is het opvullen van een groot tekort aan personeel.” Zeker met de voorgenomen groei van de Belgische Marine. “We willen groeien van 1.200 naar 2.100 mensen”, zegt Desanghere. “We zullen veel energie moeten steken in het bemannen van alle schepen.”
‘Ga je een 30-jarige met veel werkervaring en kennis het hele opleidingstraject laten doorlopen?’
Spijkerbroek aan de poort
Meijer is bekend met tekorten: “We zijn genoodzaakt om mensen op andere plekken in de arbeidsmarkt te zoeken dan we gewend waren en horizontaal in te laten stromen. Dat vinden we soms lastig, omdat initiële opleidingen zijn afgestemd op de 17-jarige ‘spijkerbroek’ aan de poort. Ga je een 30-jarige met veel werkervaring en kennis het hele opleidingstraject laten doorlopen? Of pak je dat op een andere manier aan, waarbij je uitgaat van eerder verworven competenties van zo iemand. Dat is echt nieuw voor beide marines.”
Een manier om mensen sneller in te laten stromen, is door de opleidingen anders in te richten, stelt Desanghere. “We verdelen die onder in kritieke en niet-kritieke taken. De kritieke taken worden vooraf verplicht aangeleerd en getoetst. De niet-kritieke taken kunnen mensen echter het beste aan boord leren.”
Mijnenjagers naar Oekraïne
De Koninklijke Marine schenkt 2 mijnenjagers van de huidige Alkmaarklasse aan de Oekraïense marine. Dat gebeurt naar verwachting in 2025. Vanaf dat jaar worden de ‘oude’ mijnenjagers stapsgewijs vervangen door de nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuigen. De opleiding van de Oekraïense bemanning is eind 2023 al gestart. Deze mannen en vrouwen volgden die opleiding onder meer op de Navy Academy in Oostende en Brugge. (Foto: SM Aaron Zwaal)
‘De kneepjes van het vak leer je toch aan boord’
Opleiden aan boord
Meijer gaat verder: “Een voorbeeld: iemand moet een dieselmotor bedienen. Vroeger zeiden we dan: ‘leer alles van bladzijde 1 tot en met 300’. Nu kijken we naar dat wat diegene in zijn dagelijkse werk met die motor moet doen. Leer dan het belangrijkste, zoals het oliepeilen. Dat is een kritiek onderdeel. Maar het schoonmaken, dat kun je net zo goed aan boord leren; dat is veel meer praktijkgericht.”
Op deze manier duren opleidingen minder lang, kunnen instructeurs meer mensen opleiden en worden de nieuwe schepen sneller bemand. “De kneepjes van het vak leer je toch aan boord, in de praktijk. Dat is in elk beroep zo, dus hier ook”, stelt Meijer. Al kleven er ook nadelen aan, beseft Desanghere. “We zijn gewend om met zeer ervaren bemanningen te varen. Straks zijn er veel jonge mensen aan boord, die nog veel moeten leren.”
Volgende ronde
Terug naar de simulator van de Navy Academy in Oostende. Belgische en Nederlandse cursisten turen aandachtig naar de schermen. Hun opdracht loopt op z’n einde. “Ze hebben de juiste procedures gevolgd”, stelt de Nederlandse instructeur sergeant-majoor ODOPS Bart tevreden vast. “Dus gaan ze door naar de volgende ronde in hun opwerktraject.”
Dat betekent: de simulator uit en met het schip naar zee. Al blijft de vraag die ze moeten beantwoorden dezelfde: is dat gele stipje in de verte nou een zeemijn of toch een onschuldige steen?