Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto Herman Zonderland
De reservebank
De flexibele schil aan reservepersoneel die inzetbaar is wanneer nodig en vaak beschikt over unieke kennis en ervaring ‘van buiten’. Het Commando Zeestrijdkrachten doet er graag zijn voordeel mee. Wie zijn deze mensen, wat is hun achtergrond en waarom willen zij reservist zijn? Een tweetal vertelt.
KPLTD KMR Michiel Dittmer (42): ‘Ik zou het liefste weer helemaal teruggaan’
“In 1998 kwam ik op als beroepsmilitair. Na mijn Eerste Maritiem Militaire Vorming en Eerste Vakopleiding voor de Technische Dienst (TD) heb ik op diverse schepen gevaren, zoals de Standaardfregatten Hr.Ms. Jan van Brakel, Pieter Florisz en Bloys van Treslong en de bevoorrader Zuiderkruis. Op al deze schepen was ik werkzaam binnen de TD; eerst bij Voortstuwing, daarna bij Platform. Voordat ik naar de marine ging had ik al de LTS gedaan en de MTS Elektrotechniek. Tijdens mijn latere loopbaan ben ik overgestapt naar de werktuigbouw.”
“Na mijn defensietijd heb ik mij opgewerkt van monteur tot voorman. Tot voor kort stond ik aan het hoofd van een groep techneuten die grote machines bouwen voor de chocolade- en cacao-industrie. Na een aantal jaren op de werkvloer heb ik nu een nieuwe functie en regel ik de zaken vanaf kantoor.”
“Ik zat er al langer over na te denken om terug te gaan naar de marine. Begin 2020 heb ik me aangemeld en ik wilde in eerste instantie herintreden. Tijdens een introductieavond werd echter ook de Koninklijke Marine Reserve (KMR) besproken. Het onderdeel Ceremonieel trok mij erg aan.”
‘Ceremonieel trok mij erg aan’
“Als reservist maak ik nu deel uit van de eenheid Ceremonieel, bijvoorbeeld binnen de gewapende wacht, als ambassadeurs geloofsbrieven komen aanbieden. Ook zit ik bij de Draagploeg Vloot. Het is mooi om zo de laatste eer te mogen bewijzen aan een overleden collega. Wij komen als eenheid Ceremonieel tweemaal per maand bij elkaar: 1 keer voor infanterie-exercitie en wapenhandeling – voor de gewapende wacht – en eenmaal om als draagploeg te oefenen.”
“Omdat we die oefeningen ‘s avond doen, is het vrij goed te combineren met mijn huidige werk in de burgermaatschappij. Het reservistengebeuren geeft mij veel voldoening, omdat ik zo alsnog met trots mijn uniform kan dragen en weer deel uitmaak van een eenheid. Dat geeft mij een eervol gevoel.”
“Mijn omgeving vindt het mooi wat ik doe. Ik heb vroeger een hele mooi beroepstijd gehad en toen was mijn omgeving ook trots op me. Stiekem heb ik altijd spijt gehad dat ik gestopt ben in 2007. Een bijkomstigheid is dat mijn zoon van 14, die nu op het VMBO-T zit en aansluitend de HAVO gaat doen, daarna ook bij de KMR wil solliciteren. Dit stimuleer ik en maakt mij als vader supertrots. Zelf zou ik eigenlijk het liefst helemaal teruggaan naar de marine. Desnoods varend, want ook daar staat mijn thuisfront 100 procent achter, maar een walfunctie zou ik al helemaal met beide handen aanpakken.”
SGTTD KMR Ramon Litz (49): ‘Er wordt steeds meer een beroep op ons gedaan’
“15 jaar heb ik bij de Koninklijke Marine gezeten. Mijn achtergrond ligt bij de Wapentechnische Dienst Systemen (WDS). Na diverse opleidingen deed ik mijn stage aan boord van het Geleide Wapenfregat De Ruyter en werd ik korporaal WDS. Hierna volgde nog mijn functieopleiding voor het Goalkeeper-snelvuurkanon en kwam ik als wapentechnisch specialist terecht op de Bloys van Treslong en de Jan van Brakel.”
“Ik ben diverse keren op uitzending geweest voor de kust van het voormalige Joegoslavië, inclusief Kosovo. Later kwam ik als sergeant terecht op Marinekazerne Suffisant op Curaçao. Hier werkte ik in de wapenkamer. Daarnaast heb ik Antilliaanse jongeren begeleid naar een burgerbaan, na hun diensttijd bij de Curaçaose Militie. Na mijn tijd in de West heb ik nog 3 jaar gevaren op de ‘nieuwe’ De Ruyter, het LCF. Als chef Wapens 2 was ik verantwoordelijk voor de wapens en munitie aan boord. Ik was aansluitend nog heel graag blijven varen, maar P&O had bedacht dat ik instructeur moest worden op de wal. Bij een WDS-collega was de situatie precies omgekeerd. We mochten/konden niet ruilen. Dit was voor mij de reden om de marine te verlaten.”
“Als veteraan kwam ik jaren later bij toeval in aanraking met het programma ‘Veteraan voor de klas’, een initiatief van het Veteraneninstituut. Dan vertel je op scholen over jouw ervaringen tijdens je diensttijd. Toen er op een bepaald moment gevraagd werd wat de jongeren zouden kunnen bereiken met hún opleiding, zocht ik dit uit bij oud-collega’s. Uiteindelijk kwam ik nog uit bij een recruiter die mij wees op de mogelijkheid om reservist te worden.”
‘De marine is altijd in mijn bloed gebleven’
“Dit was de kans om oud-collega’s terug te zien! Daarbij is de marine altijd in mijn bloed gebleven. Defensie is nu eenmaal een organisatie waar iets speciaals met je gebeurt. Als reservist speel ik vaak OPFOR (Opposing Forces, red.), oefenvijand voor NLMARSOF (Netherlands Maritime Special Operations Forces, red.) en de DSI (Dienst Special Interventies, red.). Daarnaast zit ook ik bij de eenheid Ceremonieel, met inzetten tijdens het aanbieden van geloofsbrieven en herdenkingen en bij begrafenissen met militaire eer, als lid van de Draagploeg Vloot. Iets anders en unieks was de inzet tijdens de Invictus Games voor gewond geraakte militairen in Den Haag, afgelopen jaar.”
“Voor de eenheid Ceremonieel train ik 2 keer per maand 5 uur. Daarnaast is de inzet wisselend; 2 keer per jaar worden we samen met bemanningen van schepen ingezet voor de geloofsbrieven, maar afgelopen jaar waren wij bijvoorbeeld ook aangetreden in Den Haag bij het bezoek van de Italiaanse president. Daarnaast probeer ik nog 1 à 2 keer per maand OPFOR te zijn; dat zijn wel volledige dagen. Mijn omgeving en ook mijn werkgever reageren heel positief op dit werk. Mijn werkgever Sperry Marine geeft mij de gelegenheid om hiervoor vrij te nemen, mits het op tijd is gemeld. Ik ben servicemonteur voor scheepsnavigatie. Ons werk wordt vaak ruim van te voren ingepland, alhoewel de scheepvaart ook ad hoc iemand nodig kan hebben aangezien dit een 24/7-business is.”
“Het werk als reservist geeft mij absoluut voldoening. Je weet dat de speciale eenheden dankzij veel oefenen, ook met OPFOR, beter inzetbaar zijn voor operationele inzet. Wat mijn ceremoniële taak betreft, merk ik dat wij namens de Koninklijke Marine, namens Defensie, iets moois naar buiten toe uitdragen. Niet voor niets wordt er steeds meer een beroep op ons gedaan.”