Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto eigen collectie

Korporaal-machinist Pieter de Groot, drager Bronzen Kruis

Een aluminium kistjes met het militaire nalatenschap van Tweede Wereldoorlog-veteraan Pieter de Groot was voor historicus Robert Betsch aanleiding voor een duik in de geschiedenis. Het leverde onderstaand in memoriam op van, met respect, ‘zomaar een zeeheld’, bij gelegenheid van de 80ste herdenking van de val van Nederlands-Indië op 9 maart 1942.

Pieter de Groot wordt op 15 augustus 1904 in Dordrecht geboren. Je kunt niet zeggen dat het leven hem meteen toelacht. Zijn vader komt nog datzelfde jaar te overlijden. Als hij 15 jaar oud is, gaat ook zijn moeder dood. Pieter kiest voor de zee en op 15 april 1921 meldt de 16 jarige zich aan bij de marine, als leerling-stoker. Hij wordt in eerste instantie geplaatst op Hr.Ms. Van Speijk, een oud stoomschroefschip dat dienstdoet als logementsvaartuig in het Nieuwe Diep. In 1924 volgt de overstap naar de Onderzeedienst, inmiddels in de rang van stoker eerste klas. De Groot heeft zich inmiddels op vrijersvoeten begeven en trouwt in datzelfde jaar met Trijntje de Croos.

In totaal zetten 300 marinemannen zich in om slachtoffers uit benarde situaties te redden.

Boerderijen weggevaagd

Op de laatste dag van 1925, als een felle zuidwesterstorm over het land raast en de waterstand van de Maas een recordstand bereikt, breekt de dijk halverwege Overasselt en Nederasselt. Veel boerderijen in het land van Maas en Waal worden weggevaagd. Marinekazerne Willemsoord is op Nieuwjaarsdag in rep en roer. Mensen en materieel, waaronder veel sloepen, worden naar het treinstation van Den Helder gebracht voor een reddingsoperatie.

In totaal zetten 300 marinemannen zich in om slachtoffers uit benarde situaties te redden. Onder hen ook De Groot, die op dat moment voor zijn vervolgopleiding tot machinist is ingekwartierd op Hr.Ms. Van Speijk. Zijn steunverlening levert hem zijn eerste onderscheiding op: de Watersnoodmedaille van 1926.

De kazerne van de Onderzeedienst te Den Helder (1926).

Dreigende oorlog

In de jaren die volgen wisselen opleidingen en varende plaatsingen elkaar af en op 31 maart 1927 volgt De Groots bevordering tot korporaal-machinist. Hij vertrekt in die hoedanigheid met Trijntje en hun eerste kinderen naar Nederlands-Indië. Hier groeit de kinderschare uit tot 3 dochters en 1 zoon. Wanneer het gezin in 1935 terugkeert naar Nederland, wordt De Groot weer bij de Onderzeedienst geplaatst.

Aankomst van de O12 te Willemstad, Curaçao (1938).

Er volgen verschillende varende plaatsingen aan boord van onderzeeboten. In 1938 vaart de technicus met de onderzeeboot O12 naar het Caribisch gebied en het jaar erop met de O16 naar Nederlands-Indië. Zijn gezin volgt hem en in 1941 komt te Soerabaja de vierde en laatste dochter ter wereld. Het is dan uiteraard een spannende tijd voor het jonge gezin. Afgesneden van het bezette vaderland en de voortdurende dreiging van een oorlog met Japan.

Met de O16 vertrok De Groot naar Nederlands-Indië (1939).

Uitwijken naar Colombo

Als die oorlog zich aandient, met de Japanse aanval op Pearl Harbor van 7 december 1941, vaart De Groot net een maand op de O19. De boot staat onder bevel van luitenant ter zee 1 Frederik Knoops en heeft als bijzondere toevoeging aan de reguliere bewapening de mogelijkheid om mijnen te leggen. Een dag na de luchtaanval op Hawaï komt in Soerabaja het bericht door dat Nederland de oorlog heeft verklaard aan Japan. Hét sein voor ook de moderne O19 om actief deel te nemen aan de strijd. Tijdens de tweede patrouille, op 1 januari 1942, is het raak. De boot van De Groot, nu onder commando van luitenant ter zee 1 Hendrik Bach Kolling, brengt 2 Japanse vrachtschepen tot zinken.

Met de aanval op Pearl Harbor (1941) barst de strijd in de Oost los.

Er worden meer successen geboekt, maar als de internationale Combined Striking Force van schout-bij-nacht Karel Doorman tijdens de Slag in de Javazee op 27 februari 1942 het onderspit delft, ligt de weg naar Java open voor de Japanse agressor. De marine-eenheden die weg kunnen komen, zoeken een goed heenkomen. Ook 7 van de 15 onderzeeboten lukt het om uit te wijken; 3 komen in het Australische Fremantle terecht en 4 andere, waaronder de O19, in het Britse Colombo (op Ceylon, het huidige Sri Lanka).

De O19 ontkwam en week uit naar Colombo.

Plezierige verrassing

Vanuit deze bases varen de boten de nodige patrouilles, tot ze 1 voor 1 naar East-London in Zuid-Afrika worden gedirigeerd, om zich aan te sluiten bij het Nederlandse onderzeebootmoederschip Hr.Ms. Colombia. Ook vanuit East-London is de O19 druk met patrouillevaren, totdat groot onderhoud écht geen langer uitstel duldt en de boot in oktober 1942 hiervoor naar Groot-Brittannië vertrekt. Bij aankomst aldaar op 1 februari 1943 wacht De Groot en de rest van de bemanning een plezierige verassing.

Bemanning van de O19 bij aankomst in Falmouth, februari 1943. Zittend van links naar rechts: sergeant-machinist Janus (D.A.) van Duyn, matroos 3 A.C. ten Bosch, korporaal-machinist J.A. Samson, bootsman Roel Vliegen, korporaal-torpedomaker R.F. Wattimena, stoker-olieman A. de Bont, korporaal-machinist Lekatompetty, sergeant-machinist Pieter de Groot (niet zeker; origineel fotobijschrift spreekt van ‘monteur met witte pet’), matroos-hofmeester Sikoes, korporaal-telegrafist Arie Breedveld, sergeant-machinist Karel van Dijk. Bovenaan: seiner Bil (M.) de Corver, majoor-monteur A.L.M. den Haan, matroos 1 W. Verwey, sergeant-telegrafist H. Zweistra, matroos 1 W.J. Meijnesz, matroos 1 Hannes Wever, commandant luitenant ter zee 1 Hendrik Bach Kolling, majoor-machinist Rinus Glazema, sergeant-machinist J.C. Marckelbach, eerste-officier lluitenant ter zee 2 A. van Altena, schipper B.J. Starink, majoor-torpedomaker Harry Sigon, sergeant-torpedomaker W. Snel, korporaal-monteur Dolf Klein, luitenant ter zee 1 T.A. Vos (MSD), Engels verbindingsofficier met witte trui en luitenant ter zee 2 H.M. van der Veen. (Bron: ‘Monografie Onderzeeboten-O19’, Gerard Horneman)

Aangezien de bemanning van de O19 tot de best geoefende onderzeebootbemanningen behoort, heeft de marineleiding besloten alle opvarenden over te plaatsen naar een net afgebouwde onderzeeboot van de modernste klasse. Het betreft een Britse T-klasse onderzeeboot die onder Nederlandse vlag de naam ‘Zwaardvisch’ (P322) krijgt. Commandant is luitenant ter zee 1 Hendrik Goossens. Hij en zijn bemanning staan strak in het gelid als Prins Bernhard de boot op 23 november 1943 te Barrow-in-Furness inspecteert tijdens de officiële indienststelling.

Hr.Ms. Zwaardvisch, het neusje van de zalm.

Slagschip Tirpitz

Wat volgt is een opwerkperiode in de Lochs rond Glasgow. De nieuwe bemanning moet wennen aan de nieuwe boot, waar alle instrumenten en bediening nét op een iets andere plek zitten. Korporaal-machinist De Groot moet op zijn beurt bekend raken met de nieuwe dieselmotoren en andere scheepsinstallaties. Na de opwerkperiode wordt een eerste keer voorzichtig patrouille gevaren in de Schotse kustwateren. Daarna wordt de boot al snel naar open water gedirigeerd, omdat een kans zich lijkt voor te doen om het legendarische Duitse slagschip Tirpitz te grazen te nemen.

Dit vooruitzicht zorgt voor een fenomenale opwinding onder de bemanning. Helaas loopt deze patrouille uit op een grote deceptie. De Tirpitz laat zich namelijk niet zien en blijft ‘veilig’ achter anti-onderzeebootnetten in een Noors fjord verscholen liggen. Het schip wordt na enige eerdere bombardementen dat jaar zowel in september als november 1944 door Britse bommenwerpers aangevallen, waardoor het zwaar beschadigd raakt en later zelfs kapseist, waarbij bijna 1.000 opvarenden omkomen.

27 opvarenden gered

Hr.Ms. Zwaardvisch is rond de tijd van de eerste luchtaanval al via de Middellandse Zee, het Suezkanaal en Colombo aangekomen in het Australische Fremantle. Tijdens de reis heeft de onderzeeboot enkele Japanse jonken vernietigd. Vanuit Fremantle zullen de Zwaardvisch en haar bemanning nog veel meer successen behalen. Eerst wordt op 4 oktober ten noordoosten van Bali een Japanse tanker met kanonvuur tot zinken gebracht. In de vroege ochtend op 6 oktober, rond de dageraad, wordt per periscoop U-168 ontdekt, een Duitse lange-afstandsonderzeeboot van het type IXC/40. Van 6 afgevuurde torpedo’s treffen er 3 doel, waarvan er slechts 1 explodeert: ter hoogte van de torpedokamer. De U-168 begint onmiddellijk te zinken. Toch weten De Groot en zijn kameraden nog 27 van de 50 opvarenden uit het water te redden. Commandant Kapitänleutnant Helmuth Pich is 1 van hen.

De U-168 voordat deze werd getorpedeerd door de Zwaardvisch.

Gedurfde operaties

Naar wat na de oorlog blijkt, berust de ontmoeting van beide boten niet louter op toeval. Omdat de Duitsers steevast hun vertrek- en aankomstgegevens netjes doorgaven aan hun Japanse ‘gastheren’ in de Oost, kon de Zwaardvisch haar slag slaan, aan de hand van een onderschept en ontcijfert Japans code-bericht.

‘Kruizenparade’ voor 10 opvarenden van de Zwaardvisch. Helemaal rechts: Pieter de Groot.

De aanval op de U-168 is er 1 in een reeks van succesvolle en gedurfde operaties, getuige het feit dat 12 van de 65 bemanningsleden in december 1944 worden voorgedragen voor een dapperheidsonderscheiding. Op 25 januari 1945 vindt de feestelijke uitreiking plaats. Commandant Goossens wordt tot Ridder der Vierde Klasse van de Militaire Willemsorde geslagen en officier Marine Stoomvaart Dienst der eerste klasse Andries de Vaal krijgt de Bronzen Leeuw uitgereikt. De 10 anderen, onder wie korporaal-machinist Pieter de Groot, ontvangen een Bronzen Kruis. Dit vanwege hun belangrijke bijdrage aan de operaties die deels plaatsvonden in ondiepe wateren of desnoods aan de oppervlakte, zoals toen een Japanse vrachtschip met het boordkanon werd vernietigd, nadat torpedo’s dienst weigerden.

Het Bronzen Kruis van Pieter de Groot met bijbehorend Koninklijke Besluit.

Afscheidsgeschenk?

Op het moment van de uitreiking van het eremetaal is De Groot al geen bemanningslid van de Zwaardvisch meer. Volgens zijn conduiteboekje is hij op 19 januari overgeplaatst naar de Onderzeedienst in Australië, wat waarschijnlijk duidt op een walplaatsing in Fremantle. Hoe deze overplaatsing tot stand is gekomen is onbekend. Er zullen volgens de traditie geschenken aan het vertrekkende bemanningslid uitgereikt zijn.

Zeer wel mogelijk dat korporaal-torpedomaker L. Clifford bij die gelegenheid het in de intro genoemde aluminium kistje als afscheidsgeschenk aan De Groot overhandigt. In de deksel van het kistje staat namelijk met sierlijke letters ‘L. Clifford’ gekrast. De voorzijde verraadt dat het (blijkbaar van oorsprong Duitse) kistje eens een Fahrtmessanlage bevat heeft, een instrument om het aantal knopen dat een schip vaart te meten.

Het kistje waarmee het allemaal begon.

Nieuw conflict

De Zwaardvisch zelf vertrekt na het afstappen van De Groot al snel naar het Schotse Dundee voor groot onderhoud. Tegen de tijd dat de boot daar aankomt, blijkt Nederland bevrijd en is voor de bemanning de oorlog voorbij. Maar nog niet voor De Groot. De gevechten tegen Japan gaan nog door tot medio augustus en de strijd gaat daarna, ook voor hem, bijna naadloos over in een nieuw conflict, ditmaal met Indonesische onafhankelijkheidsstrijders.

Op 17 september 1945 wordt De Groot op de K XIV geplaatst. Deze verouderde onderzeeboot is ook tijdens de oorlogsjaren al gebruikt voor droppings van geheim-agenten op de Nederlands-Indische kust. Aan de varende periode op de K XIV komt voor De Groot trouwens al na 5 maanden een einde. Niet veel later vertrekt hij met het patrouilleschip Hr.Ms. Tidore naar Soerabaja en op 4 januari 1947 met de torpedobootjager Hr.Ms. Van Galen naar Nederland.

In 1947 ontving De Groot het Oorlogsherinneringskruis (l.) en in 1950 het Ereteken voor Orde & Veiligheid (r.).

Eervol ontslag

Later dat jaar ontvangt De Groot zijn Oorlogsherinneringskruis. In eerste instantie met 2 gespen, maar na herziening van het Koninklijke Besluit van 6 januari 1948 met 3 gespen: ‘Krijg ter zee 1940-1945’, ‘Slag in de Javazee 1941-1942’ en ‘Oost Azië-Zuid Pacific 1943-1945’. Op 7 mei 1948 volgt de ‘Gouden Medaille voor Trouwen Dienst’, omdat hij inclusief alle tropenjaren 40 dienstjaren heeft bereikt. Op 20 juni 1950 krijgt De Groot ten slotte nog het ‘Ereteken voor Orde & Vrede’ met de balken ‘1945’ en ‘1946’.

Hoewel De Groot in mei 1948 eervol ontslag krijgt bij de KM, betekent dit niet dat hij vervolgens achter de geraniums plaatsneemt. Als nog jonge zeeman in hart en nieren gaat hij aan de slag in de zeevisvaart, vanuit Rotterdam. Naar verluidt vaart hij bijvoorbeeld een aantal jaren op de Walvisvaarder Willem Barentsz II. Nadat zijn echtgenote Trijntje in 1959 overlijdt, laat De Groot de Maasstad achter zich en verhuist naar het Zeeuwse Schoondijke. Hier kan hij tot zijn overlijden op 12 december 1982 terugkijken op zijn roerige leven en in het bijzonder op de oorlogsjaren die hij, als zovele marinemensen, ‘opvallend onopvallend’ doorkwam.

Korporaal-machinist Pieter de Groot (l.) met collega’s (datum en plaats onbekend).
Historicus Robert Betsch.

Niet helemaal vergeten

“Het is welhaast onbeschrijfelijk wat dergelijke onderzeebootbemanningen hebben moeten doorstaan, gedurende 5 lange oorlogsjaren op zee”, verzucht historicus Robert Betsch, die gefascineerd raakte door de inhoud van het aluminium doosje dat hij kreeg. “In een benauwde stalen buis, met z’n allen op elkaar gepakt. De voortdurende angst voor ontdekking en als dat daadwerkelijk gebeurde, talloze dieptebommen doorstaan, wetende dat een lek tot het onvermijdelijke zou leiden.

Door de verlening van het Bronzen Kruis én doordat zijn naam in het boek ‘Stuifzeetjes over P322’ (Van Dapperen) voorkomt, is de naam Pieter de Groot niet helemaal vergeten. Ik hoop dat ik daar ook een bijdrage aan heb kunnen leveren. In het kistje, dat ik via via van de Pieters kleinzoon kreeg, zaten het originele Bronzen Kruis (in het doosje van Spink & Son Ltd uit Londen), het Oorlogsherinneringskruis en het Ereteken voor Orde & Vrede. Ook trof ik z’n pijp aan, enkele naoorlogse diploma’s en een foto van Pieter in uniform. Het geheel krijgt een ereplaats tussen mijn andere spullen van (bijna) vergeten Nederlandse oorlogshelden!”