Tekst RITM Djenna Perreijn
Foto archief Bob Roetering, NIMH en SGT Cinthia Nijssen

Einde WO-2 start megaklus voor Mijnendienst

KTZ b.d. Bob Roetering in 1993 in zijn laatste functie voor leeftijdsontslag als commandant Mijnendienst.

Het is deze maand precies 75 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog tot een einde kwam. Op de bodem van de Noordzee is de erfenis uit de jaren 40 - 45 nog altijd zichtbaar. De inzet van de Mijnendienst in die jaren én direct daarna kent weinig geheimen voor kapitein ter zee b.d. Bob Roetering (80). De megaklus die driekwart eeuw geleden start, duurt in feite nog voort tot op de dag van vandaag.

een oude Duitse kaart toont precies de coördinaten van de gedropte mijnen voor de Nederlandse kust.

Als Roetering in 1983 hoort dat zijn volgende functie beleidsfunctionaris bij de Mijnendienst is, zakt de grond onder zijn voeten weg. "Ik was verontwaardigd en teleurgesteld: ik wilde varen! Ik veranderde echter van mening toen ik mij in de geschiedenis ging verdiepen. We bleken ontzettend veel mijnenvegers gehad te hebben en ik zocht uit wat ze allemaal gedaan hadden. Van de eerste Nederlandse mijn uit 1907 voor de marine tot het ruimen tijdens WO-2 en de belangrijke jaren daarna."

Het aantal mijnmeldingen van 2005 tot 2017.

De marine geeft zich niet over als Nederland in mei 1940 capituleert, maar wijkt uit naar Engeland. Daar wordt de hele Nederlandse visserijvloot geconfisqueerd. Roetering: "De ene helft gaat vissen om Engeland van voedsel te voorzien, de andere helft van de boten bouwen ze om tot mijnenvegers; de bemanningen worden gemilitariseerd." De vissers worden dus militair en blijven daardoor jarenlang verstoken van contact met het thuisfront. "Ze krijgen een uniform en een rang, soms een veel te hoge. Hun visruim wordt omgebouwd tot slaapverblijf."

Verliezen

Er wordt veel van vissers verwacht, terwijl ze hun leven in de waagschaal leggen. De schepen lopen altijd het risico op een mijn te lopen of getorpedeerd te worden. "De grootste klus is de baai van Milford Haven, aan de westkust bij Wales. Daar komen de grote Atlantische konvooien uit Amerika aan en moet een veilige doorvaart gegarandeerd zijn. Maar nagenoeg elke nacht leggen Duitse vliegtuigen nieuwe mijnen." In 1941 loopt Hr.Ms. Caroline recht op een mijn en verliest de hele bemanning.

Matroos Leendert Taal, de enige overlevende van Hr.Ms. Marken, die in 1944 op een mijn liep.

Aan de oostkust, bij de Thames, wordt in 1944 mijnenveger Hr.Ms. Marken tot zinken gebracht door een akoestische zeemijn. "22 mijnen maakt de bemanning die dag onschadelijk, maar de laatste kost 16 man wel het leven. Slechts 1 opvarende overleeft het drama: matroos Leendert Taal."

Bij thuiskomst, na de oorlog, krijgen de vrijwillige hulptroepen een slechte behandeling door hun tijdelijke werkgever, weet Roetering. "Er kan geen bedankje af bij de marine, die zelfs hun uitgekeerde voorschotten wil terugvorderen."

De bemanning op 1 van de gevorderde vissersboten bij Engeland.
Hr.Ms. Hercules bergt een torpedo in 1952 bij Hoek van Holland.

Opdracht uitgevoerd

In de jaren na de oorlog moet de scheepvaart nog binnen geveegde zeestraten van zo'n 1.000 meter breed varen, omdat de Noordzee vol ligt. Roetering pakt een tekst van de Alle Hens uit 1952 erbij: 'Na ruim 6 jaar van gestadig en eentonig vegen kan deze maand te bestemder plaatse het boodschapje worden afgegeven: de opdracht is uitgevoerd!' "Toen pas werden onze kusten en kustwateren veilig bevonden.”

Hr.Ms. Marsdiep ruimt vanaf 1943 mijnen bij Engeland. Na de oorlog bleef het schip tot 1956 mijnen ruimen in voornamelijk de Nederlandse binnenwateren. Foto links is uit 1947, rechts uit 1948.
Op een mijn bij het Friese Anjum staan ter nagedachtenis namen van gesneuvelde mijnenruimers.

Miscommunicatie

In zijn achtertuin in Den Helder - een kwartiertje fietsen van de Marinehaven - blikt Roetering terug op zijn carrière en zijn daaropvolgende uit de hand gelopen hobby, zoals hij het zelf omschrijft. "Ik vind het heel leuk om dingen uit te zoeken en heb een goed geheugen. Dus ik word regelmatig gebeld om vragen te beantwoorden van mensen die bijvoorbeeld onderzoek doen naar hun overleden oom of opa die bij de Mijnendienst diende. Want veel jonge mensen sneuvelden tijdens het gevaarlijke werk."

“We gaan de oorlog in met 4 mooie nieuwe mijnenvegers, maar slechts 1 overleeft het: Hr.Ms. Jan van Gelder. Op het IJsselmeer moeten 2 schepen de Duitsers tegenhouden die van Friesland naar Noord Holland wilden. Door miscommunicatie met de hogere legerleiding zijn ze ervan overtuigd dat ze uiteindelijk niet weg zullen komen. 'Uitwijken of vernietigen', luidde de opdracht. Ze kiezen ervoor de schepen te laten zinken na de Nederlandse overgave. Zo ken ik tal van tragische verhalen."

Roetering verzamelt al het mogelijke over de Mijnendienst. Zoals een journaal van Hr.Ms. Willemstad, waarin verslag wordt gedaan van een brand aan boord. “Archiefmaterieel dat anders zou zijn weggegooid, dat zou eeuwig zonde zijn!”

Typisch voor de Mijnendienst: als eerste naar binnen en als laatste weg

30 explosieven

Zr.Ms. Willemstad vond de afgelopen 4 maanden bijna 30 explosieven, waaronder Duitse, Russische en Engelse zeemijnen. De mijnenjager maakte deel uit van de zogenoemde Standing NATO Mine Countermeasures Group 1 (SNMCMG1). De eenheden voeren mijnenjachtoperaties uit en ruimen explosieven. Deze projectielen vormen nog altijd een dreiging voor scheepvaart en visserij. De KM levert continu mijnenjagers aan de NAVO voor snel inzetbare vlootverbanden, zoals SNMCMG1.
 

Onder Indonesische vlag

Al die historische verhalen noteert Roetering in zijn boeken over de schepen van de Mijnendienst.

4 zijn al gepubliceerd, 8 staan nog in de planning. "Dus ik moet 120 jaar oud worden", grapt hij. 'Zeker bij de Mijnendienst zijn veel gegevens uit het verleden in de vergetelheid geraakt,' schrijft hij in het voorwoord van het boek over Alkmaar-klasse. Roetering noemt als voorbeeld het werk in Nederlands-Indië. "Maar weinig mensen weten wat we daar hebben gedaan. 8 Motor Minesweepers gaan er al in 1945 heen. Hr.Ms. Walcheren gaat verloren als het nabij Balikpapan op een Japanse mijn vaart; 2 opvarenden overleven het niet." 

Als Indonesië in 1949 onafhankelijk wordt, blijft de Mijnendienst nog 2 jaar om voor Indonesië te ruimen. "De Indonesische vlag op de Nederlandse boten stak natuurlijk bij sommige mensen na de bloedige onafhankelijkheidsoorlog. Maar het is typisch voor de Mijnendienst: als eerste naar binnen en als laatste weg."

De bemanning van Hr.Ms. Duiveland. Op 3 oktober 1945 vertrokken de 8 Nederlandse mijnenvegers van de Duiveland-klasse naar Nederlands-Indië, samen met de mijnenlegger Hr.Ms. Jan van Brakel die dienst deed als moederschip.
KTZ b.d. Bob Roetering (80) protesteerde tegen zijn leeftijdsontslag in 1993, maar bleef na zijn pensioen betrokken bij de marine. Onder meer door het schrijven van boeken over de Mijnendienst en door zijn vrijwilligerswerk in het Marinemuseum.