Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto Valerie Kuypers
De Ruytermedaille voor oud-bevelhebber en mijnenruimer
“Twee mannen die beiden – ieder vanuit hun eigen beroep en persoonlijke kwaliteiten – het verschil maakten; u beiden verdient deze medaille dubbel en dwars”, aldus minister van Infrastructuur en Milieu (I en M), Melanie Schultz van Haegen. Zij reikte deze week de De Ruytermedaille uit aan oud-Bevelhebber der Zeestrijdkrachten VADM b.d. Cees van Duyvendijk en sergeant-majoor (ODOPS) Martin Berentsen.
Beide heren waren onder valse voorwendselen naar het ministerie van I en M gelokt. Tot hun grote verrassing kregen zij hier de Koninklijke onderscheiding opgespeld, als blijk van waardering voor hun grote inzet en betrokkenheid bij de scheepvaart. Dat is namelijk het criterium om in aanmerking te komen voor de medaille. Sinds de instelling van de De Ruytermedaille in 1907 zijn slechts 204 exemplaren uitgereikt.
Vrijwilligers beschermen
Van Duyvendijk kreeg de medaille vanwege zijn werk als voorzitter van de Raad van Toezicht bij de Koninklijke Nederlandse Reddings Maatschappij (KNRM), sinds 2004. “De KNRM is operationeel opgehangen aan de Kustwacht, dus ook aan de marine”, aldus de admiraal. “Heel bijzonder is het wel dat de reddingsmaatschappij volledig gerund wordt door vrijwilligers. Mijn taak was het ook om hen te beschermen tegen de bureaucratie die kleeft aan overheids-overlegstructuren. En zo te zorgen dat zij gewoon hun werk konden doen. Dus voerde ik veelal de gesprekken, ook hier bij I en M.” De minister prees Van Duyvendijk voor zijn rol, met name ook rond de verbetering van Search and Rescue en strandbewaking.
‘De medaille zet de hele Mijnendienst in het zonnetje’
Altijd actief betrokken
Berentsen, opvarende van Zr. Ms. Urk, ontving het kleinood voor zijn mooie en lange staat van dienst. Inmiddels 13 jaar lang ruimt hij onder andere als (assistent-)mijnenjachtofficier explosieven van de meest uiteenlopende soorten, in de Noordzee en de Oostzee. Ook was hij op missie voor de kust van Libië. “In uw loopbaan bij de Mijnendienst, aan boord van alle Nederlandse mijnenjagers, bent u altijd actief betrokken geweest bij inzet voor de operatie ‘Beneficial Cooperation’”, aldus de minister. “In deze operatie werkt de Koninklijke Marine goed samen met België, het Verenigd Koninkrijk, de zeevisserij en de bouwers van onderzeese infrastructuur. U bent steeds actief geweest in het doorlopend verbeteren van technieken en werkwijzen. Geheel in de geest van de Belgisch-Nederlandse samenwerking deelde u, gevraagd en ongevraagd, steeds uw kennis en ervaring met de bemanningen van de Belgische mijnenjagers.”
Levensreddend, buiten het zicht
Commandant Zeestrijdkrachten LTGENMARNS Rob Verkerk, ook aanwezig bij de uitreiking, toonde zich een trotse vlootvoogd: “De medaille voor sergeant-majoor Berentsen zet de hele Mijnendienst in het zonnetje. Dit onderdeel doet potentieel levensreddend werk, maar bijna altijd buiten het zicht. Dat laatste geldt – op een iets andere manier – ook voor het werk van de KNRM die bijna dagelijks levensreddend optreedt.” Vandaar dat de generaal ook de medaille voor VADM b.d. Van Duyvendijk op waarde wist te schatten.
‘Met de komst van steeds meer windmolens en andere belangen wordt ons werk eigenlijk alsmaar belangrijker’
Behoefte aan nieuwe mijnenjagers
Leidend voorwerp Berentsen was eigenlijk een beetje sprakeloos en reageerde bescheiden op zijn uitverkiezing. “Deze medaille is inderdaad voor de hele Mijnendienst. Goed dat ons werk zo onder de aandacht komt.” Dat laatste kan niet los gezien worden van de behoefte aan nieuw te bouwen mijnenjagers, waarover binnen de politiek gesproken wordt. Het mooie aan Berentsens werk? “Met een kleine groep op een mijnenjager moet je het samen zien te rooien. Wat ik in de afgelopen 13 jaar zoal heb gevonden? Duitse GC- en GD-mijnen, V1-raketten, Russische raketten, maar ook een Engelse en een Duitse onderzeeboot.” Naar schatting liggen er overigens nog vele duizenden explosieven op de zeebodem. “Met de komst van steeds meer windmolens op de Noordzee en andere commerciële belangen die met de Noordzee – en dan vooral de zeebodem – gemoeid zijn, wordt ons werk eigenlijk alsmaar belangrijker”, besluit Berentsen.