Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Meer inzet van dieren zeer handig en heilzaam
“Ik ben geen paardenfluisteraar; hooguit een slechtziende in het land der blinden.” Aan het woord is majoor der mariniers Steven Baan. Hij is ervan overtuigd dat Defensie veel profijt kan hebben van meer inzet van dieren. Sporadisch gebruikten de mariniers al lastdieren in Afghanistan en Noorwegen. In de VS werkten ze onlangs met snuffel- en bijthonden. Baan ziet echter ook graag om redenen van coaching en voor- en nazorg dat Defensie zijn heil zoekt in het dierenrijk.
Baan is momenteel commandant Combat Service Support Squadron in Doorn, maar borduurt qua beestenboel voort op zijn oude functie van trainingsofficier Mobility. “In die functie werkte ik met helikopters, voertuigen, vaartuigen, fietsen, maar ook dieren. Als Korps Mariniers gebruikten we al ezels in Afghanistan in 2009, bij Chora. Daarvoor leenden we ook al pony's van de Noren om materiaal naar boven te brengen tijdens de bergtraining. Voor veel mensen was dat ‘lachen-gieren-brullen’, maar het bleek toch wel erg handig.”
‘De kracht van inhuur is, dat je de dieren niet hoeft in te vliegen en te laten acclimatiseren’
Eenheden ontlasten
De inzet van de dieren is voor het Korps inmiddels bekende kost. Ook nemen mariniers regelmatig deel aan de Basis Lastdierentraining, die een paar keer per jaar plaatsvindt op de Bernhardkazerne in Amersfoort, met inhuurpaarden. Baan pleit ook zeker niet voor de aanschaf van eigen lastdieren. “De kracht van inhuur is, dat je de dieren niet hoeft in te vliegen en te laten acclimatiseren. En ze hebben al harde hoeven, zijn bekend met het terrein en – in geval van Afghanistan – al gewend aan het geluid van schoten.”
“Dieren kunnen veel betekenen voor eenheden, door ze te ontlasten. Neem nou een Mortierpeloton. Die club heeft 6 pijpen van 35 kilo bij zich, bestaande uit buis, grondplaat en tweepoot. Zo’n set wordt door 3 mariniers getild. Dan heb je nog 160 granaten per mortier als dagrantsoen, per 2 verpakt. Daardoor gaan 80 man per mortier voorwaarts met 11 kilo in handen. Dan zijn er binnen het Anti Tank-peloton per sectie ook nog 3 .50-mitrailleurs van 35 kilo per stuk met elk 160 kilo munitie. Een lastdier daarentegen draagt 120 kilo, inclusief het zadel. Neem per squadron 24 lastdieren, verdeeld over de 3 Raiding Troops en je ontlast de infanterist.” Deze draagt dan alleen nog zijn basisuitrusting, waardoor hij meer oog voor zijn omgeving kan houden.
‘We zijn zo modern geworden en niet meer gewend om met dieren om te gaan’
Bundeling van krachten
Een goede omgang met de dieren vindt Baan overigens cruciaal, nog los van dierenwelzijn. “Ga je een dier overbelasten, dan bezwijkt het en mag je alles zelf dragen." Ten opzichte van vroeger mist de majoor wel kennis over dieren, binnen Defensie. “Vroeger hadden we onder de dienstplichtigen boerenzonen, die wisten hoe je dieren moest behandelen, qua voeding en belading, en wanneer je bijvoorbeeld hoeven moest krabben.” Op dit moment consulteert Baan vooral reservist-dierenartsen van de landmacht en één van het Korps. Zij zorgen bijvoorbeeld voor de paarden voor ceremonieel, zoals Prinsjesdag, van de Gele Rijders. Ook de bewakingshonden van de luchtmacht hebben zij onder hun hoede, net als de patrouillehonden van het Korps Commando Troepen en de snuffelhonden van de Explosieven Opruimings Dienst.
De majoor is groot voorstander van de bundeling van krachten binnen Defensie, op dierengebied. Liefst naar Engels voorbeeld. “In Engeland heb je het ‘Defense Animal Center’ (DAC), dat gaat over alle dieren waar de Britse krijgsmacht mee werkt. Wij hebben ook een DAC nodig. Daar kan de Politie dan ook bij aanhaken, want ook die beschikt over levende have.”
‘Een lastdier kan over een pad door de jungle, een dolfijn explosieven opsporen en een zeeleeuw duikers aanpakken’
Dieren spiegelen sterk
Maar genoeg over dieren voor operationele inzet, want ze kunnen ook een ander doel dienen, vindt Baan. “Dat voormalig Commandant der Strijdkrachten (CDS) generaal b.d. Peter van Uhm een stichting heeft met hulphonden, vinden we normaal. Ik vind het tijd dat we ook het ‘zorgpaard’ ontdekken. Zo’n dier is een mooi middel voor behandeling of voorkoming van Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS). In de VS is ‘horse handling’ daar een zeer geaccepteerd middel voor. Ik was onlangs in Pijnacker bij een manege waar ze veteranen helpen; mensen met een ‘rugzakje’ kwamen helemaal los. Een paard voelt namelijk wat jij voelt. Het Militair Revalidatie Centrum en het Veteranen Instituut geloven inmiddels ook in de heilzame omgang met paarden.” Deze dieren spiegelen heel sterk en tonen in feite hoe je je opstelt, licht Baan toe. En dat is confronterend en verhelderend, zo blijkt.
Voor menig militair klinkt dit mogelijk als ver-van-mijn-bed-show, maar zo gek is het allemaal niet, vindt de majoor. En hij heeft nog iets nieuws, simpel, maar mogelijk geniaal. “We zijn gewend dat er in het uitzendgebied geen beesten op het kamp mogen komen, zoals zwerfhonden en katten. Maar neem nou voor de eerste 3 honden een vlooienband en vaccins mee. Dan kun je ze veilig houden. Kom je net uit een gevecht, ben je weer terug op het kamp, maar heb je geen zin om er veel over te praten, dan kan het best opluchten als je even zo’n hond zit te aaien.”
Meer kennis opdoen
Waar het volgens Baan in feite op neer komt: we moeten met andere ogen naar dieren leren kijken. “We zijn zo modern geworden en zijn niet meer gewend om ermee om te gaan. Klinkt dat zweverig? Ik ben gewoon pragmatisch ingesteld. Een hond kan in no time een heel gebouw clearen. Blaft-ie? Dan ga je toch nog even zelf kijken. Een lastdier kan over een smal pad door de jungle. Oké, nog een paar: een havik kun je tegen drones inzetten, een dolfijn kan explosieven onderwater opsporen en een zeeleeuw kan vijandelijk duikers aanpakken. De VS beschikken over veel kennis op deze gebieden. Ik pleit ervoor dat ook wij veel meer kennis gaan opdoen. Zo simpel kan innovatie namelijk zijn.”