07

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 03 | 2020

Vervlogen Tijden: een vergeten uitzending

Tekst Arno Marchand
Foto uit collectie Van Doremalen en Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Alouettes 50 jaar geleden naar overstroomd Tunesië

Scroll naar beneden voor de video

In Tunesië valt in september 1969 in 2 weken tijd net zoveel regen als in Nederland in een half jaar. Grote overstromingen slaan waterleidingen weg en vullen waterputten met modder. Van over de hele wereld wordt daarna hulp geboden. Vanuit Nederland vertrekt in december een genieconstructiecompagnie naar het Noord-Afrikaanse land voor het herstel van waterputten en -leidingenbij Kairouan en Sidi bou Ali. Eerst nog zonder helikopters.

Het personeel wordt op Soesterberg gebrieft: een deel, zoals Van Doremalen en Viëtor, stond al een half jaar op en af gepland voor de UNO Flight. Bringreve, eveneens regelmatig gepland voor de UNO Flight, kwam van het 299 Squadron op Vliegbasis Deelen.

‘Met een handvol kleingeld, kleding en 2 helikopters op diepladers vertrokken’

Ruim anderhalve maand na vertrek van de genie valt ‘ergens’ in Nederland het kwartje. “Iemand kwam erachter dat er ook nog helikopters waren…”, steekt oud-monteur kapitein buiten dienst Hans Viëtor van wal. “Vrijdagochtend de 21e hoorden we dat we zouden gaan. Op Soesterberg hadden we voor de UNO Flight (zie kader, red.) alle materiaal kant en klaar staan. Daarmee konden we een half jaar self-supporting zijn. Ook waren er al kisten voor aangewezen.”

Die dag wordt alles in orde gemaakt: helikopters ontdaan van rotorbladen en op diepladers geplaatst. Viëtor, destijds sergeant 1: “Om 11 uur ’s avonds konden we naar huis om te vertellen dat we meteen weggingen. Met een handvol kleingeld, kleding en 2 helikopters op diepladers vertrokken we om 4 uur ’s nachts naar Den Helder.”

In de haven van Bizerte. Links: Montage van de rotorbladen. Die zijn met 2 man te tillen. Ze bestaan uit een stalen ligger met daaromheen foam en een aluminium huid en een stalen strip aan de voorkant. Rechts: Gereed voor afvliegen vanaf de Poolster.
De vlag van de Rampenbrigade met de emblemen van land- en luchtmacht en marine.

UNO Flight

In 1969 richtte Defensie een speciaal team op dat op afroep over de hele wereld kon worden ingezet. Deze Rampenbrigade bestond onder andere uit 2 compagnieën mariniers en schepen van de marine, van de landmacht genie-, infanterie-, geneeskundige- en transporteenheden en de zogenoemde UNO Flight van de luchtmacht. Daartoe behoorde een F.27 transportvliegtuig van het 334 Squadron en 3 Alouette III’s van de Groep Lichte Vliegtuigen (GPLV) met vliegend en technisch personeel.

Beeld van nog overstroomd land, maar na de overstroming is het grootste probleem vooral de achtergebleven dikke laag modder: 20 cm tot wel 2,5 meter.
Stukje huisvlijt aan boord van de Poolster: de zelfgemaakte Tunesiëbadge.

Plotseling vertrek

“Het weer was die avond bar en boos”, herinnert oud-monteur adjudant b.d. Cees van Doremalen zich. “Het ijzelde zelfs.” “Hals over kop vertrekken, dat is altijd zo”, zegt voormalig Alouette III-vlieger kolonel b.d. Paul Brinkgreve. “Eerst willen ze je niet en dan ineens moet je er gisteren zijn.” Het zo plotselinge vertrek komt vooral door het afvaren op zaterdagmorgen van het bevoorradingsschip Hr.Ms. Poolster. Die brengt de helikopters en 10 man personeel naar Tunesië, maar wel nadat de marine eerst nog even een oefening afwerkt… 

Zo beginnen luchtmachters, als detachement van de Genieconstructiecompagnie, aan een relatief korte missie van ruim 6 weken. Daarmee is de eerste humanitaire missie met de Alouette III, de eerste voor de GPLV en bovendien buiten NAVO-gebied, een vaak vergeten uitzending.

Iedere week bracht een F.27 verse groenten, vlees en andere benodigdheden, maar ook in Nederland ingezamelde kleding. Die gaven de militairen in het weekend aan de armste bevolking, waarop zeer dankbaar werd gereageerd.

‘Hoe denk je ervan af te komen – nou, aanzetten en wegvliegen…’

Schoorvoetend

Na vertrek op 22 januari komt het schip na de oefening op 31 januari aan in de haven van Bizerte, de noordelijkste stad van Tunesië. De dag erop monteert de technische dienst de Alouettes op het achterdek. Dan is het tijd voor de check flight. Brinkgreve, in die tijd eerste luitenant: “De commandant van het schip vroeg: ‘hoe denk je ervan af te komen?’, ‘Nou, aanzetten en wegvliegen’, antwoordde ik. Maar dat kon niet volgens hem, want bij de marine had je zoveel knopen dwarswind nodig, anders kon je niet vliegen. Ik antwoordde: ‘Wij staan meestal in Duitsland op een open plek in een bos…’, ‘Oké’, aarzelde hij, ‘maar dan alleen met één vlieger.’ Helaas, dat ging ook niet, want bij een testvlucht móet een monteur mee… Schoorvoetend gaf hij toch akkoord. Na de testen ben ik naar een paar duizend voet gegaan, heb ‘m toen op z’n neus gezet en ben zo op het schip afgevlogen.”

De 25-uursinspectie deed de luchtmacht op het militaire deel van Tunis in een hangar.

‘Op een toeristenkaart uitgevogeld waar we moesten zijn’

Toeristenkaart

Vanuit Bizerte gaan de Alouettes naar Tunis. Brinkgreve: “De landmachter die ons in de haven opving, zei: ‘je moet de hoofdweg volgen en dan schuin links, dan kom je vanzelf op het vliegveld’.” Viëtor: “We wisten niet waar we verder naartoe moesten. Nou ja, naar Kairouan. Maar we hadden geen kaart.” Terwijl Van Doremalen – in die tijd sergeant 1 – het bewuste document op tafel legt, zegt hij: “Bij een benzinepomp hebben we maar een toeristenkaart gekocht en daarop uitgevogeld waar we moesten zijn. Als hier Kairouan ligt, dan moet daar er-re-gens de landmacht zitten…” En inderdaad vinden ze de groene tenten van het landmachtkamp.

Alouette boven Kairouan. Die stad is na Mekka, Medina en Jeruzalem de vierde belangrijkste plaats in de Islamitische wereld.

‘We vlogen om half 8 zodat we niet om 8 uur op appèl hoefden te staan’

Niet op appèl

Eenmaal op het landmachtkamp, geven de luchtmachters hun eigen draai aan de manier van wonen en werken. Ze slapen in eigen tenten, onderofficieren en officieren ‘gewoon’ bij elkaar. Zelf besluiten ze: de ‘postvlucht’ vertrekt dagelijks om half 8 naar de Nederlandse ambassade in het 200 kilometer verderop gelegen Tunis. “Zodat we niet om 8 uur op appèl hoefden te staan”, grinnikt Brinkgreve.“Dan bleek je met z’n allen op een rij te gaan staan en vertellen dat je er bent…”

Op Kairouan zijn de taken voor de GPLV niet meteen duidelijk. Brinkgreve: “Daarom hebben we ze zelf maar bedacht. Onder andere het controleren van het waterpeil in spaarbekkens in de bergen. Dat kostte de landmacht met de auto een dag. Als het water daar maar iets te hoog kwam, stroomde het dal al over.”

Veel belangstelling voor de helikopters, die dagelijks nagekeken worden. Van Doremalen: “We zorgden ervoor dat de kisten niet tegelijk in onderhoud moesten, zodat er altijd minimaal 1 beschikbaar was.”
Voor hun inzet in Tunesië ontvingen alle militairen op 14 oktober 1972 in Wezep de Herinneringsmedaille Rampenbrigade met de gesp ‘TUNESIË 1969/1970’.

Deadline

Helikopters waren ook handig ter overtuiging. Brinkgreve: “Er kwam eens een vaandrig naar me toe die zei: ‘we hebben moeite met het halen van onderdelen bij een bedrijf. We moeten daar altijd uren wachten en dat kost me een hele dag.’ ‘Daar weet ik wel wat op zei ik, ga maar mee.’ Ik ben op het voorplein van dat bedrijf geland, hij stapte uit en de directie stond al buiten, want dán moet je wel héél belangrijk zijn.”

Maar bovenal verlicht het luchtmachtdetachement met twee helikopters de werkdruk van de genisten door personeel en materieel tussen de kampen in Kairouan en Sidi bou Ali te vervoeren. Dat ligt 65 kilometer verderop, maar is moeilijk bereikbaar. Door de luchtsteun halen de genisten hun deadline van 3 maart 1970. Op die dag worden de laatste herstelwerkzaamheden afgerond.

Voor het afzetten van de Nederlandse landbouwattaché bij de president, landde de Alouette voor de deur van zijn paleis.

Filmbeelden uit 1970 zien? Bekijk dan hoe de Alouettes weer aan boord van de Poolster komen in de haven van Bizerte. Video: uit archief NIMH. Montage: Stephan Deiters

‘Zonder draaiboek, maar met een stel hersens bij elkaar, kom je er altijd uit’

Bijna klaar voor de terugreis. Voor het eerst landt een Alouette op het achterdek van een marineschip.

Geen club zo close

Terugkijkend vinden de luchtmachters dan ook dat ze goed werk hebben kunnen leveren. “Waterputten zijn van levensbelang”, zegt Brinkgreve. “Wij vlogen de genie heen en weer zodat zij hun werk sneller konden doen en brachten onderdelen die ze nodig hadden. Anders hadden ze het niet gehaald in de periode die vanuit de Nederlandse regering was gesteld.”

De eerste ‘uitzending’ was echt een uitdaging. Niemand wist hoe het moest en er was geen draaiboek, “maar als je een stel met hersens bij elkaar zet, kom je er altijd uit”, zegt Brinkgreve. “Vooral als je van begin af aan afspreekt: we doen alles samen.” Van Doremalen besluit: “Bij ons gingen officieren en onderofficieren gewoon met elkaar om. Iedereen kende elkaar bij voornamen. Er was geen club zo close als de GPLV.”