Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 11 | 2019
5 vragen over 5e generatie luchtmacht
Bouwsteen Air & Space Warfare Center
Aan de 5e generatie luchtmacht is in de Vliegende Hollander al eerder aandacht besteed, maar in 2019 moeten de bouwstenen waaruit die 5e generatie is opgebouwd concreet vorm krijgen. Daarom passeren ze dit jaar 1 voor 1 de revue. Deze maand het Air & Space Warfare Center (ASWC). Luitenant-kolonel Jasper van den Dikkenberg legt in 5 stappen uit, waarover dat gaat.
“Het ASWC richt zich op airpower in al zijn facetten. Het is de kennisautoriteit op het gebied van lucht- en ruimteoptreden van het CLSK. We kennen binnen het ASWC een aantal hoofdprocessen: de coördinatie van Research & Development, Doctrine, en Lessons Learned. Daarnaast beheren we een aantal specifieke dossiers zoals modelling & simulation, joint personnel recovery en space. Wij kijken nadrukkelijk wat er in de wereld én daaromheen gebeurt. Bij de sectie Space richten we ons op een betere integratie van het Space-domein in de ondersteuning van militaire operaties en nationale veiligheid. Dit strekt van het beter gebruik maken van informatie uit ‘spacebased-sensoren die vaak al beschikbaar zijn, tot het zeker stellen dat diensten zoals GPS en SATCOM beschikbaar blijven of alternatieven beschikbaar zijn. Daarnaast willen we een eigen capaciteit ontwikkelen.”
“Het ASWC telt 17 personen en twee reservisten, waarvan er 10 werken binnen de sectie Space. Op dit moment heeft iedereen een bepaald thema in zijn of haar portefeuille, bijvoorbeeld joint personnel recovery of air and missile defence. Wat ze doen, heeft te maken met hun achtergrond en daarmee kennisgebied. We bouwen aan een multidisciplinair team zodat vraagstukken vanuit verschillende invalshoeken worden belicht.
Sectie Space pakt het domein niet alleen op voor het CLSK maar ook voor de andere opco’s. Voor space is alleen nog geen Defensiebeleid gemaakt, dus daarop vooruitlopend heeft de luchtmacht die handschoen opgepakt en wel vanuit een Joint perspectief. Daarom is er nu al een landmachtcollega in de sectie Space geplaatst en staan we open voor versterking vanuit de andere opco’s.”
“Heel kort: hier op de Luchtmachttoren. Daar begint het, maar kennis spreidt zich over de hele luchtmacht en zelfs de krijgsmacht uit. Directe contacten zijn er met de afdelingen in de Luchtmachttoren, de wapenscholen op Leeuwarden en Gilze-Rijen, het Centrum voor Mens en Luchtvaart, kennisinstituten zoals TNO en het NLR, het ‘land’ en ‘maritime’ warfare center, de Bestuursstaf omdat daar vaak centrale info binnenstroomt en internationale partners zoals het Joint Air Power Competence Center.”
“Dit is nodig om relevant te blijven; als je in de toekomst wilt kunnen blijven vechten én winnen, in lucht én ruimte. Ontwikkelingen gaan steeds sneller en conflicten beslaan steeds meer domeinen. Dat kun je niet meer alleen afdoen met land-, lucht- en maritieme eenheden; ook cyber en space worden steeds belangrijker. Het niet-kinetische deel van oorlogsvoering, waaronder ook informatie- en besluitvormingsdominantie, neemt dus steeds meer in belang toe. Amerika zet bijvoorbeeld steeds meer in op het space-domein, aangezien zij het vanwege de toegenomen dreiging en concurrentie beschouwen als het nieuwe ‘war fighting domain’.”
“We willen het ASWC verder professionaliseren, want de capaciteit om alle taken uit te voeren, is er nu nog niet. Het ASWC is van oorsprong virtueel ingericht; dat betekent dat we nu het werk nog doen met een kleine club mensen en veel beroep doen op expertise elders in de organisatie of daarbuiten. Het is de bedoeling dat we straks een volwaardig ASWC zijn met veel meer mensen en daarmee veel meer denkkracht.
Van het huidige ‘air’-domein weten we als luchtmacht al wel veel. Het is echter door de snelle technologische ontwikkelingen moeilijk om in te schatten hoe airpower er in de toekomst uit gaat zien. Daarom ontwikkelt het ASWC momenteel een CLSK Aerospace Battle Lab (CABL). Hierin kunnen we toekomstige concepten en ontwikkelingen beproeven in een virtuele omgeving. We brengen hierin operationele mensen, wetenschappers en mensen uit de industrie samen om in kaart te brengen hoe we als CLSK toekomstbestendig kunnen blijven. We werken hierbij nauw samen met TNO en het NLR. Dat zijn onze strategische kennispartners. Wij investeren daarin als luchtmacht en laten hen die kennis voor ons opbouwen. We stimuleren ook technologieontwikkeling samen met de bedrijven, want Nederland heeft een gedegen civiele lucht- en ruimtevaartindustrie. Met de ontwikkeling van een eigen nano-satelliet en de doorontwikkeling van de SMART-L radar voor Space Situational Awareness, richten wij ons nu op een niche-capaciteit, oftewel een vaardigheid die binnen de coalitie schaars is of zelfs ontbreekt. Zo kunnen we als klein land toch een relevante bijdrage leveren.”
Tekst: Arno Marchand
Foto’s: sergeant Cinthia Nijssen