Tekst kapitein Henny de Boer
Foto diversen
Succesvolle Britse gevechtstank van na WOII
'Ik ben de enige die 3 rondjes mag rijden'
In de rubriek ‘Materieel van toen’ graaft Materieelgezien in de rijke historische inventaris van Defensie. Van iconische vrachtwagens en uniformstukken tot buitenissige wapens en vreemde proefballonnen. Ditmaal bekijken we de Centurion, de Britse middelzware gevechtstank die Nederland van 1953 tot 1985 in dienst had.
Op het complex Maaldrift in Wassenaar staat de enige nog rijdende Centurion van Nederland. Centurion-chauffeur en vrijwilliger bij de Rekwisieten Commissie Koninklijke Landmacht (RCKL) André Dekker stopt al jaren al zijn vrije uurtjes in het onderhoud ervan. Deze specifieke Centurion is afkomstig uit Zwitserland en Dekker heeft de Zwitserse instellingen er inmiddels uitgesloopt, zoals kastjes, rekjes en bedrading, en alles aangepast aan de Nederlandse configuratie. Organisatoren van evenementen of tentoonstellingen kunnen een verzoek bij de rekwisietencommissie indienen voor gebruik. Dekker showt de Nederlandse Centurion onder meer tijdens het grootste militaire tank-evenement ter wereld TANKFEST bij het Engelse tankmuseum in Bovington. “Dat is echt fantastisch. Ik ben de enige die drie rondjes in de arena mag rijden.”

'Ik heb een klap van de Centurion gehad'

Beresterk
Dekker was chauffeur op de Centurion tijdens zijn diensttijd in 1983 en 1984. “Ik heb een klap van de Centurion gehad”, zegt hij gekscherend over zijn passie voor de tank. “Robuust. Beresterk. Een heel lomp ding”, omschrijft hij de Britse gevechtstank. “Voor mij was het dé tank. Lekker ouderwets. Alles mechanisch, je moet sturen met sticks en je moet ‘dubbel klutsen’ met schakelen. Er stáát echt wat. De topsnelheid is slechts 35 kilometer per uur. Dat was toen al heel wat, denk ik. Maar in het terrein valt die snelheid met slechts een enkele kilometer per uur terug, afhankelijk van de ondergrond. Dat is een groot verschil met de latere Leopard 1.”

Duizend tanks
Het is tegenwoordig bijna niet meer voor te stellen, maar Nederland heeft in het verleden meer dan duizend tanks gehad. Een groot aantal daarvan waren de Britse Centurions, die na de Tweede Wereldoorlog gefaseerd binnenstroomden en decennialang dienst deden. Het was één van de belangrijkste gevechtstanks van zijn tijd, ook voor de Koninklijke Landmacht. Dat dankzij de goede bepantsering, mobiliteit en het krachtige wapen. Indertijd was hij erg modern. In totaal zijn er zo’n 4400 exemplaren gefabriceerd, in twaalf verschillende uitvoeringen.

Ruim dertig jaar
Zoals gezegd heeft de Centurion in Nederland ruim dertig jaar dienst gedaan, vanaf 1953. “Ons land wilde destijds een modernere tank ter vervanging van de Amerikaanse Shermans en de Canadese Ram-tanks uit de oorlogsperiode”, weet medewerker Bob Kos van de Afdeling Collecties van de Koninklijke Stichting Defensiemusea. “De voorkeur lag eigenlijk bij de Amerikaanse M47-tank, maar het werd toch de Centurion die door de Verenigde Staten werd betaald met geld van het Mutual Defence Aid Program (MDAP). Dat was een naoorlogs steunprogramma van Amerika voor de westerse krijgsmachten.” De Amerikanen hadden de M47 zelf nodig voor de Korea-oorlog (1950-1953).

'Tijdens de Battle Run rukten we gestaag op'
Oefenen en heel veel onderhoud…
Oud-korporaal Dekker heeft tijdens zijn diensttijd uitsluitend geoefend met de tank. “In mijn tijd was het gewoon oefenen, oefenen en nog eens oefenen, in Nederland en Duitsland, en natuurlijk schietseries doen. En heel veel onderhoud: smeren, verven en schoonmaken.” De tanks vormden een afschrikmiddel tijdens de Koude Oorlog. “Voor mij als chauffeur zat het meeste werk in het vervoer naar de schietlocaties. Eenmaal daar ging de rest van de bemanning aan de slag. De tanks stonden op linie en schoten op doelen in het terrein. Aan het eind van de schietserie oefenden wij de Battle Run en rukten dan gestaag op. Zo was de oorlogsdoctrine destijds. Tegenwoordig is het schieten en snel wegwezen. Daarom zijn de huidige tanks veel sneller en behendiger.”

Wapenwedloop
Nederland heeft vanaf 1953 als militaire hulp van de Verenigde Staten 591 Mk.3 Centurions ontvangen die kort daarna zijn gemodificeerd tot Mk.5. In 1959 en 1960 zijn nog 70 Centurions Mk.7's in gebruik genomen: 66 als hulp van de VS en 4 overgenomen van de Bundeswehr, weet expert Sander Ruys van het NIMH. "Het totale aantal bedraagt dus 661." Daarnaast had ons land een variatie aan uitvoeringen: de AVRE-bergingstanks, de bulldozertank en de brugleggende tank.
Kos: “De gevechtstank was aanvankelijk uitgerust met een twintig ponder kanon en later met het zwaardere en betere 105 mm kanon. Zo kon die zich weren tegen de toenmalige tegenstanders, de stevig bepantserde T-54 en T-55-tanks met krachtig 100 mm-geschut en de Russische RPG-antitankwapens.” In de wapenwedloop van de Koude Oorlog kwamen beide partijen met steeds nieuwere varianten met stevigere bepantsering, een krachtiger kanon en technische noviteiten."


'Het was levensgevaarlijk met zo'n brandstoftank achter je aan'
Extreem brandstofverbruik
Typerend voor de Centurion was het hoge brandstofverbruik. “Het benzineverbruik was best wel extreem”, vertelt chauffeur André Dekker. “Ik neem bijna zeshonderd liter benzine mee. Op de weg heb je dan een actieradius van ongeveer honderd kilometer. In het terrein daalt die enorm, naar zo’n zeventig tot tachtig kilometer maximaal.” Om de actieradius te vergroten kon er een eenwielige aanhangwagen met brandstof worden aangekoppeld, de zogeheten monotrailer, maar die was vrij kwetsbaar en is amper gebruikt. Dekker: “In de monotrailer kon negenhonderd liter, maar het was levensgevaarlijk met zo’n brandstoftank achter je aan. Als er gevaar dreigde of als de monotrailer leeg was, dan kon je die met een knop loskoppelen.”


'Diensttijd was lachen en pret'
Motorluiken
Chauffeur André Dekker heeft zijn opleiding genoten op het oefenterrein de Vlasakkers bij het toenmalige OpleidingsCentrum Cavalerie (OCC) in Amersfoort. Elke cavalerist werd daar opgeleid als schutter, lader, tankcommandant of chauffeur van de tank. “De opleiding duurde ongeveer twee maanden. Daarna stroomde je door naar je parate eenheid.” Hij heeft tijdens zijn dienstperiode geen gekke dingen meegemaakt en kijkt er positief op terug. “Het was lachen en pret.”
Van de vierkoppige bemanning had de schutter het slechtste plekje, volgens Dekker helemaal voorin de koepel. De lader had de meeste ruimte, die stond aan de andere kant van het kanon. “En ik zat het beste als chauffeur: op een lekkere stoel waarop ik naar buiten kon kijken.” Bovendien hoefde hij tijdens meerdaagse oefeningen geen wacht te lopen, omdat hij fit moest zijn tijdens het rijden. Nog een voordeel. Als de cavaleristen in het veld sliepen, werd het kanon op het achterdek gedraaid. “Dan ging er een zeil overheen en dan lag je op de motorluiken. Dat was natuurlijk lekker warm.”


Conflicten
Nederland heeft deze tanks gebruikt tijdens oefeningen in eigen land en bij het legerkorps in Duitsland. Andere landen hebben ze daadwerkelijk ingezet in conflictsituaties, zoals de Britten tijdens de Koreaanse Oorlog en de Suezcrisis; Israël onder meer tijdens de Zesdaagse Oorlog en de Jom Kipoeroorlog, Australië bij de Vietnamoorlog en India tijdens de Tweede Kasjmiroorlog en de Indo-Pakistaanse oorlog van 1971.

Afstoten
Zoals gezegd heeft Nederland de gevechtstank in de jaren tachtig afgestoten. Kos: “Hij was mede door zijn leeftijd technisch onbetrouwbaar geworden. Het hoge brandstofverbruik en de korte actieradius waren andere beperkende factoren. Alle modificaties ten spijt bleek het in de basis toch een verouderd concept.”

Afgestoten
De Centurion-types Mk.3 die waren betaald door het hulpprogramma van de Verenigde Staten, hebben uiteindelijk hun weg gevonden naar Israël, weet majoor buiten dienst Kos. “Met de komst van de Leopard 1 zijn de Mk.7’s tegelijk met een deel van de Mk.5’s eind jaren zestig afgestoten en zeer waarschijnlijk door tussenkomst van de eigenaar, de Verenigde Staten, naar Israël gegaan", vult kenner Sander Ruys aan.
Verder staan er in eigen land twee Centurions op de Bernardkazerne in Amersfoort. Eentje in de werkplaats, maar die verkeert volgens Dekker in technisch mindere staat, en de andere in het Cavaleriemuseum. Daarnaast is een exemplaar te bezichtigen in het Nationaal Militair Museum in Soesterberg, inclusief monotrailer, en in het Oorlogsmuseum te Overloon.
Enkele technische specificaties
- Bewapening: aanvankelijk twintig ponder-kanon, daarna gemodificeerd met een 105 mm-kanon met gasafzuiger.
- Gewicht: 51,8 ton
- Afmetingen: l x b x h : 9,83 m x 3,38 m x 2,90 m
- Rupsbandbreedte: 0,61 m
- Motor: Rolls Royce Meteor V12 benzine 467 kW (635 pk)
- Infraroodkoplampen voor nachtzicht. Die zijn later vervangen door de heldere Xenon-lamp op de koepel naast de schietbuis.
- (Vanaf het type Mk.3). Uitgerust met een .50 (12,7 mm)-inschietmitrailleur, waarvan de kogelbaan overeenkwam met de baan van een tankgranaat. Het machinegeweer werd niet alleen gebruikt voor het inschieten van het hoofdkanon, maar ook onder andere verdediging tegen lichte voertuigen, infanterie en laagvliegende luchtdoelen. Het machinegeweer was coaxiaal gemonteerd: parallel met het hoofdkanon en bewoog simultaan mee.
