Tekst Jack Oosthoek
Foto korporaal Gregory Fréni

“Ik dacht: wát een complex bedrijf”

De Defensie Materieel Organisatie maakt de verbinding tussen willen en kunnen. De DMO vormt de brug tussen de wens van de klant, de operationele commando's (marine, landmacht, luchtmacht en marechaussee), en de mogelijkheden die de budgetten en de markt bieden. In een reeks artikelen geven medewerkers een gezicht aan de DMO en vertellen hoe die (ver)binding met en door de DMO tot stand komt. Ditmaal een onlangs afgezwaaide DMO’er, stafadjudant Henry Hendriks. 

Henry was drie jaar stafadjudant van de DMO. Daarvoor werkte hij bij het DMO-onderdeel JIVC.

Aangezien hij liefst 41 jaar militair was, moet het afscheid eind december voor de marechaussee-adjudant een ding zijn geweest. Er was echter ook reden tot juichen. En hoe! Directeur DMO vice-admiraal Arie Jan de Waard onderscheidde hem met het Ereteken voor Verdienste. “Daar stond ik met mijn mond vol tanden... Dit had ik nooit verwacht. Ik beschouw de onderscheiding als teken dat ik het als stafadjudant goed heb gedaan.”

‘Daar stond ik met mijn mond vol tanden...’

Henry ontvangt het Ereteken voor Verdienste uit handen van DMO-directeur De Waard
Een verbouwereerde Henry heeft zojuist het Ereteken voor Verdienste gekregen van DMO-directeur De Waard. (Foto: Communicatie DMO)

Henry vervulde de functie drie jaar. Daarvoor was hij ook al een beetje DMO’er, in zijn rol van stafadjudant van het DMO-onderdeel JIVC. In het begin was de ‘grote’ materieelorganisatie een soort blinde vlek voor hem, vertelt hij. Pas toen hij er als stafadjudant aantrad verdiepte hij zich in wat de DMO is en doet. “Ik dacht: wát een complex bedrijf. Ook ontdekte ik dat de DMO door de mensen die er werken een prachtige organisatie is met een unieke diversiteit aan taken die je nergens anders vindt.”

Henry kijkt met voldoening terug op zijn tijd bij de DMO. “Vooral door de mensen die er werken is het een prachtig bedrijf.”

Vuur uit de sloffen

Als stafadjudant van de DMO informeerde Henry directeur vice-admiraal De Waard gevraagd en ongevraagd over het welzijn van het personeel. “DMO’ers moeten elke dag met plezier kunnen werken en de stafadjudant is daarbij een belangrijk aanspreekpunt. De gemiddelde werknemer voelt namelijk een drempel om de directeur aan te spreken, een autoriteit in uniform die een bepaalde uitstraling heeft en waarvoor hij ontzag heeft”, weet Henry die ook de werkbezoeken van De Waard regelde, tradities ‘bewaakte’ en ceremonies organiseerde. Met plezier liep hij het vuur uit zijn sloffen. “Ik heb een prachtige periode gehad zonder dieptepunten. De DMO wordt elke dag een beetje beter. Natuurlijk lopen er soms dingen mis en langzaam, maar niemand heeft de intentie om ook maar iets te laten mislukken. Niemand.”

Henry nog één keer in uniform voor het gebouw van DMO op de Kromhoutkazerne in Utrecht. “Natuurlijk lopen er soms dingen mis en langzaam.”

‘De DMO wordt elke dag een beetje beter’

Zelf regelen

In zijn ‘regeerperiode’ merkte Henry hoe essentieel het is om van tijd tot tijd nieuw personeel binnen te roeien, vooral burgers. “Zij geven de DMO nieuw elan en brengen nieuwe kennis binnen, bijvoorbeeld over duurzaamheid. Heel belangrijk.” Naar voorbeeld van het systeem voor militairen pleit hij voor meer loopbaanperspectief voor burgers. “Op dit moment komen ze binnen op een functie en dat is het. Zijn of haar verdere loopbaan moet een burger zelf regelen. Maar als je ze perspectief biedt, bind je ze aan je en kan je hun kennis nog lang benutten.” Henry heeft nóg een advies. In deze tijd van thuiswerken en minder cohesie tussen bedrijf en werknemers, weegt de slogan ‘Wij zijn DMO’ naar zijn mening zwaarder dan ooit. “Als werknemers het gevoel hebben erbij te horen komt dat de kwaliteit van het werk ten goede. DMO, let op uw mensen!”

In deze tijd van thuiswerken is het motto ‘Wij zijn DMO’ in de ogen van Henry belangrijker dan ooit. “DMO, let op uw mensen.”
Tot zijn teleurstelling werd Henry in eerste instantie niet toegelaten tot de onderofficiersopleiding van de KMar. Later was er voor hem wel plek.

Cultuurschok

Henry’s loopbaan begint in 1980 op het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee in Apeldoorn. Bij Defensie denkt de schoolverlater een baan met uitdaging en zekerheid te vinden. Waarom de marechaussee? “Het scala aan taken trok me en naast militair ben ik ook een beetje politieman.” De jonge Henry ervaart de kennismaking met de krijgsmacht als een cultuurschok. “Ineens mocht ik niets meer zelf bepalen en werd ik constant gedrild. Er was zelfs voorgeschreven hoe je je kast moest inruimen. Toch voelde ik me er goed bij.”

Wanneer in 1985 de opleiding tot onderofficier aan zijn neus voorbijgaat, beproeft Henry zijn geluk in de landmacht waar hij wel hogerop kan. In 1993 keert hij als sergeant terug naar de met personeelstekorten kampende marechaussee die hem nu wel de mogelijkheid biedt onderofficier te worden. In de jaren daarna doorloopt hij plaatsingen kriskras door het land, onder meer als stafadjudant. “Ik vond het werk altijd super uitdagend, maar dat ik in eerste instantie niet werd toegelaten tot de onderofficiersopleiding waarvoor ik in mijn ogen wél geschikt was een mindere periode. Dat ik later stafadjudant ben geworden bewijst dit.”

‘Ineens mocht ik niets meer zelf bepalen en werd constant gedrild’

Vitaal genoeg

De sinds 31 december ambteloos burger heeft op dit moment geen flauw benul van zijn toekomst. De komende drie maanden neemt hij een sabbatical, daarna ziet hij wel wat hij gaat doen. “Ik ben vitaal genoeg om zaken aan te pakken en zal daarbij Defensie zeker missen. Na 41 jaar zit de organisatie als het ware in me.”

De komende maanden wil Henry eerst ‘afkicken’ van Defensie. “Na 41 jaar zit de organisatie in me.”