Tekst Evert Brouwer
Foto sergeant Cinthia Nijssen
Typeclassificatie in de versnelling
Het klinkt simpel. We kopen een mooi nieuw wapen(systeem) dat al in gebruik is bij diverse NAVO-partners. Lekker makkelijk, want dan kunnen we er meteen mee op oefening. Toch?
Driewerf neen! Koen Bakker, senior analist bij het Kenniscentrum Wapensystemen en Munitie (Defensie Materieel Organisatie) in ‘t Harde legt het heel simpel uit: “Als een autofabrikant een nieuw model op de markt brengt, wordt die wagen uit en te na getest. En ieder land heeft ook daarvoor zijn eigen veiligheidseisen. Zo is dat ook voor wapens en munitie.”
46 graden vorst
Typeclassificatie (TC) heet dat validatieproces in defensietermen. Het betekent dat zowel wapens als munitie een reeks aan testen ondergaan om te onderzoeken of ze individueel en samen veilig zijn te gebruiken. Dat gebeurt onder alle omstandigheden waarvoor het wapen en de munitie zijn verworven. Wat doet een granaat bij 46 graden vorst of bij 63 graden in de plus? Wat gebeurt er als een geladen pistool van grote hoogte valt? Het is een proces dat geruime tijd in beslag neemt en waarvan de krijgsmachtdelen nogal eens nerveus worden. Een paar jaar geleden is de doorontwikkeling van het TC-proces in gang gezet: enerzijds om de doorlooptijd te verkorten, anderzijds om de kwaliteit van de output van het proces te verbeteren.
Het testen van wapens en munitie is niets minder dan goed werkgeverschap, schetst Normsteller Conventionele Munitie Albert Bouma: “Het uitsluiten van risico’s is in een omgeving als die van Defensie onmogelijk, maar we kunnen de risico's zoveel mogelijk beperken door zowel het wapen als de munitie op alle mogelijke manieren te testen. Ik kan me de frustraties van onze militairen goed begrijpen als dat veel tijd in beslag neemt.”
‘Niet testen óm het testen’
Kan het dan niet sneller?
“Jazeker en dat gebeurt nu al”, verzekeren zowel Bakker, Bouma als hoofd KCW&M luitenant-kolonel Klaas Fridsma. Er is, zo zegt Fridsma, nog wel een stuwmeer aan projecten weg te werken. “Op dit moment werken we nog aan 402 grotere en kleinere projecten, terwijl we bij KCW&M op dit moment in totaal 20 projectleiders hebben. Dat worden er gelukkig meer. We testen niet óm het testen. Het proces begint met een risicoanalyse waarin we vragen: gaan we het volledige traject door of kunnen we vertrouwen op wat we uit documentatie al weten zodat je een aantal testen kunt overslaan? Als je een rookgranaat alleen in Nederland gaat gebruiken, hoef je ‘m niet te beproeven onder arctische of tropische omstandigheden. Bij een gering risico, kunnen we een wapen alvast (tijdelijk) toelaten, terwijl we nog bezig zijn met de typeclassificatie. Het besluit daartoe wordt op basis van zeer zorgvuldige overwegingen op een hoger niveau genomen.”
De oorzaak van een vertraging, zegt Albert Bouma, ligt ook niet altijd bij het KCW&M. Integendeel. Een verwerving begint met een tijdig en duidelijk plan van eisen. “Als de behoefte eenmaal is gesteld, ben je vaak al een jaar kwijt met de offertes en Europese aanbesteding. Dan duurt het meestal nog een tijd voor je hier het wapen of de munitie binnen hebt. Daarop hebben wij geen invloed, maar de operationele gebruiker heeft wel een datum in de agenda staan dat hij het wapen wil invoeren. En die moet gehaald worden en dus komt de druk aan het einde van het proces te liggen. Wij zijn met de TC de laatste hobbel en daar wordt dan naar gewezen.” Met een goede zogenoemde backwardplanning en tijdige beschikbaarheid van budget kan de munitie op de plank liggen als het nodig is.
‘Nederland heeft een goede reputatie’
Maar als bijvoorbeeld Duitsland de wapens en munitie al heeft getest?
“Vanzelfsprekend maken we gebruik van de kennis en documentatie van andere landen en proberen we waar het kan samen projecten te doen”, stelt Bouma. Zo is er onlangs een zogenoemde Maritime Location Marker samen met de Duitse evenknie (WTD91 in Meppen) van het KCW&M beproefd. Een kleine stap, maar wel een belangrijke, vindt ook Fridsma.
“We zitten op 1 lijn met partners als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada en Duitsland voor wat betreft het veiligheidsethos. Als we van die landen of van een vertrouwde leverancier een uitgebreide classificatie krijgen, scheelt dat heel veel werk en dus tijd. We hoeven de testen dan niet nog eens dunnetjes over te doen. Het probleem is dat we niet altijd krijgen waar we om vragen of wat we exact nodig hebben. Eveneens kan het zijn dat die landen de munitie verschieten vanuit een ander wapensysteem en moet opnieuw worden gekeken of de interactie met het Nederlandse wapen betrouwbaar is. Ook kan het zijn dat wij een munitieartikel krijgen dat we wel kennen, maar dat er net iets essentieels veranderd blijkt te zijn aan de configuratie van het munitie-artikel. Of aan het wapen waarmee het is verschoten. Dan moet je soms weer een TC opstarten. Dat moet, om onze militairen van veilige en effectieve wapens en munitie te voorzien. We worden in de wereld gezien als een betrouwbare partner, juist ómdat we testen. Dat is trouwens ook een stok achter de deur voor fabrikanten. Ze wéten dat we grondig testen en er dus geen bochten kunnen worden afgesneden wat de kwaliteit betreft.”
Voorbeelden zijn er genoeg van wapens ‘in de landing’ die elders al in gebruik zijn. Neem de MP7A1 van Heckler & Koch, het nieuwe, automatische pistool voor de vliegers van het Commando Luchtstrijdkrachten. Die is al lang in gebruik in veel andere landen, zoals bij de Noorse krijgsmacht. Dus zouden er toch genoeg gegevens over beschikbaar moeten zijn? “Dat zeg je goed”, reageert overste Fridsma meteen. “Zouden móéten zijn, maar dat is bij de MP7 dus niet het geval. Dat kan diverse oorzaken hebben. Soms willen de producenten hun kennis niet delen, een andere keer zijn dat de landen. Dan moet je een goede afweging maken: wachten we nog langer of gaan we er zelf mee aan de slag met een volledige TC?”
Hoe zit het dan nu met het gros van de munitie?
“We zijn heel hard bezig geweest met het aanpassen van de manier waarop wij de TC uitvoeren, waarbij de basis wordt gevormd door de risicoanalyse”, meldt overste Fridsma. “We hebben in de afgelopen periode zo’n 15 projecten met deze nieuwe methode uitgevoerd. Het gaat onder meer om granaten voor het anti-tankwapen Panzerfaust-3 en een elektronische ontsteker voor munitie van de Pantserhouwitser en er volgen er meer.
Het Munitiebedrijf werkt hard aan diverse verbeteringen. “Als we ook nog eens meer in internationaal verband kunnen doen en de benodigde informatie volledig wordt aangeleverd, verkort dat de procedures danig. Daarover moet je dan wel heel goede afspraken maken, want er zijn altijd verschillen in de methodes die de verschillende landen hanteren”, aldus overste Fridsma.
Albert Bouma denkt dat er ook ‘aan de voorkant’ tijdwinst valt te boeken. “We voeren verbeteringen door die ertoe moeten leiden dat we bij contractbesprekingen over wapens en munitie bijvoorbeeld eisen dat documentatie over testresultaten wordt gedeeld. Wellicht wordt de prijs dan wat hoger, maar dat verdien je aan de achterkant in tijd en geld terug. Het proces van typeclassificatie en het vrijgeven van wapens kunen we dan effectiever inrichten. De kans is dan groter dat wapens én bijbehorende munitie tegelijk worden vrijgegeven aan de operationele gebruiker. Dit vergt goede synchronisatie tussen álle spelers die betrokken zijn bij de verwerving en vrijgave van de nieuwe wapens en de daarbij horende munitie. De wil om te verbeteren is er, bij álle spelers.”