Tekst KAP Jaap Wolting
Foto NATO, Floris Oosterveld, KAP b.d. Arthur van Beveren, Martin Bos, archief
Verhoogde NAVO-norm officieel vastgelegd in Den Haag
De NAVO-bondgenoten hebben op 25 juni ingestemd met de verhoging van het Defence Investment Plan. De afspraak is dat voortaan 5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) naar defensie en naar investeringen in relevante uitgaven gaat. Tijdens de NAVO-top plaatsten de regeringsleiders van alle 32 bondgenoten hun handtekening onder het akkoord. Dat draagt de naam The Hague Pledge.
De nieuwe NAVO-norm wordt in 2 delen opgesplitst. 3,5 procent van het bbp gaat jaarlijks direct naar defensie. Hiermee kunnen de partners hun capabiliteitsdoelstellingen behalen. De overige 1,5 procent is bedoeld voor zaken als kritieke infrastructuur, beveiliging van netwerken, innovatie en civiele paraatheid. Alle NAVO-partners hebben afgesproken in 2035 aan deze nieuwe eisen te voldoen.
De norm lag tot nu op 2 procent. Gezien de huidige geopolitieke situatie in de wereld, was dat niet langer genoeg. Minister Ruben Brekelmans sprak van een historisch moment: “Vandaag hebben 32 bondgenoten gedaan wat nodig is om onze veiligheid te beschermen. Daarmee versterken we de afschrikkende werking van de NAVO en houden we onze vijanden op afstand. Al onze inspanningen zijn er juist op gericht om meer oorlog in Europa te voorkomen. Kortom: een historisch moment voor de toekomst van Nederland, Europa en de hele wereld.”
Ook hebben de bondgenoten unaniem uitgesproken achter Oekraïne te blijven staan. Zo gaf secretaris-generaal van de NAVO Mark Rutte aan dat bondgenoten dit jaar al meer dan 35 miljard bijeen hebben gebracht voor militaire steun aan Oekraïne. In de NAVO-verklaring is een passage opgenomen dat ze doorgaan met het leveren van directe militaire steun aan zowel het land als de lokale industrie.
100 dronedetectieradars in nieuw steunpakket voor Oekraïne
Nederland doneert 100 aanvullende dronedetectieradars aan Oekraïne. Ook gaan er voertuigen voor gewondenvervoer die kant op. Verder steekt Nederland extra geld in de steun aan de ontwikkeling van drones.
Oekraïne krijgt de beschikking over 100 dronedetectieradars. Deze systemen zijn in staat op drones te detecteren, om deze informatie vervolgens door te geven aan luchtverdedigingssystemen die de drones kunnen neutraliseren. Ook gaan er 20 Ermine casevac (deels) onbemenste voertuigen naar Oekraïne. Het land kan deze modulaire systemen inzetten om gewonden te evacueren.
Daarnaast stelt Nederland €80 miljoen extra beschikbaar voor drones. Deze steun verloopt via de internationale dronecoalitie. Eerder kondigde Nederland al aan €20 miljoen hierin te investeren. Het nieuwe steunpakket komt bovenop het pakket van €400 miljoen voor maritieme veiligheid dat onlangs al was aangekondigd.
Tot slot heeft Nederland recent contracten ondertekend met de Oekraïense industrie voor de productie van 600.000 drones. Dit betreft een pakket van €500 miljoen voor drones die Oekraïne dringend nodig heeft aan de frontlinie.
Defensie lanceert eerste operationele satelliet
Vanuit de Verenigde Staten is in juni een raket gelanceerd met aan boord de eerste operationele satelliet van de Nederlandse krijgsmacht. Met deze satelliet krijgt Defensie eigen ogen in de ruimte. Dat is van belang voor het uitvoeren van militaire operaties en het zicht houden op dreigingen.
Het gaat om de eerste van 4 Synthethic Aperture Radar-satellieten die Defensie de komende 1,5 jaar lanceert. Deze satelliet kan onder alle weersomstandigheden gedetailleerde beelden van het aardoppervlak maken. De radar van de satelliet zendt radiogolven uit, en met de teruggekaatste signalen produceert de satelliet nauwkeurige beelden op grote afstand. Met deze satelliet is de Nederlandse krijgsmacht niet meer afhankelijk van andere partijen, en kan Defensie wereldwijd gebieden observeren. Dat is van belang voor de nationale veiligheid, want de satellieten geven bijvoorbeeld inzicht in activiteiten achter vijandelijke linies die een dreiging kunnen zijn.
Brekelmans richt zich tot defensie-industrie
“Als we onze vrijheid samen willen verdedigen, moeten we ook intensiever samen produceren en innoveren.” Dat was de boodschap die minister Ruben Brekelmans had voor een groot aantal experts uit de industrie. Zij kwamen aan de vooravond van de NAVO-top samen in het Kunstmuseum in Den Haag voor een diner. Dat gebeurde op uitnodiging van werkgeversorganisatie VNO-NCW en de US Chamber of Commerce.
Zo waren er afgevaardigden van gerenommeerde defensiebedrijven als Rheinmetall, Raytheon en Airbus. Maar ook spelers van eigen bodem waren richting Den Haag gekomen. Onder hen ASML en Philips. De minister hoopte al deze bedrijven bewust te maken van de kansen die er liggen.
Defensie kan namelijk niet zonder deze grote spelers in de industrie. Maar van traditionele rollen zoals voorheen is nu geen sprake meer, benadrukte de minister. “De overheid en de industrie kunnen niet hetzelfde spelletje blijven spelen van koper en verkoper, waarin we vastzitten in rigide contracten en kortetermijnoplossingen. Dat werkt wellicht in vredestijd, maar nu zitten in een grijs gebied tussen oorlog en vrede.”
Brekelmans riep daarom op tot een pragmatische opstelling. “De echte uitdaging gaat verder dan een enkel beleidsstuk of programma. We moeten fundamenteel veranderen hoe we denken. In het huidige tijdsbeeld is er maar 1 ding dat ons verder brengt: ware partnerships die veel dieper en nauwer zijn dan we gewend zijn. Partnerships die niet stoppen bij een landsgrens. Die gebouwd zijn op transparantie en een duidelijke strategie. Waarin we zaken samen creëren.”
Nieuw pantserinfanteriebataljon, meer drones en extra geld voor transport en zorg
Defensie investeert structureel €1,1 miljard extra in onder meer gevechtskracht op land. Het kabinet had dit bedrag al aangekondigd bij de Voorjaarsnota. Nu is ook bekend waaraan het wordt uitgegeven.
Er wordt €425 miljoen geïnvesteerd in gevechtskracht. Daarom richt de landmacht een extra pantserinfanteriebataljon op, met gevechtsvoertuigen en alle bijbehorende middelen zoals luchtverdediging. Ook wordt geïnvesteerd in vastgoed en digitalisering. Verder is €125 miljoen bedoeld voor gevechtsondersteuning met drones en de bestrijding ervan. Er komen meer aanvalsdrones, verkenningssystemen en middelen voor bescherming tegen drone-aanvallen.
Defensie trekt €83 miljoen uit om operationele inzet langer vol te houden. Met de Defensienota 2024 is al flink geïnvesteerd in operationele ondersteuning, zoals transport en de geneeskundige keten. Nu wordt dit verder versterkt. Verder wordt €80 miljoen geïnvesteerd in opschaling van de krijgsmacht en in personeel en opleidingen. Voor valutabijstellingen, loonbijstelling en het in stand houden van plannen is €420 miljoen gereserveerd.
Nederlandse bedrijven ontwikkelen satelliet voor Defensie
Nederlandse bedrijven presenteerden deze week hun bijdragen aan de zogeheten PAMI-1-satelliet. De PAMI-1 wordt naar verwachting begin 2028 gelanceerd en moet voor Defensie vanuit de ruimte informatie vergaren. Die is niet alleen bedoeld voor eigen land, maar ook voor bondgenoten. De satelliet is de eerste van een serie.
De bedrijven kregen de gelegenheid de technologische bijdrage aan de PAMI-satelliet en het ruimtedomein toe te lichten. Ze hielden hun pitches bij Cosine in Sassenheim, een leverancier van meetinstrumenten en de primaire sensor van de PAMI-1 satelliet. Voor een militaire operatie zijn inlichtingen van groot belang, zeker gezien de huidige wereldwijde spanningen. Met camera’s en sensoren monitoren satellieten wat er op aarde gebeurt. De technologie daarvoor wordt momenteel op eigen grondgebied ontwikkeld.
Internationale veerdienst op de Rijn
Ruim 1.000 militairen uit Duitsland, Groot-Brittannië, Italië en Nederland hebben afgelopen weekeinde een tijdelijke militaire veerdienst opgezet over de Rijn. Deze internationale River Crossing Operation was nabij het Duitse Emmerich, vlak over de grens bij Lobith.
De landen namen hun gereedheid onder de loep en versterkten de internationale samenwerking. De verplaatsing over het water maakte daar deel van uit. Na een alarmering begaven de verschillende eenheden zich naar de oefenlocatie. Duitse en Britse eenheden begonnen met het begeleiden van de oversteek, waarna Nederlandse en Italiaanse eenheden de veerdiensttaak overnamen.