Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) heeft een ongekend groot fotoarchief. Het gros daarvan is vanzelfsprekend in zwart-wit. Die beelden zijn indrukwekkend, máár door kleur toe te voegen ontstaat een geheel andere dimensie. Het brengt detail en beleving, waardoor je je nog beter kunt verplaatsen in vroeger tijden. 
 

Tekst: Martin Zijlstra | Foto’s: NIMH, Menno Bausch (headerfoto)

Reden voor het NIMH om tientallen foto’s door bouwkundig modelleur Erwin Zeemering in te laten kleuren. Dat levert bijzondere beelden op die we de komende weken graag met u delen.

Dit keer spoelen we terug naar de meidagen van 1940. Vijf dagen na de Duitse aanval heeft de Nederlandse krijgsmacht geen optie meer dan te capituleren voor de Duitse overmacht.

“Hände hoch”! Een groep Nederlandse militairen geeft zich ‘ergens in Nederland’ over aan de Duitsers. De handen omhoog, aan de gezichten kun je duidelijk zien dat ze onder de indruk zijn van het moment en balen van de nederlaag. Een militair van de Wehrmacht staat er ontspannen bij, verrekijker om de nek, bril in de hand. De onbekende Nederlanders hebben geen aandacht voor hem, zij gaan een onzekere toekomst tegemoet. Krijgsgevangene, wat nu?

Tot verrassing van de Nederlandse militairen mogen ze snel na de capitulatie weer naar huis. Het leger wordt ontmanteld, houdt op te bestaan. Officieren en onderofficieren moeten wel beloven niets tegen de Duitsers te zullen ondernemen. Wie weigert wordt gevangengezet, onder meer in het beruchte kasteel Colditz.

Maar de vrijheid van de andere militairen is van korte duur. Al in 1942 moeten de beroepsofficieren zich weer melden omdat de Duitsers merken dat juist zij vaak betrokken zijn bij verzetsdaden. Een jaar later volgen de beroepsonderofficieren, reservisten en dienstplichtigen. De Duitsers hebben deze groep nodig om te werken in hun oorlogsindustrie.

Het gaat in 1943 om een groep van 8.500 Nederlandse militairen. Veel militairen vragen vrijstelling aan, krijgen die en mogen in Nederland blijven. De Duitsers geven bewust veel militairen toestemming om in eigen land te werken. Arthur Seyss-Inquart, de Duitse Rijkscommissaris in Nederland hoopt zo te voorkomen dat er onrust ontstaat.

In het twee jaar geleden verschenen boek ‘Verzwegen oorlogsjaren’ beschrijven de auteurs Johan van Hoppe, Erwin Rossmeisl en Eric van der Most dat veel krijgsgevangenen na de oorlog verwijten krijgen omdat ze naar Duitsland zijn gegaan om daar in de industrie te helpen terwijl ze ook gemakkelijk een vrijstelling hadden kunnen krijgen.

Op grond van de Conventie van Geneve mogen gevangen genomen officieren niet gedwongen worden tot werk. Hun tijd achter prikkeldraad kenmerkt zich door verveling en heimwee. Onderofficieren en manschappen worden wel tewerkgesteld, als dwangarbeiders in Arbeitskommandos. Hier verrichten ze gevaarlijk werk in de Duitse oorlogsindustrie en lopen ze kans slachtoffer te worden van geallieerde bombardementen. Na de Duitse capitulatie in mei 1945 keren de meeste krijgsgevangenen terug naar huis. 180 van hen komen nooit meer thuis, zij overlijden tijdens de oorlog (foto collectie NIMH).