Tekst kapitein Jessica Bode
Foto archief Mediacentrum Defensie
Nederlandse gevechtsvliegtuigen leveren bijdrage aan bewaking luchtruim
Hij had nooit verwacht dat het zo ver zou komen. “Dat ik vanaf mijn ‘eigen’ vliegveld luchtverdediging moet leveren om de oostgrens van ons NAVO-grondgebied te beschermen.” Niet eerder draaiden jachtvlieger majoor Nick en z’n collega’s een missie zo dicht bij huis. Volledig bewapend razen hun gevechtsvliegtuigen over grote, Europese steden waar men nog steeds lekker op vakantie gaat. “Maar het is ook ons operatiegebied, waar we urenlang patrouilleren. Deze situatie is volledig surreëel.”
F-16 vlieger Nick, tevens plaatsvervangend hoofd operaties van 312 Squadron, is de afgelopen weken meerdere keren ingezet om in NAVO-verband het luchtruim boven Oost-Europa te beschermen. In de Defensiekrant deelt hij zijn ervaringen:
1. Heeft deze inzet boven Oost-Europa een speciaal karakter?
“Deze inzet is met geen enkele andere missie te vergelijken. Er is er een oorlog gaande, maar niet onze oorlog. Wij zijn niet in conflict met Rusland, maar de NAVO zet wel jachtvliegtuigen met radargeleide en infrarood raketten in om de lidstaten bij de oostgrens te beschermen. In bijvoorbeeld Irak of Afghanistan was geen significante luchtdreiging of dreiging van luchtverdedigingssystemen op de grond. Dat is nu wel anders. Je bent altijd op je qui-vive.”
2. U bent inmiddels al verschillende keren opgestegen. Hoe ziet zo’n dag eruit?
“’s Ochtends breng ik m’n zoon naar school en sta ik tussen de vaders en moeders die weer aan een gewone, nieuwe dag beginnen. Dan stap ik in m’n auto naar Vliegbasis Volkel om een paar uur later, met mijn 'wingman', in onze F-16's op te stijgen. In praktijk komt het erop neer dat iedereen één keer per week aan de beurt is. Na een lange dag kom ik weer thuis. Een rare paradox. Bij een normale uitzending zit je met je hele eenheid in een bubbel. Het gaat 24/7 over niets anders dan het conflict waar je in zit.”
Ondersteunende collega’s
Majoor Nick en collega’s vliegen dag in, dag uit hun missies boven Oost-Europa, maar dat doen ze zeker niet alleen. Grondspecialisten zorgen ervoor dat de gevechtsvliegtuigen technisch in orde zijn. Ook andere ondersteunende diensten zoals de verkeers- en gevechtsleiding zijn van groot belang om de klus te klaren, net als tank- en radarvliegtuigen.
3. Er wordt volgens de luchtmacht “ergens boven Oost-Europa” gevlogen. Kunt u specifieker zijn?
“Het gaat om landen met grote steden waar je nog steeds naar toe kunt vliegen voor een vakantie.”
Amper plek voor het flesje Spa en de zak krentenbollen
4. Opereren op de grens tussen oorlog en geen-oorlog. Vindt u het niet lastig dat het scheidingslijntje soms zo dun is?
“Ja, ik leef soms in twee werelden. Ik weet nog goed dat ik tijdens mijn eerste weken in Afghanistan werd ingezet bij de Slag om Chora. Toen ik me aan het klaarmaken was zag ik op een computer een livestream van een dancefeest in Nederland. Een enthousiaste twintiger met een biertje in z’n hand werd geïnterviewd en de DJ schreeuwde nog wat. Ik was m’n wapen aan het laden en wist niet of ik wel zou terugkeren op basis. Dan komen die twee werelden ineens best dicht bij elkaar.”
5. Eén ‘shift' boven de oostgrens duurt zes à zeven uur. Hoe is het om al die tijd, letterlijk, met je hoofd in de wolken te zijn? Neem ons eens mee naar dat moment.
“Het is absoluut een lange zit. De cockpit is comfortabel en de stoel is fijn, maar ook erg klein en krap. En je zit erin met veel kleding aan; van brandwerend ondergoed, een drukpak en vliegeroverall tot harnas waarmee je aan je schietstoel vast zit. En vergeet het vest vol ‘overlevingsspullen’ zoals een radio en EHBO-doos niet, de zware helm en het zuurstofmasker. Er is amper plaats voor de boeken en andere papieren die mee moeten. Het is puzzelen om het flesje Spa en zak krentenbollen een plekje te geven.”
6. Het klinkt als een aanslag is op het lichaam?
“Je moet wel fit zijn ja. Die kleine ruimte, daar schik je je wel naar. Maar het is vooral intensief, omdat je iedere minuut bezig bent. De systemen en de omgeving in de gaten houden. Op tijd naar de tanker voor kerosine en communiceren met andere jachtvliegers en gevechtsleiders op de grond of in de AWACS (radarvliegtuigen, red.). Ook ben je constant op je hoede voor het geval je moet anticiperen op een situatie die niet is gepland. Denk aan een tanker die te laat is, een technisch probleem of weersomstandigheden. Je hebt geen tijd om rustig uit het raam te kijken hoe mooi de omgeving is.”
7. Geen tijd om uit de cockpit te kijken dus. Kun je überhaupt iets zien op de grond? Bijvoorbeeld verplaatsende NAVO-troepen of materieel
“Nee, het is niet zoals in de film met duidelijke loopgraven of troepen die voorwaarts gaan. Geen linies, explosies of denderende tanks. Als je naar beneden kijkt lijkt het alsof je boven noord-Friesland vliegt of Brabant. Je ziet wegen, steden en straatverlichting. Via de datalinksystemen zien we overigens wel de positie van grondeenheden en dat ze zich verplaatsen. Maar dat is dus niet met het blote oog waar te nemen.”
8. Dit is de eerste inzet zo dichtbij huis, maakt dat het spannender of moeilijker?
“Het is heel bijzonder, maar na negen missies heb ik de nodige ervaring. Toen we in februari in het diepste geheim te horen kregen dat we ons voor deze inzet moesten voorbereiden, was dat met name voor de jonge garde een schok. Het is hun eerste inzet met serieuze wapens. Dat is heel intens. De spanning bij jonge collega’s herken ik goed. Het doet me denken aan mijn eerste uitzending. Afghanistan, 2007. Ik vond het erg spannend. Ik besefte toen pas wat m’n baan inhield na jaren van trainen en oefenen.”
‘De spanning bij jonge collega’s herken ik goed’
“Wat het lastig maakt is dat onze acht toestellen niet de enige gevechtsvliegtuigen zijn. Er worden ook jachtvliegtuigen, tankers en radarvliegtuigen van NAVO-partners ingezet. Alles door elkaar, in een klein stukje luchtruim. Op de juiste hoogte en radiofrequentie, met voldoende marges zodat je niet tegen elkaar vliegt.”