Tekst Bert van Elk
Foto Collectie NIMH

DAF 750 luxe personenauto

Defensie koopt nooit zomaar iets. Experts testen wat af voordat bijvoorbeeld voertuigen, slaapzakken of sokken in grote aantallen worden aangeschaft. De Defensiekrant dook in de archieven van de materieelbeproevingsafdeling in Huijbergen en vond goedgekeurde producten, maar die toch nooit werden gekocht. De komende weken laten we zien waar het om gaat. De DAF-750 luxe personenauto trapt af.

In die tijd bestuurde je geen dienstauto, maar was je zoals dat heette een 'zelfrijder'

Defensiemedewerkers die een auto nodig hebben voor een dienstreis regelen dat via de Pool Niet Operationeel Dienstvervoer (PNOD). Aan het begin van de jaren zestig werkte dat bij de Koninklijke Landmacht niet veel anders. Alleen waren er uiteraard nog geen computers om het online te regelen. In die tijd bestuurde je geen dienstauto, maar was je zoals dat heette een 'zelfrijder'.

Hofleverancier

Ook toen al kocht Defensie kleine personenauto’s. Een van de kandidaten om de nieuwe dienstauto te worden was de DAF-750 luxe personenauto. Die rolde in Eindhoven sinds 1961 van de band bij Van Doorne's Automobielfabriek N.V. De firma DAF was op dat moment al hofleverancier van de landmacht met vrachtauto's als de YA 126 eentonner (3.500 exemplaren) en de YA 328 'Dikke DAF' (4.500 exemplaren).

Het kleine voertuig DAF-750 werd tot 1963 geproduceerd. De wagen was standaard leverbaar in een groene uitvoering met witte bumper en grille. De luxe versie was er in verschillende kleuren met chromen bumper en grille. Tegelijkertijd verscheen ook een aparte, luxueuzere versie voor de Amerikaanse markt met veel glimmend chroom. Die stond bekend als de Daffodil. Dat bleek een groter verkoopsucces dan de 750.

DAF-750 met bijnaam: 'truttenschudder met jarretelaandrijving'

Pientere pook

Briljant aan de DAF-750 was de automatische versnellingsbak, ontwikkeld door DAF-naamgever Hub van Doorne: de variomatic met rubberen riemaandrijving. Op de plek van de versnellingspook zat een klein pookje, dat er wat anders uitzag dan een versnellingsbak. DAF noemde het in de reclames 'het pientere pookje', met maar twee keuzes voor de chauffeur: vooruit of achteruit. Doordat de auto reuze populair was onder (oudere) vrouwen, kreeg hij al snel van mannelijke autokopers de oneerbiedige bijnaam 'truttenschudder met jarretelaandrijving'.

Een van de twee prototypen van de DAF 55 YA 0,4-tons lichte vrachtauto van Defensie in 1971, gebaseerd op de personenauto DAF 55. Door het ontbreken van vierwielaandrijving was het geen terreinauto. Het voertuig had de variomatic-versnellingsbak en accelereerde goed. De productieversie, de 66 YA, was daarom geschikt voor colonne-begeleiding en politietaken.

Geen bezwaren

In februari 1962 kreeg Defensie de luxe uitvoering voor drie maanden te leen om een beperkte duurproef uit te voeren. Doel? Onderzoeken of het voertuig betrouwbaar was en of het interessant was voor de ‘zelfrijders’. Daarom kregen 324 compagnie Van Heutz in Leiden en de Garnizoensgarage in Den Haag de auto een week of wat ter beschikking.

Zwakste schakel was de snaaraandrijving die om de vijftienduizend kilometer vervangen moest worden

Het kleine, zogenoemde eerste echelonsonderhoud (zoals bandenspanning controleren, olie peilen, lampje verwisselen en dergelijke) moesten de gebruikers doen. Voor het grote onderhoud werd gebruikgemaakt van de fabrikant. Technisch verwachtte het ‘Detachement ter beproeving van Voertuigen’ geen problemen. “Door de goede bereikbaarheid van de componenten en door toepassing van constructies welke praktisch geen onderhoud behoeven”, staat in een rapport.

Weinig ruimte

In de praktijk deed de DAF-750 het goed, zo is te lezen in het verslag van de duurbeproeving van 28 juni 1962. De zwakste schakel was de snaaraandrijving die om de vijftienduizend kilometer vervangen moest worden. Puntje van aandacht was de stand van het gaspedaal. Voor de rechtervoet was die nogal vermoeiend. En voor de linkervoet was door de wielkast wat weinig ruimte. Ook de beperkte plek voor de chauffeur was een puntje. “Voor lange personen kan de ruimte tussen de bestuurderszitplaats en het dak een belemmering vormen”, aldus de schrijvers. De passagiers op de achterbank hadden wel voldoende zitruimte. “Speciaal door de eenvoud in gebruik is het voertuig voor ‘zelfrijders’ acceptabel”, luidt een van de conclusies.

Jarretel-jeep

Toch viel de keuze om onduidelijke redenen niet op de DAF-750. Zo'n dertien jaar later mocht de fabrikant wel een kleine personenauto met een laadvermogen van vierhonderd kilo leveren in de vorm van de DAF 66 YA. Ontworpen op basis van de DAF 66. De Eindhovense fabriek maakte er twaalfhonderd. De bijnaam onder militairen was: de Jarretel-jeep. Van dat truttenschudder-imago kwamen de personenauto's van DAF nooit meer af.

Bron: NIMH: Collectie 476: Beproevingsrapporten van de Koninklijke Landmacht (KL).