Tekst André Twigt
Foto kapitein Bart de Graaff | video: Korps Commandotroepen
Prijswinnaar geeft tandemsprong aan blinde vader
Aan emotie heeft de gemiddelde Fries een broertje dood. Maar momenten nadat hij zijn eerste tandemsprong voltooit, komt er bij Erik Wijma uit Drachten toch een royaal en welgemeend ‘fantastisch’ over zijn lippen. De 20-jarige student won een parachutesprong. Maar het was zijn blinde vader Wiebren die de prijs mocht incasseren.
Erik deed mee aan een door het Korps Commandotroepen uitgeschreven imago-onderzoek. Uit 1636 deelnemers kwam hij in aanmerking voor de parachutesprong. Toch vond de aankomend microbioloog dat zijn vader hier meer recht op had. Midden jaren tachtig was Wiebren een fanatiek parachutist. Zo rond de 35 keer stapte hij voor een vrije val uit het vliegtuig. Maar helaas gooide zijn gezondheid roet in het eten. Wiebren’s oogzenuw gaf geen signalen meer door aan zijn hersenen. In korte tijd werd hij stekeblind. Licht en donker kan hij nog onderscheiden, meer niet.
Grote eer
“Ik doe alles zonder bril”, geeft de voormalig lasser blijk van een goed bewaard gevoel voor humor. Eenmaal blind is er van parachutespringen niets meer gekomen. “Des te logischer voelde het dat ik mijn plaats aan hem afstond”, aldus Erik. “Ik heb het altijd geweldig gevonden”, doelt Wiebren op dat vrije gevoel dat je tijdens de vrije val ervaart. Hij vindt het een grote eer met de commando’s mee te mogen. Door de boeken van Tom Clancy en Howard E. Wasdin (Seal Team 6) volgt hij aandachtig wat er zich in hun wereld afspeelt. Mooi werk noemt hij het. Uitdagend.
Geen beperking
Afgelopen week melden Wiebren en Erik zich in Midden-Brabant op vliegveld Seppe. Para-instructeur sergeant-majoor Johan ontfermt zich over Wiebren. Dat hij blind is, levert voor de sprong geen enkele beperking op. En Erik? Voor hem heeft voorlichter kapitein Bart de Graaff een verrassing in petto: ook hij mag springen. “Dit is iets wat we bij hoge uitzondering doen”, schetst Bart wat achtergrond. “Een tandemsprong is voor ons een operationeel instrument om een tolk, dokter of andere specialist snel op een moeilijk bereikbare plek te krijgen. Het beoefenen daarvan, gebeurt vrijwel altijd intern, met eigen personeel.”
Weinig tijd
Even spant het erom of het luchtavontuur wel doorgaat. Op het moment dat het vliegtuig de wielen los heeft, komt er vanuit het zuidwesten rap een dreigend luchtje aan. Een depressie kan roet in het eten gooien. Gelukkig heeft de vlieger weinig tijd nodig om bij het drop point te komen. Wiebren en Erik mogen er op 12.500 voet uit. Op die hoogte hebben ze 45 seconden de tijd om dat machtige gevoel van totale vrijheid te ervaren. Eenmaal geland op een weilandje dichtbij Seppe tovert Erik een brede lach op de kaken. Hij glanst van geluk. “Fantastisch”, roept hij uit. “Dat uitzicht, die snelheid, dat bochtjes draaien net voor de landing. Voor mij was het allemaal nieuw.” Vader Wiebren is wat behoudender in zijn commentaar. Maar met een: ‘Geweldig, het was een mooie ervaring’ geeft ook hij aan de tijd van zijn leven te hebben gehad. Sterker, hij zou het zo weer doen.
Paraclub met militaire roots
Voor het beoefenen van het parachutespringen maakt het Korps Commandotroepen regelmatig gebruik van vliegveld Seppe. Niet zo vreemd, want voor de groene baretten uit Roosendaal ligt het vliegveld zo goed als naast de deur. Op Seppe zijn de commando’s te gast bij de Eerste Nederlandse Parachutisten Club (ENPC), de oudste paraclub van Nederland. Militaire para’s die terugkwamen uit het voormalig Nederlands-Indië wilden het parachutespringen als burgersport in Nederland beoefenen. Op 3 juli 1948 werd op vliegveld Ypenburg een kleine bijeenkomst gehouden, waar het idee werd geopperd een paraclub op te richten. En voilà! de ENPC was geboren.