Tekst Johan Kroes
Foto archief

75 jaar vrouwen bij Defensie

Het is 75 jaar geleden dat de eerste vrouwen aan de slag gaan bij de Nederlandse krijgsmacht. In het kielzog van de geallieerden komen de vrouwelijke militairen van de Koninklijke Landmacht in 1944 en 1945 in actie met het pas opgerichte Vrouwen Hulpkorps (VHK). Zij verlenen onder meer hulp aan de getroffen bevolking in de grote steden. De nu 92-jarige mevrouw Kieboom-Burggraaf was een van die dames. 

Nee, eigenlijk vindt mevrouw Kieboom haar verhaal niet zo heel belangrijk, maar haar boodschap des te meer. “Oorlog verandert mensen. Je ideeën, normen en waarden glijden af. Dat is verschrikkelijk. Oorlog lost niks op. Het maakt mensen alleen maar minder mens”, zo stelt ze. 

Ze heeft dat aan den lijve ondervonden. De Tweede Wereldoorlog neemt een belangrijk deel van haar tienerjaren in beslag. Woonachtig in het Gelderse Hummelo, zit haar vader diep in het verzet. Er worden onder meer wapens uit Engeland bij hun thuis afgeleverd. 

Het militair paspoort van mevrouw Kieboom.

Dekmantel

Zelf is mevrouw Kieboom actief als koerierster. Onder het dekmantel dat ze van het Rode Kruis is, brengt ze berichten over. Ook helpt het gezin de bemanningen van neergeschoten vliegtuigen. “Na een luchtgevecht gingen we altijd kijken of we de parachutisten konden helpen en verzorgen. Een keer hing er aan de rand van het bos een lichaam in de boom. Dood. We zagen dat het een Duitser was en reageerden toen met ‘goddank, het is een mof’. Maar zo iemand is ook gewoon een mens waar een moeder op wacht. Dat je op die manier gaat denken, dat is het meest vreselijke van oorlog.”

Mevrouw Kieboom-Burggraaf toen en nu.

Kinderlijk idealisme

In juli 1944 hoort ze van de oprichting van het Vrouwen Hulpkorps. “Dat leek mij wel wat! Waarom? Ik was 19 jaar en kon iets doen voor het zo getroffen westen van Nederland. Iets wezenlijks, iets sociaals. Noem het kinderlijk idealisme. Dat kwam denk ik ook door mijn sociale opvoeding.” 

Nadat Hummelo in april 1945 bevrijd is door de Canadezen, meldt mevrouw Kieboom zich in Breda waar dan het hoofdkwartier van het VHK gevestigd is. In het Engelse Wolverhampton krijgt ze een korte opleiding, maar dat is niet direct aan haar besteed. “Marcheren ging niet echt goed. De sergeant heb ik tot huilens toe gekregen. Uiteindelijk hoefde ik het niet meer te doen. Bovendien ben ik dwars. Je moet me geen bevelen geven. Eigenlijk was ik totaal niet militair, maar ik was wél voor de vrijheid.”

Deze archiefbeelden komen uit de fotoboeken van mevrouw Kieboom.

Schurftklinieken

Mevrouw Kieboom wordt als jonge tiener geplaatst in Rotterdam, waar ze eten uitdeelt aan de verhongerde bevolking. Ook werkt ze in zogenaamde schurftklinieken. “Schurft was een groot probleem. Dat behandelden we. Al doende leert men. Je werd overal zomaar op afgestuurd. ’s Ochtends gingen we de buurt in om huizen te inspecteren. De verpauperde gezinnen brachten we onder in hotel New York. Een vreselijke toestand. Ik heb mijn leven altijd veel vrijwilligerswerk gedaan. ‘Doe wat, ga erop af’, dat is nog steeds mijn houding.”

Als vrouw is het in die tijd niet altijd gemakkelijk om in uniform te lopen. Zo wordt mevrouw Kieboom soms op straat voor hoer uitgescholden. “Dan riepen ze ‘bedslet’. Dat liet ik niet over m’n kant gaan. Ik ben weleens naar iemand toegelopen om een tik uit te delen. Dan was ik zo verschrikkelijk boos.”

"Op den duur miste ik de omgeving van het VHK, de collega’s waar ik vrienden voor het leven mee was geworden."

Neus naar voren

Na Rotterdam wordt mevrouw Kieboom bij de genie in Dordrecht geplaatst. Vervolgens gaat ze aan de slag als Hoofd Administratie in Amersfoort. Halverwege 1946 verlaat ze de dienst. “Mijn moeder stond niet toe bij het VHK te blijven. Je moest toen 21 jaar zijn om daar zelf over te beslissen. Ik had geen keuze. Vreselijk was dat. Eenmaal thuis miste ik de omgeving van het VHK, de collega’s waar ik vrienden voor het leven mee was geworden. We waren 1 grote familie. Ik ging alleen nooit naar reünies. Mijn neus stond naar voren, nooit naar achteren. Maar als je eenmaal 50 bent, dan zie je hoe belangrijk je verleden is. Sinds die tijd ben ik altijd gegaan. Tot 2014. Toen werd de vereniging opgeheven.”

Het Vrouwen Hulpkorps van de landmacht (VHK)

Op 20 december 1943 gaf de Nederlandse minister van Oorlog Van Lidth de Jeude, in Engeland de zogenaamde 'Hulpkorpsbeschikking' uit. Hiermee kwam een Nederlandse vrouwenkorps tot stand met een militaire status en werd het mogelijk om vrouwen in militair verband in te zetten. Het korps kreeg de naam (Vrijwillig) Vrouwen Hulpkorps (VHK) en maakte deel uit van de Koninklijke Landmacht (KL). 
De eerste verbandakte werd op 25 april 1944 getekend. Daarom geldt dit moment officieel als dé datum van intrede van de vrouw binnen de Koninklijke Landmacht. Nu 75 jaar geleden. 
De eerste commandant van het VHK werd majoor Smit-Dyserinck. Bij Koninklijk Besluit van 30 oktober 1951 werd het VHK opgeheven en werd de Militaire Vrouwen Afdeling (MILVA) opgericht.