05

Dit artikel hoort bij: Defensiekrant 02

Hello, goodbye IGK

Tekst Bianca Brasser
Foto korporaal Jasper Verolme

Een koning zonder rijk

Na 2,5 jaar zwaait luitenant-generaal Bart Hoitink af als Inspecteur Generaal der Krijgsmacht (IGK). Luitenant-generaal Hans van Griensven treedt in zijn voetsporen. De Defensiekrant sprak met beide generaals over de ervaringen van de een en de hoop van de ander.

Wat doet de IGK?

De Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) is een soort ombudsman. Hij bezoekt zo’n 50 keer per jaar de ‘werkvloer’ om in gesprek te gaan met medewerkers over hoe zij het werk beleven. Wat kan er beter? Al zijn bevindingen staan in het IGK jaarverslag dat de Tweede Kamer elke derde dinsdag in mei, op Verantwoordingsdag krijgt. De IGK is onafhankelijk. Iedere militair of burgermedewerker kan voor individuele kwesties een beroep doen op het instituut IGK. De stafofficieren van de IGK proberen de partijen tot elkaar te brengen om zo tot een oplossing te komen. De IGK adviseert de minister en is ook Inspecteur der Veteranen en Inspecteur der Reservisten.”

Hoitink, u neemt niet alleen afscheid als IGK, maar ook van Defensie. Waar kijkt u glimlachend op terug?

Hoitink: “Het contact met mensen. Mijn werk als IGK vind ik het belangrijkste dat ik gedaan heb. Niet mijn tijd als vlieger, niet de uitzendingen. Dat waren geweldige periodes, maar in de loop van mijn carrière moest ik concluderen dat ik meer toegevoegde waarde vond in het iets betekenen voor een ander.”

Van Griensven: “Dat is ook waar ik het meest naar uitkijk. Het draait om de mensen. Dat is de leidraad. Toen ik commandant in Afghanistan was, was dat al de onderliggende gedachte. Wat we ook doen, we doen het niet voor onszelf. Niet voor de regering, niet voor de NAVO. We deden het toen voor de Afghaanse mensen om een beter bestaan te krijgen. En nu gaat het weer om mensen: defensiemedewerkers. Zijn er juiste werkomstandigheden, of kunnen die beter?”

Om daar achter te komen bezoekt de IGK regelmatig de werkvloer. Praten mensen openlijk over hun irritaties als er een 3-sterrengeneraal voor hen staat?

Van Griensven: “Kijk naar Hoitink, ik zie een laagdrempelige en prettige man. Het gaat er vooral om hoe je mensen benadert, denk ik.”

Hoitink: Het eerste half uur van zo’n bezoek is voor de commandant. Daarna praat je met mensen zonder hun commandant erbij. Een veilige omgeving. Dan komen de verhalen wel. Zoals ik Van Griensven nu ken, ligt zijn hart ook in de persoonlijke benadering. Dat is een belangrijke competentie van een IGK.”

Hans van Griensven werkte bij het NAVO-hoofdkwartier in Brunssum als plaatsvervangend chef staf plannen. Daarvoor was hij commandant van onder meer het Operationeel Ondersteuningscommando Land, het Opleidings- en Trainingscentrum Genie in Vught en 11 Pantsergeniebataljon in Wezep.

Van Griensven, wat gaat u anders doen?

Van Griensven: “Ik wil me laten leiden door 5 woorden. Luisteren, begrip, actie, leiderschap en communiceren. Vooral dat laatste kan nog verbeteren binnen Defensie. Vaak zijn problemen te voorkomen als je goed communiceert. Neem nou het arbeidsvoorwaardengesprek. Mensen zijn boos, die begrijpen het niet meer. Alweer netto minder salaris? En ik kan je vertellen: ik baal er ook van. Waarom is hier niet eerder over gesproken? Dan was het geen verrassing en was er wellicht wat meer begrip.”

Hoitink: “Precies. Dat geldt ook voor dingen die op een afdeling spelen. Na het gesprek op de werkvloer, praat de IGK weer met de commandant over wat hij gehoord heeft. Dan is het aan de commandant om op de zeepkist te gaan staan, als hij dat nodig vindt. Uitleg geven over waarom dingen zo zijn. Maar dat gebeurt niet altijd.”

Hoe zorgt de IGK dat een stugge commandant wel op die kist gaat staan?

Hoitink: “Dat is niet aan de IGK. Als inspecteur signaleer en adviseer je. Je schrijft een verslag van het werkbezoek dat een handvat kan zijn voor de commandant. Dat verslag komt ook bij de minister op het bureau en de hoofdlijn gaat naar de Tweede Kamer.”

Van Griensven: “Eigenlijk zijn we een koning zonder rijk. De IGK heeft veel invloed, maar geen macht. Het is aan iemand anders om actie te ondernemen. Ik heb geen duimschroeven om iemand te dwingen dingen te doen. Ik kan wel naar eer en geweten iemand een spiegel voorhouden.”

Hoitink: “Soms zijn er uitzonderingen. Zoals die keer dat ik in Mali op werkbezoek was. Iedereen was zo hard aan het werk, vol enthousiasme. En toen hoorde ik dat militairen een eigen bijdrage moesten leveren voor het kerstdiner. Een paar euro. Dan schaam ik me. Ik snap hoe het komt. Er is dagelijks een bepaald bedrag beschikbaar voor eten. Wil de commandant iets extra’s, dan moet daar voor betaald worden. Regels. Maar het gaat hier om een miljoenenoperatie. Ik zat in het vliegtuig terug en dacht: ik kan nu wel eerst een verslag gaan tikken, maar dan is kerst al voorbij. Toen heb ik zelf wat telefoontjes gepleegd met de Commandant Luchtstrijdkrachten en Commandant Landstrijdkrachten. Dezelfde dag was het geregeld. Dat zijn van die mooie, kleine succesjes.”

Bart Hoitink gaat met leeftijdsontslag. Hij begon zijn carrière als helikopterpiloot. Hij voerde het bevel over de eerste Cougar-missie voor SFOR in Bosnië en later over het 300 Squadron en het 298 Squadron. Ook gaf hij vorm aan het Defensie Helikopter Commando.

Van Griensven, gaat u dat ook zo doen?

Van Griensven: “Als ik een probleem met een paar telefoontjes op kan lossen, zeker. Het gaat er de IGK niet om om een mooie rapportage te schrijven. Het liefst zou ik tegen de minister zeggen: er zijn geen verslagen, alles is opgelost. Maar helaas, zo werkt dat niet. Defensie is een prachtige organisatie, maar er zijn veel regels. Vaak is er een probleem zonder schuldige. Uiteindelijk wil ik mensen helpen zonder de organisatie te schaden, dat is het doel. Soms kan er van regels worden afgeweken.”

Hoitink, welk onderwerp gaan medewerkers zeker bij uw opvolger aankaarten?

Hoitink: “Toen ik net begon als IGK was dat tijdens de enorme reorganisatie. Mensen vreesden voor hun baan. Die vrees komt nu bijna niet meer ter sprake. Het gaat nu vooral om zorgen over materiele gereedheid. Ik liep eens door een magazijn dat half gevuld was. Dat doet pijn.”

Sinds 1945 kent de krijgsmacht een IGK. Prins Bernhard riep deze functie in het leven. Hij was de eerste IGK.

En dan?

Hoitink: “De IGK kaart dit aan in het verslag dat bij de minister terechtkomt. Maar in het geval van de materiele gereedheid is het soms ook een kwestie van niet weten waar de spullen zijn. Dan zijn ze er wel, maar niet op de juiste plek. Computersystemen binnen Defensie zijn soms ingewikkeld. Ik heb toen geadviseerd dat er teams moesten komen die het systeem uitleggen. Dat is gebeurd.”

Daarnaast zijn er de individuele kwesties waarvoor het instituut IGK benaderd wordt, gebeurt dat veel?

Hoitink: “Het instituut IGK krijgt jaarlijks ongeveer 500 verzoeken binnen om te bemiddelen tussen een (oud-)medewerker en Defensie.  9 stafofficieren en 5 reservisten werken hieraan. Ons doel is de partijen weer dichterbij elkaar te brengen. Ook hier zijn we onafhankelijk. We luisteren. Tonen begrip. Gehoord worden is al een eerste stap richting een oplossing. 90 procent van de zaken worden binnen 3 maanden succesvol afgesloten.”

Van Griensven, u draagt een groen pak (landmacht). Hoitink een blauw pak (luchtmacht), wat gaan we hiervan merken?

Van Griensven: “Mensen zijn mensen, hun kleur pak interesseert mij niet.”

Hoitink: Deze vraag past niet bij dit instituut. Ik hoop dat ik heb laten zien dat ik niet eenkennig ben.”

Van Griensven: “Ik ben opgegroeid bij de landmacht. 38 jaar zit ik hier nu. Ik ken de systemen en de mensen van de landmacht beter dan die van de luchtmacht, marechaussee of marine. Maar ja, wat betekent dat? Misschien dat ik juist nog meer naar die andere eenheden moet.”

Tot slot, Van Griensven: Heel concreet, wat is 1 doel voor het komende jaar?

Van Griensven: “Binnen een jaar wil ik 5.000 likes op de Facebookpagina Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht. Mensen hoeven mij niet te kennen, maar het instituut wel. Ook de soldaat die net in dienst is, de reservist of de veteraan, actief dienend of niet. Als er problemen zijn moeten zij weten: Hé, er is een instituut dat kan bemiddelen. Er zijn mensen die naar mij luisteren.”