Tekst kapitein Klaas Daane Bolier
Foto Bastiaan Everink

In deze rubriek komen oud-militairen aan bod die een bijzondere carrièreswitch hebben gemaakt. 

De opera Boccanegra zal de eerste grote rol worden in het operabestaan van oud-marinier Bastiaan Everink. Al wekenlang zingt hij zich in het zweet ter voorbereiding op de première, als op een dag een Italiaanse bariton de repetitieruimte komt binnenwandelen en zich voorstelt als de ingehuurde zanger voor de première. Vond het operahuis toch een veiliger keus. 

Stoelpoten

“De operawereld is keihard”, zegt Everink. “De ruimte in the spotlight is maar klein en als je erin staat, zaagt iedereen voortdurend aan je stoelpoten.” Het is wellicht het grootste verschil met zijn tijd bij het Korps Mariniers. “Het belang van teamwork wordt er daar vanaf dag 1 in geramd. Laat nooit een man achter. Bij het Korps voelde ik me veilig. Je weet je altijd gedekt door je maten. Bij de opera is het ieder voor zich.”

‘Doe nog ff Hazes!’

Everink meldt zich in 1988 bij het Korps Mariniers en word in 1991 uitgezonden naar Noord-Irak. In 1993 verruilt hij het Korps voor het conservatorium met een grote droom; operazanger worden. “Ik was altijd al creatief en wist dat ik een mooie stem had. ‘Bas! Doe nog ff Hazes!’ riepen ze dan in een Noorse kroeg tijdens de koudweertraining. En dan stond ik weer met een microfoon in mijn hand. Daar genoot ik ook wel van, ja.”

Staal

Het Korps verlaten om een droom na te jagen in een compleet andere wereld, lijkt op het eerste gezicht een vreemde stap maar is voor Everink volstrekt logisch. “Ik ben altijd bezig met zelfreflectie. ‘Doe ik het goed? Haal ik eruit wat er inzit?’ Dat soort vragen spelen vaak door mijn hoofd. Na een paar jaar bij het Korps merkte ik dat ik niet meer tevreden was. Ik voelde me teveel opgesloten. Kon mijn creativiteit niet kwijt. Toen ik de opera Parsifal voor het eerst hoorde, wist ik meteen dat de opera mijn nieuwe richting was.”

PTSS

Inmiddels is de bariton een gelauwerd operazanger die successen viert in operahuizen over de hele wereld. Toch laat Defensie, en in het bijzonder het Korps Mariniers, hem nooit helemaal los. Met name de uitzending naar Irak blijft een rol spelen in zijn leven.

Meerdere oud-collega’s, waaronder zijn buddy, kampen nog steeds met PTSS  door die uitzending en voor hen wil hij graag wat betekenen. “Zij kunnen hun verhaal niet vertellen. Daarom doe ik dat voor ze. Het feit dat ik beroemd ben, geeft mij een groot podium om het verhaal te vertellen van al die mannen en vrouwen die vochten en vechten voor onze vrijheid. Veel mensen hebben geen idee wat wij als (ex) militairen allemaal mee hebben gemaakt.” 

Strijdtoneel

Zijn eigen verhaal tekende Everink al op in zijn boek ‘Strijdtoneel’, dat hij samen schreef met ‘ghostwriter’ Joost Galema. Goudeerlijk vertelt hij daarin over zijn tijd bij het Korps en bij de opera. Uit het boek blijkt de grote gedrevenheid en ambitie van Everink. “Dat klopt wel. Ik wil altijd het beste uit mezelf halen. Ik ben ontzettend ambitieus. Ik was echt een modelmarinier en nu ben ik een hele goede operazanger.”

Die ambitie heeft hem ver gebracht maar naarmate de jaren verstrijken, heeft hij ook een soort rust gekregen. “Ik hoef niet altijd de beste te zijn. Altijd maar meer, meer, meer willen is niet nodig. Maar dat heb ik wel echt moeten leren.”          

Nabucco

Voor de bariton raken heden en verleden elkaar het meest als hij Nabucco zingt in de gelijknamige opera van Verdi over koning Nebudkadnezar van Baybylon. "De oorlogszuchtige koning wordt geplaagd door herinneringen aan oorlog en geweld. Een soort PTTS-patiënt uit de oudheid. Nabucco speelt zich af in Mesopotamië, het huidige Irak. En die woestijn heb ik ook mijn voetstappen achtergelaten als soldaat. Dat is mooie symboliek.”