De Militaire Willems-Orde bestaat 200 jaar. De dapperheidsonderscheiding is vroeger veelvuldig toegekend. Tegenwoordig is een bijschrijving in de registers van de Orde hoogst uitzonderlijk.

Verwonding-van-de-prins-bij-Waterloo

Prins van Oranje

De eerste die de Militaire Willems-Orde ontving was de Prins van Oranje, de latere koning Willem II, die in 1815 bij Quatre Bras en Waterloo de Nederlandse troepen had aangevoerd. In totaal waren er naar aanleiding van deze twee veldslagen meer dan 1.000 benoemingen. In de negentiende eeuw volgden nog talrijke benoemingen. Zo leverde de Belgische Opstand in 1830 en de Tiendaagse Veldtocht, die een jaar later plaatsvond, een groot aantal nieuwe ridders op. Nederlands-Indië was bij uitstek het gebied waar men het ridderschap der Militaire Willems-Orde kon verdienen. Atjeh, waar vanaf 1873 een guerrillaoorlog werd gevoerd, spande in dit opzicht de kroon. De talloze militaire acties daar brachten in het tijdvak 1873-1927 een oogst op van in totaal 2 grootkruizen, 6 commandeurskruizen, 42 ridderkruizen derde klasse en meer dan 800 ridderkruizen vierde klasse. In totaal werden in de periode tot 1940 5.866 personen en eenheden met de Militaire Willems-Orde gedecoreerd.

Bernhard-en-MWOs-1990
Prins Bernhard ontmoet Ridders Militaire Willems-Orde bij het 175-jarig bestaan van de onderscheiding. Foto: ANP

Ridderslag

Sinds 1940 zijn nog 208 personen en eenheden aan de registers van de Militaire Willems-Orde toegevoegd. Onder hen bevonden zich twee leden van het Koninklijk Huis, vanwege hun inspirerend leiderschap tijdens de Tweede Wereldoorlog. Prins Bernard werd op 15 juni 1946 tot Commandeur benoemd en prinses Wilhelmina op 4 september 1948 tot Ridder-Grootkruis. Zij was de eerste vrouw die in het register van de Orde werd ingeschreven.

Op 12 juli 1955 werd voor het laatst, in verband met de Tweede Wereldoorlog en Nederlands-Indië, aan twee personen de Militaire Willems-Orde uitgereikt. De kapitein Henk Ulrici werd zowel benoemd vanwege zijn rol in het verzet (1940-45) als voor zijn optreden in Nederlands-Indië. Kapitein Tivadar Spier werd vanwege zijn optreden in Nederlands-Indië tot ridder benoemd. De plechtigheid vond plaats op de Frederik Hendrikkazerne in Vught. De twee officieren ontvingen de onderscheiding uit handen van prins Bernhard die aan hen de gebruikelijke accolade (ridderslag) gaf.

Het laatste conflict vóór de Nederlandse missie in Uruzgan dat aanleiding gaf tot het uitreiken van een ridderkruis der Militaire Willems-Orde was de Korea-oorlog. Van de circa 4.748 militairen die bij het Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea dienden, werden er drie – van wie twee postuum – in 1951 in de registers bijgeschreven. 

Ridders
De Britse major Kenneth Mayhew en majoor Marco Kroon betreden het Binnenhof voor aanvang van de Militaire Willems-Orde ceremonie voor majoor Gijs Tuinman in 2014.

Huidige Ridders Militaire Willems-Orde

Majoor Marco Kroon was de eerste militair die in de Orde werd benoemd wegens inzet in moderne vredesoperaties. De toenmalig kapitein Kroon, pelotonscommandant bij het Korps Commandotroepen, werd op 8 december 2008 benoemd vanwege zijn ‘kundige, inventieve en inspirerende manier’ van leidinggeven bij speciale operaties in Afghanistan. Daarbij nam hij grote persoonlijke risico’s. Hiervoor ontving hij op 29 mei 2009 het ridderkruis 4e klasse uit handen van koningin Beatrix.

Majoor Gijs Tuinman trad toe tot de Orde wegens zijn inzet in Afghanistan. Als commandant meervoudig ploegoptreden bij het Korps Commandotroepen gaf toenmalig kapitein Tuinman in 2009 leiding aan speciale operaties in de Taliban-bolwerken in Zuid-Afghanistan. Hij opereerde daarbij meermaals tactisch vernieuwend en flexibel. Na het sneuvelen van een collega gaf hij op doortastende wijze invulling aan het motto ‘Never leave a man behind’. Koning Willem-Alexander sloeg hem op 4 december 2014 tot Ridder in de Militaire Willems-Orde.

Behalve de actief dienende majoors Kroon en Tuinman zijn er nog twee Ridders der Militaire Willems-Orde in leven: de Brit Kenneth Mayhew (1917) en de Amerikaan Edward Fulmer (1919).