De magere jaren voor Defensie lijken voorbij. De pijn van vorige bezuinigingen is nog goed voelbaar, maar de weg omhoog is gevonden. Van de extra 750 miljoen euro die het kabinet in 2016 heeft te besteden, gaat bijna de helft (345 miljoen euro) naar Defensie. Dat geld is ook keihard nodig, stellen minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert en Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp. In een dubbelinterview vertellen zij over de Defensiebegroting van 2016. Zijn die miljoenen genoeg, waar gaat het geld naartoe?

Defensie krijgt volgend jaar 220 miljoen euro extra, oplopend tot 345 miljoen in 2020. Is dit genoeg om aan de opgedragen taken te voldoen?

Hennis: “Het beroep op de krijgsmacht is groot. International en nationaal. Wie aan die vraag wil blijven voldoen, moet meer investeren. Het kabinet onderkent dit, trekt een fors bedrag uit en heeft al gesproken over een meerjarig perspectief. Tegelijkertijd worden eerdere bezuinigingen nu pas volledig gevoeld in de organisatie. Dit geld komt dus zeker niet te vroeg. Niet alle knelpunten kunnen meteen worden opgelost. Het duurt even alvorens dit extra geld is omgezet in middelen en personeel.”

Middendorp: “We voelen de krapte iedere dag, terwijl de omgeving om meer Defensie vraagt. Ik ben dan ook blij dat het kabinet dit onderkent. Dat biedt perspectief, maar het zal inderdaad een paar jaar duren voordat alles effect heeft. Dat moeten we accepteren.”

Wat wordt met het extra geld gedaan?

Middendorp: “Wat we in ieder geval niet gaan doen, is nieuw materieel kopen en ambities verhogen. We gaan allereerst het fundament versterken. De basis van de krijgsmacht is erg dun geworden. Die kwetsbaarheden, waar we er helaas veel van hebben, gaan we aanpakken. Oftewel, meer geld voor opleidingen, onderhoud, reservedelen en munitie. Onze inzetbaarheid moet omhoog.”

Hennis: “Er wordt ook meer gevraagd van Defensie. Kijk naar de hogere eisen die de NAVO stelt aan onze en andere krijgsmachten. Dit betekent dat de basisgereedheid moet worden versterkt. Voorraden en geoefendheid moeten op peil zijn om aan de snellere reactietijden te kunnen voldoen. Neem de VJTF, de nieuwe flitsmacht van de NAVO. Ook hiervoor moeten we bijvoorbeeld extra voorraden munitie reserveren.”

Onlangs was in het nieuws dat militairen pang-pang roepen vanwege tekorten. Hoe wordt dit opgelost?

Middendorp: “Voor mij staat voorop dat militairen die we op missie sturen voldoende spullen meekrijgen. We hebben munitievoorraden nodig voor operationele inzet en voor opleidingen en training. Verbruik is deels voorspelbaar en deels niet. Voor de VJTF moesten we bijvoorbeeld  extra voorraden opzij zetten. Daarnaast fluctueert het verbruik in missies. Die voorraden, daar gaan we nu echt wat aan doen! ”

Hennis: “Sommige munitievoorraden zijn inderdaad krap bemeten. Maar het heeft ook te maken met, zoals de CDS al zei, intensiever gebruik van bepaalde soorten munitie. De extra gelden in de begroting 2016 worden daarom ook ingezet om voorraden te verruimen. Let wel, we hebben tevens te maken met lange levertijden of vertragingen in de productie bij de fabrikant. Er spelen zoveel factoren mee. De problematiek is niet op alle vlakken hetzelfde. We hebben vele verschillende soorten munitie en het is niet overal een drama.”

Defensie gaat meer investeren. Om welke investeringen gaat het en welke worden in de koelkast gezet?

Middendorp: “We hebben een waslijst aan wensen, noodzakelijke vervangingen en upgrades. Daarnaast verandert de technologie snel en daar moeten wij in mee. Stilstand is achteruitgang en dat kunnen we ons niet permitteren. Het gaat dus om keuzes maken om binnen de financiële kaders te blijven. Ik ben het meest tevreden met de investeringen die de militair in zijn dagelijks werk gaan helpen. Zoals de wielvoertuigen, VOSS-systeem (Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem, red.) en de vervanging van de Chinook die nu kunnen doorgaan. Het investeringsbudget heeft echter beperkingen. Andere zaken hebben we helaas naar achteren moeten schuiven, zoals de onbemande vliegtuigen.”

Critici stellen dat de investeringen niet genoeg zijn om de krijgsmacht op orde te krijgen. Hoe kijkt u naar al die kritiek?

Hennis: “Ik ben blij met alle adviezen, de een wat meer onderbouwd dan de ander. Zoals gezegd verwacht ik, dat het beroep op Defensie alleen maar zal toenemen. En niet voor niets spreekt het kabinet over een meerjarig perspectief voor de krijgsmacht. Het betekent echter ook dat de krijgsmacht duidelijk moet zijn in wat het wel en wat het niet kan, inclusief de bijbehorende prijskaartjes die daar eventueel aan hangen. De politiek kan niet overvragen zonder extra middelen toe te kennen. Daar ben ik heel pragmatisch in.”

Kunt u zeggen hoeveel erbij zou moeten?

Hennis: “Het is heel verleidelijk om daar iets over te zeggen, maar dat doe ik niet. Ik sprak trouwens zojuist al over het noodzakelijke meerjarige perspectief dat ook door het kabinet wordt geschetst. Feit is dat de krijgsmacht eigenlijk altijd bereid is om te leveren. Dat is mooi, maar die can do-mentaliteit heeft de afgelopen jaren wel geleid tot het interen op mensen en middelen. Dat wil ik in de toekomst graag voorkomen.”

Een ander thema is verdieping van de internationale samenwerking. Lopen we niet het gevaar onze eigen slagkracht te verliezen?

Minister: “Helemaal niet! Integendeel! De partners waarmee Defensie samenwerkt zijn juist gespitst op het vergroten van de slagkracht. Internationale samenwerking, niet als doel op zich, maar als een middel om tot meer slagkracht te komen. Bijvoorbeeld de samenwerking tussen de Benelux-landen, met het in maart gesloten verdrag voor de gezamenlijke luchtruimbewaking. Hiermee maken we juist capaciteit vrij. Maar vandaag is ook bekend geworden dat Nederland de samenwerking met Duitsland wederom grensverleggend gaat invullen. Het gaat om de integratie van de 43e Gemechaniseerde Brigade in Havelte in een Duitse pantserdivisie. Duitsland integreert een tankbataljon in de Nederlandse brigade en Nederland levert het personeel voor een compagnie van dit Duitse tankbataljon. Hiermee worden kennis en kunnen van het tankoptreden behouden en kunnen de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht worden versterkt. Als onderdeel van deze samenwerking zal Nederland de laatste 16 resterende Leopard 2A6 tanks inbrengen.

Middendorp: “Al sinds de Gouden Eeuw werken we samen met anderen. Het is geen vraag óf we moeten samenwerken, maar hoe we het invullen. We lopen voorop in Europa en gaan verder dan anderen. Samenwerking is een win-winsituatie. Er is kennisdeling en we zijn minder capaciteit kwijt aan opleiding, training en onderhoud. Daardoor houden we meer slagkracht overeind. Denk aan de samenwerking van de Nederlandse en Belgische marines. Hierdoor kunnen we meer schepen laten varen.”

Hoe gaat Defensie de komende jaren veranderen?

Hennis: “De wereld van nu is er niet veiliger op geworden. Alle analyses wijzen op een lange periode van instabiliteit. Het beroep op de krijgsmacht zal alleen maar toenemen. We hebben een veelzijdig leger, in staat om op alle niveaus te opereren en op verschillende dreigingen te reageren. Die veelzijdigheid zal er ook in de toekomst toe doen. ”

Middendorp: “Onze omgeving is onvoorspelbaar en hoe de krijgsmacht er morgen uitziet ook. Veranderingen gaan snel, we moeten daarom blijven innoveren. We hebben bijvoorbeeld het Defensie Cyber Commando, omdat de ontwikkelingen op cybergebied pijlsnel gaan. Kortom, we moeten niet terug kijken naar vroeger, maar vooruit kijken naar morgen.”

Wat is voor u de belangrijkste uitkomst van Prinsjesdag?

Hennis: “Ik ben blij met de ingeslagen weg omhoog, al doe ik geen afbreuk aan de pijn die nog steeds bij veel eenheden zit. Het zal tijd kosten alvorens de extra middelen daadwerkelijk voelbaar zijn bij de operationele eenheden. De wedstrijd is nog niet afgelopen maar de realiteit is wel dat we voorwaarts gaan, en dus perspectief kunnen bieden. Dat is goed nieuws voor de Nederlandse krijgsmacht.”

Middendorp: “Het gaat me aan het hart dat veel eenheden hun werk nog niet goed kunnen doen en nog niet voldoende kunnen trainen op alle dreigingsniveaus. Met dit extra geld gaan we vooral hier wat aan doen. Daarmee gaat de weg inderdaad weer omhoog en werken wij aan een sterkere krijgsmacht.”