Tekst LTZ 2OC (SD) Djenna Perreijn
Foto SGTBDAV Sjoerd Hilckmann
Leren op volle zee
Elk bedje is bezet, alle PGU-kasten liggen vol, werkplekken zijn continu in gebruik. Zr.Ms. Van Amstel is tot de nok toe gevuld. Van de 160 bemanningsleden zijn er 44 in opleiding – veel meer dan gebruikelijk. De opleidingscapaciteit op het M-fregat is ten opzichte van vorig jaar met 170 procent toegenomen. Flexmatrozen, takenboekers, reservisten en Dienjaarders: de Van Amstel leidt ze op. Zo snel mogelijk.
Na de Eerste Maritiem Militaire Vorming (EMMV) volgt de Eerste Vakopleiding. Daarna stroomt de militair door naar de eerste plaatsing aan boord voor de Praktische Bedrijfsintroductie (PBI), waarin het takenboek wordt afgerond. De beloning is een bevordering tot matroos-1. 'Oud denken', stelt kapitein-luitenant ter zee Sjors ter Veen, commandant van Zr.Ms. Van Amstel. Zijn schip is tot begin volgend jaar weliswaar vlaggenschip voor het vlootverband Standing NATO Maritime Group 1 in de Noord-Atlantische wateren, maar samen met zijn bemanning streeft hij nog een belangrijk doel na: zoveel mogelijk nieuwe collega’s opleiden.
Verschillende instroomroutes
“Op dit moment is de Van Amstel het enige fregat van de Koninklijke Marine dat gespecialiseerd is in Anti-Submarine Warfare (ASW). We willen graag het zusterschip Zr.Ms. Van Speijk weer in de benen brengen”, legt de commandant uit. Dat schip lag sinds 2021 in reserve tegen de kant wegens personeelstekort. Nu wordt er in het dok groot onderhoud aan gepleegd. “Als dat erop zit, moet er wel een opgeleide bemanning klaarstaan. Dus zijn we met de hoofden van dienst na gaan denken hoe we zo veel en zo snel mogelijk mensen kunnen opleiden.”
Daar ontstond een nieuw opleidingsplan: een roadmap voor ASW-personeel dat beschrijft hoe personeel breed kan worden aangenomen en snel kan worden opgeleid. “We hebben nu personeel via 7 verschillende instroomroutes aan boord. Voornamelijk collega’s binnen de Operationele en Technische dienst (TD). Die hebben we het hardst nodig.”
‘De matroos van nu is de sergeant-majoor van morgen’
Echt op mijn plaats
Daaronder bevinden zich TD’ers die zijn begonnen zonder technische vakopleiding, zoals matroos-1 ALG Luca (21), die zich aanmeldde voor het Dienjaar nadat hij de wervingscampagne zag. “Ik was op zoek naar een uitdaging. School was niet mijn ding. Daarna heb ik van alles geprobeerd: ik werkte onder meer als kok, beveiliger en in de evenementenopbouw. Maar overal was ik na een maand of 2 alweer uitgekeken. Ik koos voor de marine en kwam na de EMMV hier aan boord. Dit is de eerste plek waar ik me echt op mijn plaats voel. Ik werk hard en leer elke dag nieuwe dingen.”
Volgens Luca gaat leren en werken hand in hand, omdat hij tijdens het werk zijn takenboek maakt. “Ik heb nul technische achtergrond; alles wat ik weet, heb ik hier geleerd. Ik merk dat andere PBI’ers meer basiskennis hebben. Maar net als iedereen zijn ook zij bereid me te helpen. Ik word heel intensief begeleid door mij takenboek-leermeester en als ik initiatief toon, kan ik overal terecht.”
Snelle resultaten
Van die leermeesters lopen er tegenwoordig 40 rond op de Van Amstel. Een van die enthousiaste early adapters, zoals de commandant ze noemt, is korporaal TD Barry. “Vroeger had de Technische Dienst 1 of 2 takenboekers onder zijn hoede, nu 15. Het is niet erg dat ze geen technische achtergrond hebben. Ze hebben meer sturing nodig, maar boeken snel resultaat. In het begin dacht ik: ik ben alleen maar aan het opleiden. Maar omdat het zo snel gaat, pluk je er snel de vruchten van. In de eerste stageperiode is vaak het boek voor de tweede periode al bijna of helemaal af. Die nieuwe matrozen nemen de bepaalde begeleidingstaken van nieuwelingen alweer over.”
De rappe resultaten zijn te danken aan de intensieve begeleiding van de takenboekleermeesters. “Het vraagt veel tijd en aandacht, maar ik vind het de investering waard. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor het voltooien van het takenboek bij de leermeesters.”
Beter opvangen
Vroeger was het aan de takenboeker zelf, hoe snel die resultaat boekte. Ter Veen: “Nu bespreken we om de week in de command brief de voortgang van elke takenboeker. Presteert iemand onder de curve, dan vragen we niet de takenboeker, maar de leermeester hoe dat komt. De korporaal kan bij 90 procent van de opdrachten helpen, voor de rest moet die collega’s aanwijzen. Vroeger ging dat stroever. Een takenboeker zelf weet niet waar die moet beginnen. Collega’s zijn druk en iemand in opleiding durft niet altijd voor zichzelf op te komen. Richting de deadline volgde dan vaak een enorme eindspurt of er moest zelfs extra tijd bij. Nu vangen we ze beter op en zitten we strak op de voortgang. Dat werkt.”
Puzzelen voor plek
Een andere manier om de opleiding te optimaliseren, is de afwisseling tussen de Van Amstel en Van Speijk. “Wat varend moet gebeuren doen ze hier. Wat ook binnenliggend kan, vinken ze af op de Van Speijk”, vertelt chef d ’equipage van de Van Amstel adjudant ODVB Peter, medebedenker van de roadmap. “Door te rouleren kunnen we bij ons aan boord meer stagiairs aannemen dan dat we daadwerkelijk plek hebben. Dat betekent wel dat er veel in- en uitgevlogen wordt. Mensen die later weer terugkomen, kunnen hun spullen tijdelijk opslaan bij de BEVO (bevoorrading, red.). De vaste bemanning heeft een eigen bed, maar ik puzzel steeds opnieuw om iedereen een plekje te kunnen geven. Zodoende is er niet één bed over.”
‘We missen wendbaarheid’
Snelle groei
“Voor deze roadmap moet je de hele vaste bemanning meekrijgen”, stelt Ter Veen. “De opdracht wordt niet alleen uitgevoerd, maar ook gedragen.” Zo voelt het niet overal binnen CZSK. “Vanuit het oude denken is onze organisatie logischerwijs ingericht op krimp. We werken als een machine die draait op vaste raderen zoals looptijden, opleidingscodes en protocollen. Dit zijn allemaal barrières die ooit om goede redenen zijn bedacht. Maar omstandigheden veranderen. Dat betekent dat we in staat moeten zijn om barrières verantwoord los te laten. Als we dit niet doen, missen we volgens mij de noodzakelijke wendbaarheid om te schakelen naar snelle groei.”
Elftal vol parels
De roadmap is volgens Ter Veen lastig uit te breiden naar andere schepen. “We hebben alles namelijk binnen een eigen mandaat ondernomen. Als we bij de marine met 8.600 extra collega’s willen groeien, kunnen we matrozen niet 2 jaar laten wachten op hun bevordering. Want de matroos van nu is de sergeant-majoor van morgen. Mensen starten met de noodzakelijke basiskennis om veilig te kunnen werken, maar met het vermogen om beter te worden. Het meeste leren ze vervolgens in de praktijk. We hebben te maken met een enorme kennisinflatie. Wat ik ooit leerde, moest de volgende al beter beheersen. Vergelijk het met topvoetbal: vul je een team voor de helft met jonge talenten, dan krijg je een elftal vol parels. Maar zet je 1 nieuweling tussen 6 ervaren krachten, dan groeit zo’n team veel minder snel.”
Volop meedraaien
Net als Luca varen ook de matrozen-2 ODOPS Joep (20) en Danny (18) als nieuwe collega’s mee op de Van Amstel. Joep: “Ik heb een half jaar gestudeerd, maar dat bleek niets voor mij. Toen ik 2 jaar geleden bij de marine begon, dacht ik dat alles heel streng en serieus zou zijn. Eenmaal aan boord is het ook heel gezellig; ik heb het hier echt naar mijn zin. Mijn takenboek heb ik 4 maanden geleden aan de Van Amstel afgerond. Nu kan ik volop meedraaien en andere takenboekers helpen, waaronder Danny."
Danny, net meerderjarig, werkt hard aan de afronding. “Tijdens oefening Playbook Merlin liep ik oorlogswacht en maakte ik dagen van 12 uur. Ik heb altijd al bij de marine gewild, maar moest na de middelbare school een half jaar wachten omdat ik nog te jong was. Ik ben goed opgevangen door de korporaal die mijn leermeester is, maar er wordt ook gerekend op eigen initiatief en verantwoordelijkheid.”
Kwaliteit én kwantiteit
Luca wil na het afronden van zijn EVO het liefst terugkomen op de Van Amstel, net als veel andere nieuwe collega´s, weet de commandant. “Maar dit jaar hebben we 27 matrozen opgeleid. Die kunnen niet allemaal bij ons in dienst, maar moeten de hele marine versterken. Ik heb al met al 2 doelen. Om te beginnen: fight tonight. Als we nu moeten vechten, wil ik winnen en zo mogelijk iedereen veilig thuiskrijgen. En verder: fight tomorrow. Dat vraagt om een geloofwaardige slagkracht, niet alleen in kwaliteit, maar ook in kwantiteit. Dat laatste heeft minder te maken met trainen en meer met groeien. Daar kunnen we de organisatie nú op inrichten, bijvoorbeeld met wat wij doen op de Van Amstel.”