Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto Mediacentrum Defensie
Familievorming bij vervanging hulpvaartuigen
Het Commando Zeestrijdkrachten beschikt over 10 vaartuigen in 7 verschillende klassen die ondersteunende taken verrichten. In mei 2020 kondigde de A-brief van het project ‘Vervanging hulpvaartuigen CZSK’ al de voorgenomen vervanging van deze capaciteit aan. Inmiddels bevindt het verhaal zich in de B-fase, waarbinnen al concreter over ontwerp en bouw nagedacht wordt door de Defensie Materieel Organisatie (DMO) en CZSK zelf. Het kernbegrip bij dit alles: ‘familievorming’. 2 betrokkenen leggen het uit.
De wens: vaartuigen volgens civiele standaarden, met militaire toevoegingen
Momenteel bekijken DMO en CZSK of de vervanging van de capaciteit zou kunnen op basis van 2 ‘families’ van schepen: zeegaande hulpvaartuigen en duikvaartuigen. Uitgangspunt hierbij is dat familievorming doelmatiger is dan ontwerpen per huidige scheepsklasse. Of er straks ook 10 vervangende vaartuigen nodig zijn, is nog niet besloten. Wat al wel vaststaat: DMO en CZSK willen vaartuigen die zoveel als mogelijk conform civiele standaarden zijn gebouwd met alleen waar nodig militaire toevoegingen. Naar verwachting is de B-fase in het tweede kwartaal van 2021 afgerond, waarna waarschijnlijk uiterlijk begin 2022 politieke besluitvorming volgt.
Tijdig vervangen
De huidige hulpvaartuigen zijn tussen 1987 en 2006 in dienst gekomen. Tussen 2024 en 2034 bereiken de verschillende schepen het einde van hun levensduur. Aangezien de functionaliteiten ervan ook in de toekomst van belang blijven, wil Defensie deze vaartuigen tijdig vervangen. Om schaalvoordelen te kunnen benutten, wordt de vervanging van deze vaartuigen als 1 project beschouwd, hoewel de bouw een periode van ruim 10 jaar in beslag zal nemen.
Welke vaartuigen worden vervangen?
- Marine-opleidingsvaartuig Van Kinsbergen;
- Torpedowerk- en ondersteuningsschip voor onderzeeboten Zr.Ms. Mercuur;
- Hydrografische opnemingsvaartuigen: Zr.Ms. Luymes en Snellius;
- Transport- en ondersteuningsschip in het Caribisch gebied Zr.Ms. Pelikaan;
- Duikvaartuigen Cerberus, Argus en de verlengde versies Nautilus en Hydra;
- Duikopleidingsvaartuig Soemba.
Brede afstemming
“De grote diversiteit van de schepen vergt een brede afstemming binnen CZSK”, aldus de projectcoördinator voor de vervanging van de hulpvaartuigen voor CZSK, luitenant ter zee 1 Harry Dekkers. “Normaal gesproken zitten er in een introductiecommissie voor de vervanging van een scheepsklasse, behalve de betreffende groepscommandant, alleen mensen van bijvoorbeeld P&O en de Directie Materiële Instandhouding. Nu gaat het om zoveel verschillende schepen, dat er ook vertegenwoordigers van het Koninklijk Instituut voor de Marine, Opleidingen KM, Onderzeedienst, Hydrografie, Commandant Zeemacht in het Caribisch gebied en de Defensie Duikgroep aanschuiven.”
Kosten reduceren
“Afzonderlijk lijken deze schepen niet de meest complexe van CZSK”, vervolgt Ruben Zandstra, medewerker Naval Architecture van DMO. “Doordat we nu echter de vervangingscapaciteiten op elkaar afstemmen en verder over de horizon proberen te kijken, neemt de complexiteit toe. Goed om nu te merken dat we naar elkaar toe groeien en zo gezamenlijk kansen creëren.”
Betrokken partijen denken in termen van een ‘zeegaande familie’ en een ‘familie van havenduikvaartuigen’. De intentie is dat de platformen per categorie grote overeenkomsten kennen, qua rompvorm, brug en machinekamer, maar dat er specifieke functionaliteiten aan worden toegevoegd. Het doel hiervan is om ontwerp-, bouw- en levensduurkosten te reduceren. Ook maakt dit het opleiden en uitwisselen van bemanningsleden eenvoudiger.
Gereed voor toekomst
Met name voor zeegaande schepen is het bouwen op basis van 1 familie volgens Dekkers uniek. “De taken zijn namelijk zeer divers. Mede daarom willen we de schepen voorzien van een werkdek, zowel voor containers en een zware kraan, als voor inzet van modulaire en autonome systemen. Ook willen we de schepen uitrusten met een dronedek, omdat CZSK steeds meer drones zal gaan inzetten. Hoe flexibeler de schepen straks zijn, des te beter zijn we gereed voor de toekomst.”
Ook Zandstra pleit voor flexibiliteit, ook met het oog op toekomstige technologische ontwikkelingen. De scheepsarchitect pleit er voor – vrij vertaald – om bij de bouw van de laatste schepen niet star vast te houden aan ontwerp en inrichting van de eerste exemplaren, bijna een decennium eerder. “Daarom moeten we nu kansen benutten, maar ook zorgdragen dat we straks niet voor onaangename verrassingen komen te staan.” Kortom: er moet in de realisatiefase ruimte blijven voor voortschrijdend inzicht.
‘Goede kandidaten om uit te rusten met systemen die minder impact hebben op het milieu’
Alternatieve brandstoffen
Gezien het operationele profiel van deze vaartuigen, zijn dit uitstekende kandidaten om een stap te zetten richting concrete invulling van de Defensie Energie- en Omgeving Strategie (DEOS). Zandstra noemt het bestuderen van de mogelijkheden omtrent alternatieve brandstoffen of zelfs volledig elektrische aandrijving ‘een belangrijk thema’. “Regelgeving wordt steeds zwaarder en de stip op de horizon, zoals aangegeven in de DEOS, komt steeds dichterbij. Omdat deze schepen voor CZSK een minder groot operationeel-kritisch profiel hebben, zijn ze goede kandidaten om uit te rusten met systemen die minder impact hebben op het milieu. De technische en financiële haalbaarheid daarvan onderzoeken we nu, samen met de maritieme industrie en de kennisinstituten.”
Oplevering en instandhouding
- Wie de hulpvaartuigen gaat bouwen is nog niet bekend;
- Als alles volgens planning verloopt, worden de vaartuigen opgeleverd tussen 2024 tot 2034;
- Onderhoud en instandhouding worden uitbesteed.