Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto SGT Jan Dijkstra
Overlevende Slag in de Javazee soms nog steeds verrast
Een van de laatste Nederlandse overlevenden van de Slag in de Javazee van precies 75 jaar geleden, dat is Felix Jans (93). Toen torpedobootjager Hr. Ms. Kortenaer in tweeën brak, na de explosie van een Japanse torpedo, zwiepte Jans van dek en belandde hij in zee. Hier dobberde hij lange tijd met veel anderen totdat zij werden gered. Niet veel later belandde de oud-marineman in Japanse krijgsgevangenschap en werkte hij gedwongen aan de Birma-spoorlijn. Aan Alle Hens vertelt Jans over zijn oorlogsjaren; een verhaal dat getuigt van grote geestelijke veerkracht. Ook reageert hij op het verdwijnen van de oorlogswrakken, waaronder ook (grotendeels) ‘zijn’ Kortenaer.
18 jaar oud was matroos 3 Jans toen de Japanse oorlogsmachine over Azië rolde. Hij had in 1941 gekozen voor de Gouvernementsmarine omdat hij op zoek was naar avontuur. “Ik was altijd al verliefd op de marine en gek op varen”, vertelt hij enthousiast. Na zijn opleiding werd hij geplaatst op de Kortenaer. Zijn werk? “Het dek zwabberen, maar ook onderhoud aan Kanon 1. Het was een drukke tijd; we waren de hele tijd aan het patrouilleren. Ook de dag vóór de Slag in de Javazee nog. We hebben toen niets gevonden en mochten nog passagieren in Surabaya. Wel hadden we een voorgevoel dat dit de laatste vrijheid was die we zouden krijgen.”
‘Wij voeren de Japanners tegemoet en we begonnen over en weer te vuren; natuurlijk was je bang!’
Onzekerheid is akelig
Jans bekent dat er in eerste instantie niet veel werd verwacht van de Japanse strijdmacht. “We dachten: ‘Die kleine mannetjes, wat kunnen die nou helemaal uitrichten?’. Het bleken echter vechtjassen 1e klas. Ze waren ook veel beter geoefend en ingesteld op de oorlog dan wij.”
De Slag in de Javazee werd ook een harde les, in dat opzicht. Het begin van deze vernietigende confrontatie kan Jans nog goed voor de geest halen. “Wij voeren de Japanners tegemoet en we begonnen over en weer te vuren. Natuurlijk was je bang! Waar zou je terecht komen als je werd afgeschoten, dat vroegen we ons af. Vooral die onzekerheid was heel akelig.”
Neus naar boven
Aan veel onzekerheid kwam op deze 27ste februari 1942 een einde, toen een Japanse torpedo zich in de Kortenaer boorde. “De neus van het schip ging zó naar boven en ik werd het water in gezwiept”, vertelt Jans, breed gebarend. “Ik dacht: ‘Dit is de dood’, maar even later zag ik al die mensen om mij heen in het water. Het was een wonder dat ik nog leefde! Ik klom in een reddingsvlot, samen met onder anderen (toen nog) matroos 3 Giovanni Hakkenberg, de latere marinier en Ridder Militaire Willemsorde. Toen begon het wachten op redding.”
Tot Jans’ teleurstelling kwam die niet van Hr. Ms. De Ruyter en Java en 2 buitenlanders die in het donker met hoge snelheid langs voeren. “Ook al zaten de Japanners op hun hielen, ze hadden moeten stoppen voor hun kameraden”, stelt Jans, boos. “Ik vond dat géén werk! Vierenhalf uur later zijn we toen uiteindelijk opgepikt door de Britse HMS Encounter. We werden aan land gebracht in Surabaya, waar we droge kleren kregen.”
Ellende begon pas echt
Nadat de Japanners ook op Java aan land kwamen, was het pleit snel beslecht. Net als vele anderen belandde Jans in krijgsgevangenschap. Per Japans ‘helleschip’ (vaak doel van geallieerde aanvallen) vertrok hij niet veel later naar Chiang Mai in Thailand. Hier wachtte hem het uitputtende werk aan de Birma-spoorlijn. “Toen begon de ellende pas echt”, aldus Jans. “Van A tot Z heb ik aan de spoorlijn moeten werken. Mishandelingen waren aan de orde van de dag. De Japanse bewakers sloegen je eerst, tot je krom stond van de pijn, en dan vroegen ze pas wat ze van je wilden weten. Ze waren pas in hun sas als ze je in elkaar konden meppen, vaak met z’n vijven tegelijk. Ik heb nog nooit zo’n slecht volk gezien!”
Nog immer koestert de 93-jarige diepe wrok tegen zijn belagers. Een DVD-speler van bijvoorbeeld Sony komt er in huize Jans niet in. Een auto uit het Land van de Rijzende Zon? Nog steeds geen denken aan.
Omstandigheden barbaars
In het kamp dat steeds meebewoog met de voortschrijdende spoorlijn, waren de omstandigheden steevast barbaars. “We hadden niet veel”, drukt Jans het nog voorzichtig uit. “Hygiëne ontbrak en we sliepen in een houten hut op een bank van bamboe. Eten deed je op de grond.”
Het dagelijks werk was loodzwaar, ook omdat de dwangarbeiders zeer weinig te eten kregen. “Een beetje rijst, met soms een klein stukje vlees of vis.” Uiteraard te verwaarlozen hoeveelheden als je de hele dag met bielzen en rails moet sjouwen, nog los van alle andere ontberingen. Als het ging stortregenen, hadden de mannen er overigens een probleem bij. “Dan moest je echt hogerop gaan staan, anders verdronk je.”
The war is over!
De krijgsgevangenen zochten in deze barre tijden steun bij elkaar. “We waren allemaal zeer eendrachtig”, zegt Jans krachtig. “En letten zo goed als mogelijk op elkaar. Het krijgsgevangenschap was één grote ‘survival’. Ik ben blij dat ik er nog ben. Voordeel is dat ik nu van niemand meer bang ben. Ik heb mijn lesje wel geleerd.”
En toen kondigde zich onverwachts toch het einde van de oorlog aan, in augustus 1945. “We werden wakker en de Japanners waren verdwenen. En toen gebeurde het: er kwam welgeteld 1 Amerikaanse militair het kamp binnenlopen. ‘Hi boys, the war is over!’, zei hij. Gaaf hè!?” Jans schiet weer vol en pakt zijn zakdoek. Even later: “We hadden toch nog de kracht voor een vreugdedansje.”
Verbaasd over gezondheid
Het heeft Jans achteraf trouwens wel verbaasd hoe gezond hij door de oorlog gekomen was, ondanks alles. Waar cholera, difterie, malaria en meer huishielden in de kampen, bleef zware ziekte Jans bespaard. “Mogelijk omdat ik altijd veel aan sport gedaan had. Zelfs in het kamp hielden we ons zo goed en zo kwaad als het ging met atletiek bezig. Een Britse arts in het kamp zei ook steeds tegen ons: ‘Keep moving!’. Anderen waren echter zo verdrietig dat ze de moed in alles verloren en alleen maar in de zon gingen liggen. Dan loopt het al snel slecht met je af...”
‘Oorlogsgraven moet je met rust laten, maar ach, mensen zijn arm daar’
Alleen doodsangst
Na de bevrijding vertrokken Jans en zijn makkers via Singapore naar Surabaya. Vandaar reisde hij door naar zijn verwanten in Batavia. Veel tijd om te genieten van het weerzien was er niet, in de roerige naoorlogse dagen. Al snel bevond Jans zich midden in de Eerste Politionele Acties, op Java en Bali. Jans praat niet graag over deze periode. “Het was een wrede tijd; er werd alleen maar over en weer wraak genomen”, zo vat hij het kort en indringend samen.
In 1948 vertrok hij naar Nederland, waar hij zijn marine-carrière als burgermedewerker voortzette. Als hoofdcommies ging hij uiteindelijk in 1985 met pensioen. Hij toont zich nog immer trots op zijn jaren binnen het varende krijgsbedrijf: “De marine was voor mij als mijn tweede ouders”. Dat de oud-marineman een zweem van heldendom om zich heeft hangen, omdat hij de legendarische Slag in de Javazee aan den lijve ondervond, doet hij af als onzin: “Het staat misschien stoer dat je zo’n zeeslag hebt meegemaakt, maar dat is het niet. Ik heb alleen maar doodsangst gekend.”
Opvallend mild
Aanstaande 27 februari geeft Jans uiteraard acte de présence bij de herdenking van de Slag in de Javazee, in de Kloosterkerk in Den Haag. Het verdwijnen van de oorlogswrakken van de zeebodem overschaduwt uiteraard deze herdenking. Toch toont Jans zich ten opzichte van andere betrokkenen opvallend mild over deze wrange ontdekking.
“Het verbaast me en ik begrijp ook niet dat iemand zoiets kan doen. Oorlogsgraven moet je met rust laten. Maar ach, mensen zijn arm daar; ze zullen het wel nodig gehad hebben”, zo besluit Jans met een ultieme relativering. Opvallend, maar mogelijk ook veelzeggend voor de man die de dood in de ogen zag en zich er nog steeds weleens over lijkt te verbazen dat hij het echt allemaal heeft overleefd.