Chinook-bemanningen na 15 jaar geëerd voor acties in Afghanistan
Na vijftien jaar kreeg reservekapitein Michiel onlangs wat hij al die tijd verdiende: het Vliegerkruis voor dappere keuzes die hij als Chinook-vlieger in Afghanistan maakte. Beslissingen die misschien wel het verschil betekenden tussen leven of dood van speciale eenheden die onder vuur lagen. Eenmaal thuis kreeg hij in plaats van een warm onthaal, een koude douche. “Deze onderscheiding zorgt ervoor dat ik nu wél trots kan zijn op wat we deden.”
Tekst: kapitein Joris van Duin | Foto’s: sergeant-majoor Hilbert Buter | Foto boven: Herman Zonderland
‘Die onderscheiding is voor het team’
Eigenlijk wilde hij helemaal geen Chinook-vlieger worden. Reservekapitein Michiel lacht aan zijn keukentafel in Zwolle, vertellend over hoe hij als broekie binnenkwam bij Defensie.
“Ik kwam door de vliegerselectie en rondde de KMA af. Toen werd ik ingedeeld op de Chinook. Nou, daar baalde ik toen wel van. De F-16 zag ik op posters en foto’s voorbijkomen. Dat was pas vet, dacht ik destijds. Maar achteraf, met wat we als team op de Chinook hebben meegemaakt, ben ik heel blij dat het zo is gelopen.”
Het team, onderstreept Michiel telkens als hij – soms met de nodige emoties – spreekt over zijn uitzendingen in Afghanistan. “Dat Vliegerkruis heb ík wel gekregen, maar dit verhaal gaat over de hele club. Die onderscheiding is voor het team. Sámen hebben we onze taken in Afghanistan uitgevoerd. Kunnen we afspreken dat daarop de nadruk ligt?”
‘Ik zou er op vakantie gaan als dat zou kunnen’
Laten we teruggaan naar ISAF in Afghanistan.
“Tussen 2004 en 2010 was ik er een keer of zes, zeven op uitzending. Soms zes weken achter elkaar, andere keren langer. Ons detachement zat in het zuiden, op Kandahar. Het kamp was onvoorstelbaar groot, met wel 30.000 militairen. Het was een kleine stad. Vliegtuigen en helikopters vlogen dag en nacht af en aan.”
“Het was er relatief rustig. Al kreeg Kandahar wel vaak te maken met raketbeschietingen. Soms vlogen we naar de Engelsen in de provincie Helmand, waar de eerste meldingen van beschoten toestellen binnenkwamen.”
“Vliegen in Afghanistan was fantastisch. In het noorden heb je hoge bergen en in het zuiden de Red Desert. Het is een supermooi land, met wadi’s die het land doorkruisen. Het is jammer dat het er nu zo slecht gaat. Ik zou er op vakantie gaan als dat zou kunnen.”
Wat was jullie rol?
“In eerste instantie deden we veel ondersteuningsvluchten. Dus we vervoerden materieel, bevoorrading of Amerikanen, die na een jaar uitzending naar huis mochten. Ik zie die blije gezichten nóg voor me. Maar door de jaren heen veranderde de rol van de Chinooks.”
Waar zat ‘m dat in?
“De eerste uitzendingen deden we soms air assaults met Amerikaanse troepen. Zij hadden de opdracht dan High Value Targets op te pakken. Maar in 2010 werden we direct gekoppeld aan Nederlandse speciale eenheden. We zaten er 3,5 maand en het geweldsspectrum ging omhoog.”
“Omdat de vluchtcommandant vanwege een blindedarmontsteking naar huis moest, kwam de operationele planning bij mij te liggen. Terwijl ik als vlieger ook zelf met bijna alle missies meevloog. Dat was een pittige combinatie. Nederland was in die tijd bezig met het terughalen van militairen uit Tarin Kowt. Om het materieel over land te vervoeren, moest de route veilig worden gemaakt. Er was veel dreiging van IED’s, zelfgemaakte bermbommen. Special Forces moesten de baasjes die erachter zaten opsporen en gevangennemen. Wij zetten ze vlakbij die specifieke dorpjes af en pikten ze ook weer op.”
‘Alle emoties bouwden zich langzaam op’
Hoe risicovol was dat?
“Elke ‘rit’ werden we wel beschoten: met kleinkaliberwapens, maar ook met RPG’s, raketten. De RPG miste de tweede Chinook en raakte een bergkam. De schokgolf ervan was voelbaar. Op dat moment ga je door met wat je moet doen, maar achteraf denk je: dit is niet normaal.”
“Om de drie, vier dagen hadden we weer zo’n missie. Tussendoor deden we logistieke vluchten, en er waren indrukwekkende ramp ceremonies voor overleden collega’s. Zo vervoerden wij de gesneuvelde Nederlandse korporaal 1 Luc Janzen. Ik krijg er nog rillingen van. Alle emoties bouwden zich langzaam op. Maar je moet wel doorgaan. Achteraf hoorde ik dat collega’s brieven ‘voor thuis’ schreven, die ze ergens bewaarden, voor het geval ze zouden omkomen…”
Maar móest je wel altijd doorgaan?
“Na elke missie deden we een debriefing met een vliegerpsycholoog en de commandant. We keken elkaar dan in de ogen aan: zijn we nu niet te veel aan het pushen? We deden het goede, was steeds de conclusie.”
‘Het ophalen van die mannen is het meest risicovol’
Hoe verliep de missie, waarvoor je uiteindelijk het Vliegerkruis kreeg?
“Special Forces moesten een dorp zuiveren, waar ze vermoedelijk IED’s maakten. We zetten ze er in de buurt af, soms in meerdere waves. Met maquettes brachten we vooraf landingszones in kaart, wie waar vliegt, wie wat wanneer doet. Ook met de Nederlandse Apaches die ons escorteerden. Het ophalen van die mannen is het meest risicovol, omdat de vijand weet dat je terugkomt. Dat was dus best spannend.”
‘Het was nu of nooit’
Hoe ging het in de praktijk?
“Nadat we de Special Forces dropten en terugvlogen, kwamen zij onder vuur te liggen. Ze zaten min of meer vast. Apaches hielpen daar wel, maar toch vroegen ze ons hen daar weg te halen. Het was een Hot Landing Zone. Normaal gesproken doen we dat dan nooit. Dus eigenlijk was dit een no go. Maar weet je… Je kent deze mannen. Samen plande je missies. We sliepen soms zelfs in hun containers. Met foto’s van hun kinderen aan de muur. We hadden niet veel brandstof meer en binnen een paar uur werd het donker. Het was nu of nooit. Of we laten ze hier zitten, of we halen ze op.”
‘Je wilt dat de koppies van de vijand omlaag blijven’
“We wisten wat er op het spel stond. In het heetst van de strijd moet je een keuze maken. Na snel overleg, besloot ik ze toch te halen. De Apaches en grondtroepen brachten vuur uit en een Chinook pikte de eerste groep op. Wij gingen als tweede en namen het grootste risico, omdat dan alleen de Apaches vuur kunnen uitbrengen. Je wilt dat de koppies van de vijand omlaag blijven, zodat je die mannen veilig ophaalt.”
En toen?
“Het ging goed en we brachten hen in veiligheid. Zij waren natuurlijk superblij met ons. Achteraf was de hele missie geslaagd: want bij de redeployment vanuit Tarin Kowt zijn er voor zover ik weet geen IED’s afgegaan.
Bij terugkomst op Vliegbasis Eindhoven daalde bij me in: mijn club is veilig thuis. Iedereen is ongeschonden terug bij zijn familie. Daarmee viel een gigantische last van mijn schouders.”
Na je verlof ging je weer ‘gewoon’ werken op Vliegbasis Gilze-Rijen. Hoe was dat?
“Tijdens zo’n uitzending vorm je een familie. Je werkt zo intens met elkaar samen en maakt heftige dingen mee. Dat schept een band. Dus toen we elkaar weer op Gilze-Rijen zagen, begroetten we elkaar als beste vrienden.
Het hele team vond dat we goed bezig waren in Afghanistan. Maar toen moest ik ‘op het matje’ komen bij de leiding. Ons werd cowboygedrag verweten. In plaats van te vragen hoe het ging en waarom we bepaalde dingen deden, werden er alleen maar meningen geventileerd. En daarna werd er eigenlijk niet meer over gesproken. Dat steekt nog steeds enorm.”
‘Jongens, heb ik jullie niet te ver gepusht?’
“Na 15 jaar komt onze groep nog steeds twee keer per jaar bij elkaar. Sommigen hebben last van ‘Afghanistan’. PTSS... Daar voel ik me verantwoordelijk voor. Ik twijfelde door de houding van de leiding: wat had ik gedaan? Heb ik mijn mannen in gevaar gebracht, terwijl dat niet had gemoeten? Jarenlang spookte dat door mijn hoofd.
Elke reünie kwam het er bij mij uit. ‘Jongens, heb ik jullie niet te ver gepusht?’ Maar dat is absoluut niet zo, vinden ze nog steeds. ‘Je moet stoppen je daar schuldig over te voelen’, zeggen ze juist. Toch doe je dat. Ik hou mezelf voor: wat als we het niet hadden gedaan? Dan waren er misschien ergere dingen gebeurd met de mannen die de klus op de grond moesten klaren. En hadden hun gezinnen hele andere levens gehad.”
Nu, vijftien jaar later, kwam daar dan toch erkenning voor jullie werk. Hoe liep dat dan?
“Toen ik al buiten dienst was, mochten een oud-collega en ik op Gilze-Rijen een keer vertellen over Afghanistan. Mensen zeiden daar toen: ‘Hebben jullie dát gedaan? Waarom is daar nooit iets mee gedaan?’ Toen is dat balletje gaan rollen… De Commissie Onderscheidingen hield daarna interviews met ons en Apache-vliegers. Special Forces stuurden hun bodycam-beelden in. Op een gegeven moment nodigde C-LRS luitenant-generaal André Steur me uit. Ik dacht wel dat het zou gaan over Afghanistan, maar dít had ik niet verwacht. Hij zei dat ik het Vliegerkruis zou krijgen en dat ik veel te lang heb moeten wachten op erkenning.
De anderen kregen een erepenning, als tastbare waardering voor wat we als team hebben gedaan. De generaal maakte oprecht excuses voor hoe eerder met ons is omgegaan. Dat voelde heel menselijk en gemeend.”
‘Daar heb je het toch allemaal voor gedaan’
En toen kwam dus toch de uitreiking van het Vliegerkruis.
“Het zorgt ervoor dat ik nu wél trots kan zijn op wat we in Afghanistan deden. De dag van de uitreiking ga ik nooit meer vergeten. Al is de emotionele lading natuurlijk niet weg. Alle gesprekken met de commissie, de ceremonie en ook dit interview: alles wordt weer opgerakeld en omgewoeld.
Na de ceremonie kwam een man naar me toe. ‘Polly, zei hij tegen me. ‘Ik weet niet of je mij nog herinnert...’ Bleek hij een van die mannen te zijn die we hadden opgehaald. ‘We dachten dat jullie niet terug zou komen, het was écht nodig. Bedankt daarvoor.’ Ja, verdomme, denk je dan. Daar heb je het toch allemaal voor gedaan.”