Tekst Vanessa Strijbosch
Foto John van Helvert
Als het aan Marco van Roon van de sectie software ontwikkeling van DMO ligt, wordt het onlangs gedemonstreerde softwareprogramma ‘Virtual Pilot’ zo snel mogelijk geïmplementeerd bij Defensie. “Zo’n revolutionair spraakherkenningsprogramma mag niet op de plank blijven liggen.”
Voor de training van 1 Helikopter Directie Officier (HDO) van de marine zijn normaal gesproken 2 instructeurs nodig. De ene speelt alle functionarissen aan boord, zoals de Commando Centrale Officier of de Officier van de Wacht op de brug van een schip. De ander simuleert de helikoptervlieger. Dat moet efficiënter kunnen, dachten TNO, de Nederlands Belgische Operationele School (NLBEOPS) van de Koninklijke Marine en het onder DMO vallende Joint IV Commando.
Volgende stap
In opdracht van Defensie onderzocht TNO de ontwikkeling van een virtuele piloot: een softwareprogramma dat alle taken van de helikoptervlieger en de communicatie met de HDO nabootst met behulp van gedrags- en spraakmodellen. Onlangs demonstreerde TNO dit programma in een realistische testomgeving (gesimuleerde commandocentrale) van het Joint IV Commando (voorheen CAMS/Force Vision). “TNO kan hele mooie rapporten en prototypen maken”, begint Van Roon te vertellen. “Maar de volgende stap is ook belangrijk: de test in een defensie omgeving. Gebeurt dat niet, dan blijft zo’n project veel te kunstmatig en geïsoleerd. Dan kan je er eigenlijk geen zinnig woord over zeggen.”
In de praktijk
Van Roon noemt zich de ‘DMO-animator’ van Virtual Pilot. Hij vindt dat DMO een nieuwe richting op gaat met de implementatie van dit soort innovatieve projecten. “Dat de Virtual Pilot uiteindelijk in een realistische marine commandocentrale omgeving is getest, had veel meerwaarde. DMO wil in samenwerking met de industrie de verschillende Defensie prototypen steeds meer in de praktijk laten testen.”
Zo snel mogelijk
Wat is er nu nog te doen voor DMO voor het project Virtual Pilot? Van Roon somt op: “Het programma moet geïmplementeerd worden bij de marine. En daarna ook onderhouden. Bovendien moeten er enkele onderdelen en wat licenties worden aangekocht. Ons primaire doel is om de marine er zo snel mogelijk mee te laten werken.”