Tekst KAP Jaap Wolting
Foto Nederlands Instituut voor Militaire Historie, privéarchief
Moedig, onderscheidend optreden
Koning Willem-Alexander kent 16 regimenten en korpsen van de Koninklijke Landmacht een vaandelopschrift toe omdat zij zich in de strijd in Afghanistan hebben onderscheiden. Landmacht brengt maandelijks een eenheid voor het voetlicht om achtergrond te geven over het hoe en waarom van haar opschrift. Ditmaal: het Korps Veldartillerie.
Belang vaandel en standaard
Het vaandel of de standaard is de ‘vlag’ van een eenheid, geschonken door de koning of de koningin. Erop staat de gestileerde eerste letter of het monogram van de naam van die vorst. Als de vlag is bevestigd aan een lange stok heet het een vaandel. Eenheden te paard, zoals het Korps Veldartillerie, kregen een kleinere vlag met een korte stok: de standaard. Opschriften worden altijd door de vorst toegekend, zoals nu gebeurt met Afghanistan. Vroeger namen de troepen de vaandels en standaarden mee als ze ten strijde trokken. Tegenwoordig staan ze symbool voor saamhorigheid en trouw van de eenheid aan de vorst.
Waarom nu precies ‘Uruzgan 2006 - 2007’ op de standaard?
In de periode 2006 – 2010 maakten militairen van het Korps Veldartillerie deel uit van de International Security Assistance Force, onder meer als onderdeel van de Nederlands-Australische Task Force Uruzgan (TFU). Veldartilleristen waren in nagenoeg alle gelederen van de TFU aanwezig en vormden een essentieel onderdeel van de Nederlandse inspanningen en de vuursteunketen in Uruzgan. Na de ontplooiing via Kandahar leverde het korps vuursteun tijdens operatie ‘Medusa’. De pantserhouwitsers werden daarna gestationeerd in Tarin Kowt en Deh Rawod. Eigenlijk werden ISAF-operaties alleen maar uitgevoerd als de steun van deze krachtpatsers gegarandeerd was. De geleverde vuursteun gaf in gevechten regelmatig de doorslag als breekijzer of als redmiddel. Verder leverde het korps onder meer de kern van een Provincial Reconstruction Team.
Beslissende uitwerking
Het Korps Veldartillerie onderscheidde zich van 2006 – 2007 met de inzet van de bij de manoeuvre-eenheden ingedeelde Forward Observers (FOs) en Forward Air Controllers (FACs). Als essentiële schakel in de vuursteunketen waren zij verantwoordelijk voor de gecoördineerde inzet en eindgeleiding van grondgebonden vuursteun en luchtsteun. ISAF-eenheden konden erop vertrouwen dat de FOs en FACs in de frontlinie ervoor zorgden dat de vuursteun op de juiste plaats en tijd een (beslissende) uitwerking had. De beperkte beschikbaarheid, de complexiteit van hun taak, de veelvuldige inzet en de geringe recuperatiemogelijkheden trokken een zware wissel op deze vaak jonge militairen. De belasting voor hen was relatief hoog mede omdat ze doorgaans markante en derhalve risicovolle posities innamen.
Bijdragen aan de strijd
Hieronder enkele illustraties van bijdragen aan de strijd die tot een opschrift leidden. De redactie heeft hiervoor geput uit gevechtsverslagen en rapportages. Onderstaande voorbeelden zijn slechts bewerkte (puur om de leesbaarheid te bevorderen, red.) fragmenten en vertellen niet het complete verhaal.
[…] Op 20 september 2007 vindt er een gevecht plaats op en rond ‘Cemetery Hill’. De eenheid schuilt in een quala, maar niet iedereen gaat in dekking. Er bevinden zich nog 2 militairen op circa 40 meter ten zuiden van de quala. De FO/FAC vraagt Tarin Kowt om luchtsteun toe te staan, maar die is op dat moment niet beschikbaar. Een wachtmeester van het PzH-peloton moet het op dat moment met zijn eigen vuursteun zien op te lossen: “Op de radio is het erg druk en ik probeer zo snel mogelijk een beeld te krijgen van wie waar zit. Het grote probleem met toestemming krijgen, is dat de ontwikkelingen veel sneller gaan dan we op dat moment kunnen duidelijk maken aan het hoger niveau. Logisch, want we moeten onze volledige aandacht gebruiken om de omvang van de hinderlaag inzichtelijk te krijgen. De vragen en twijfel bij het hoger niveau blijven. Dat resulteert erin dat we besluiten zelf de beslissing te nemen om te gaan schieten met zowel de mortieren als de PzH. We horen op dat moment dat de eenheid nog maar 3 patroonhouders per man heeft en vastzit in een quala. […] Ik geef opdracht om te beginnen met schieten, zo dicht mogelijk bij de quala. Een tweetal granaten valt binnen 100 meter van hun locatie maar ik weet me gesteund dat ze binnen de muren van een quala zitten. De keuze is niet moeilijk voor me. Als we niets doen, lopen we het risico dat die jongens er helemaal niet uitkomen en dan vallen er misschien veel slachtoffers.” […]