Tekst RITM Arthur van Beveren
Foto privécollecties, Hans Roggen, NIMH

Eerste regiment met hoogste groepswaardering

Buitengewone toewijding en bijzonder lovenswaardig optreden gedurende de periode 1869-2020. Daarvoor ontving het Regiment Geneeskundige Troepen begin oktober het Bronzen Schild. Het is de hoogste groepswaardering binnen de landmacht en wordt slechts bij hoge uitzondering toegekend.

“Voor het eerst is het Bronzen Schild aan een regiment als geheel uitgereikt. En dat in een voor ons extra bijzonder jaar, nu we in de schijnwerpers staan door de nationale inzet in het kader van de bestrijding van COVID-19.” Luitenant-kolonel Henry Bloemendal is een trots regimentscommandant. De man die tevens aan het hoofd staat van 400 Geneeskundig Bataljon (400 Gnkbat) kan meepraten over de daden die hebben geleid tot de waardering van de Commandant Landstrijdkrachten.

Commandant Landstrijdkrachten luitenant-generaal Martin Wijnen pakt het Bronzen Schild toepasselijk uit een ziekenauto.

Irakese krijgsgevangenen

In februari 1991 vertrok hij als sergeant geneeskundig verzorger met 30 collega’s naar een Zweeds veldhospitaal in Saudi-Arabië. “Saddam Hussein was het jaar ervoor Koeweit binnengevallen en Nederland droeg op een aantal vlakken bij aan de internationale coalitie die de Irakezen moesten verdrijven. Het geneeskundig detachement diende als ondersteuning van het Engelse medische systeem”, vertelt de overste. Toenmalig kapitein Richard van de Velde was ook mee: “Gezien de dimensies in het operatiegebied zouden de Britten ongelofelijke tekorten hebben met de toenmalige verliesverwachting, dus ze waren blij met onze capaciteit.” Uiteindelijk waren de gewonden aan coalitiekant klein en werden alleen Irakese krijgsgevangenen behandeld. Die hadden geluk met een zeer bekwame Nederlandse chirurg: kolonel-arts De Smet.

Het Zweedse hospitaal in de woestijn van Saudi-Arabië. Toenmalig sergeant Bloemendal met Zweedse collega’s.

Grootschalig conflict

“De Smet had in het ziekenhuis in Venlo 20.000 trauma-operaties gedaan”, vervolgt Van de Velde. “We hebben allebei gezien wat hij in Irak heeft gedaan. Het was een meester. Ongelofelijk wat hij met een trauma kon.” Wat ze daar tegenkwamen? “Typische oorlogsverwondingen. Mensen die van boven tot beneden met metaal bedekt waren, die 3 keer geopereerd moesten worden om het er allemaal uit te halen.” Overste Bloemendal voegt toe: “Dit was nog een grootschalig conflict, staal op staal, waar tactisch zogezegd meters zijn gemaakt. Voor de infanterie, maar ook voor de geneeskundige dienst. Het was een van de laatste lessen in het grootschalig conflict.”

Links: Tijdens de Golfoorlog was een CBRN-dreiging reëel. Rechtsboven: In de omgeving van het hospitaal stortten regelmatig Scud-raketten neer. Rechtsonder: In het ziekenhuis kwamen veel zwaargewonde Irakese krijgsgevangenen binnen.

‘Dit was nog staal op staal’

Dagelijkse gezondheid

Geneeskundige inzet in dit geweldsspectrum was tientallen jaren niet voorgekomen. De laatste keer was tijdens de Korea-oorlog begin jaren 50. Daarvoor en -na was er geen missie zonder genezeriken, maar altijd opereerden zij als vanzelfsprekend op de achtergrond. Na de oprichting van het Rode Kruis in 1864 werd in 1869 de hospitaalsoldaat binnen de krijgsmacht geïntroduceerd. Voortaan zou gewondenverzorging geen neventaak meer zijn, ook de verzorging van gewonde tegenstanders hoorde bij de taken. De dagelijkse gezondheid van militairen in vredestijd behoort eveneens tot het werkterrein van de geneeskundig militairen, hoewel er door de tijd heen een scheiding is ontstaan tussen het groene operationele gedeelte en het witte gedeelte zoals huis- en tandarts.

Groepsportret van hospitaalpersoneel van Fort Noorddijk op Voorne bij een brancard tijdens de mobilisatie 1914-1918.
Korporaal-ziekenverzorger Jan van Oudheusden.

Militaire Willemsorde

Tot de Tweede Wereldoorlog was vooral Nederlands-Indië het operationele inzetgebied. In mei 1940 moest in Nederland zelf zorg worden geleverd. Korporaal-ziekenverzorger Jan van Oudheusden werd postuum benoemd tot Ridder Militaire Willems-Orde 4e klasse, voor zijn moedige daden bij vliegveld Ypenburg in mei 1940. Na de Tweede Wereldoorlog zien leden van het Regiment Geneeskundige Troepen actie in Indonesië, tijdens de Watersnoodramp in 1953, de Korea-oorlog en tijdens een moeizame VN-missie in Congo in tussen 1960 en 1963. Wanneer in 1962 Nieuw-Guinea als 1 van de laatste Nederlandse kolonies wordt bedreigd door Indonesië, reizen duizenden militairen richting het eiland. Fred Huijgens vertrekt op 19 april 1962 vanaf Hoek van Holland met de Zuiderkruis naar Nieuw-Guinea. Als dienstplichtig militair heeft hij 2 maanden geneeskundige opleiding achter de rug om als ‘volleerd ziekenverzorgende’ aan de slag te gaan.

Onder eenvoudige omstandigheden werden op Nieuw-Guinea operaties uitgevoerd.

Improvisatie

“Ik was 1 van de 10.000 militairen die het land en de Papuabevolking moesten beschermen”, vertelt de 78-jarige veteraan aan de telefoon. “We voeren via Curaçao, het Panamakanaal en Hawaii naar Biak, een eiland ten noorden van Nieuw-Guinea. Een echte wereldreis van 6 weken. Daarna verplaatsten we naar het vasteland, in de rimboe van Kaimana.” Het was een tijd van improvisatie met de minste middelen. In Huijgens zijn peloton zaten een timmerman en metselaar. Die konden een vloertje leggen voor de operatiekamer. Er was geen stromend water of officiële sanitaire voorzieningen en beperkte elektriciteit. “De dienst bestond uit werken in de polikliniek of apotheek, patiënten verzorgen of met de arts het veld in. In het ziekenhuisje verzorgden we onze eigen oorlogsslachtoffers. 1 is bij ons op de operatiekamer overleden.”

Links: Fred Huijgens als sergeant op Nieuw-Guinea. Rechts: Zelfgebouwde verblijven op Nieuw-Guinea.

‘Improviseren met de minste middelen’

‘Eetzaal’ in de rimboe van Kaimana.

Tros bananen

Het geneeskundig detachement behandelde ook de inlandse bevolking en gewonde Indonesische soldaten. Het medisch materiaal was volgens Huijgens nauwelijks toereikend. “Voor narcose gebruikten we een etherkapje. Mijn tropenuniform kreeg ik pas op de terugweg. We ruilden kledingstukken met de mensen die eerder teruggingen. Meestal banjerden we rond in onze onderbroeken.

Ook de voeding was slecht. ‘s Morgens brood en kaas. De ene avond aten we rijst met corned beef en doperwtjes, de andere dag aardappels met corned beef en doperwtjes. Die aardappels waren net tennisballen zo hard! Kregen we de kans, gingen we met een jeep naar het dorp. Daar haalden we ketjap en sambal, soms eieren of een tros bananen. Zo scharrelden we wat bij elkaar. Als we vrij waren werkten we druk aan ‘het kleurenschema’, op het strand aan de overkant van de weg. We sliepen eerst in tentjes, later in zelfgebouwde houten onderkomens.”

Luisterend oor

“Pas na mijn pensioen kwamen de belevingen naar boven. Toen hebben we iedereen uit die tijd weer bij elkaar gezocht. Op eentje na, die er geen behoefte aan had, is dat gelukt. We verzamelden materiaal, maakten dvd’s; ieder had zijn manier van verwerken. Een keer per jaar komen we samen. We halen herinneringen op. Inmiddels zijn er 16 van toen overleden. Daarnaast geef ik buddy-support aan veteranen uit Indonesië, Nieuw-Guinea en Korea. Ik bied een luisterend oor. Nu in coronatijd aan de telefoon. Soms komt iemand na 58 jaar helemaal los. Dan zit er toch een en ander dwars. Dat kun je niet wegstoppen.”

Behandeling van gewonde Afghanen op verschillende plaatsen in dat land.

‘Ik ben er geweest, heb het gezien en gedaan’

Standhouden

In de decennia erna volgden meerdere missies waarbij Nederlandse slachtoffers vielen en geneeskundig militairen in actie moesten komen. Naast talloze kleinere missies gingen ze naar onder meer Libanon, voormalig Joegoslavië, de eerste Golfoorlog en recentelijk Afghanistan en Mali. Iedere keer voerden zij het medische vak uit zo goed als ze konden.“Wat we in Irak en Afghanistan hebben gezien aan verwondingen, dat ga je in Nederland niet meemaken”, besluit overste Bloemendal. “Het is te makkelijk om te zeggen dat het je vak is waar je voor bent opgeleid. In Nederland kun je niet leren om te gaan met wat je in oorlogsgebieden aantreft. Er zijn ook voorbeelden van volledig opgeleide verpleegkundigen die het later psychisch moeilijk hebben gehad. Maar je wilt een keer doen waar je voor bent opgeleid, om te kijken of je dat kan, of je kan standhouden. Ik ben er geweest, heb het gezien en gedaan. Dat heeft me voor de rest van mijn loopbaan gevormd. Ik denk dat veel geneeskundig militairen dat herkennen.”