06

Dit artikel hoort bij: Landmacht 03

Afghanistan op vaandels

Tekst KAP Jaap Wolting
Foto SGT Sjoerd Hilckmann

Moedig, onderscheidend optreden

Koning Willem-Alexander kent 16 regimenten en korpsen van de Koninklijke Landmacht een vaandelopschrift toe omdat zij zich in de strijd in Afghanistan hebben onderscheiden. In deze rubriek brengt de redactie maandelijks een regiment of korps voor het voetlicht om achtergrond te geven over het hoe en waarom van zijn opschrift. Ditmaal: het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene.

Waarom nu precies ‘Derafshan 2007’ op het vaandel?

In de periode 2006-2010 maakten militairen van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene (GFPI) deel uit van de International Security Assistance Force, onder meer als onderdeel van de Nederlands-Australische Task Force Uruzgan in de gelijknamige provincie.

‘Uitbreiden inktvlek’ niet zonder slag of stoot

Het regiment leverde bijdragen op bataljons-, compagnies- of pelotonsniveau aan de Battle Group (BG). In de periode van november 2006 tot maart 2007 en van juli tot november 2009 leidde het regiment de BG. In 2007 en 2009 waren fuseliers vaak betrokken bij vijandcontacten, onder meer in Deh Rawod. Het GFPI onderscheidde zich in 2007 door acties in de Derafshan-vallei. De daar gelegen Forward Operating Base ‘Poentjak’ werd geregeld onder vuur genomen. Gevechtseenheden van het regiment waren vaak betrokken bij vijandcontact tijdens geplande operaties (van wisselende samenstelling, omvang, intensiteit en duur), of vanwege zelfmoordaanslagen, hinderlagen en aanslagen met lED’s. 

Belang vaandel en standaard

Het vaandel is de ‘vlag’ van een eenheid, toegekend door de koning. Erop staat de gestileerde eerste letter of het monogram van de naam van die vorst. Vaandels werden gevoerd door troepen te voet. Voor bereden eenheden was het formaat niet praktisch. Zij kregen een standaard, waarvan het doek veel kleiner is. 

Het eerste vaandel van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene (KNBPI) uit 1941 is heel bijzonder omdat het op basis van herinneringen is gemaakt. In Engeland had men immers geen voorbeeld liggen. Zo wijkt dit eerste exemplaar op een aantal details duidelijk af van de gebruikelijke vaandels. Dit vaandel werd in 1947 overgedragen aan het Regiment Prinses Irene en is in 1965 vervangen toen Prins Bernhard een nieuw vaandel uitreikte, gemaakt naar de regels van het Vaandel-KB uit 1925. Deze wijkt nu nog in 1 opzicht af van de andere landmachtvaandels. In plaats van gouden vaandelkoorden en kwasten zijn koorden en kwasten bevestigd in nassaublauw en oranje, de kleuren van het zgn. ‘Invasiekoord’. Verder voert dit vaandel de modeldecoratie van Ridder Militaire Willemsorde 4e klasse en daarnaast de opschriften: St. Come 1944, Pont Audemer 1944, Beeringen 1944, Tilburg 1944, Hedel 1945, West-Java 1946 – 1949 en Oost-Java 1946 – 1949.

Bijdragen aan de strijd

Hieronder enkele illustraties van bijdragen aan de strijd die tot een opschrift voor het GFPI leidden. De redactie heeft hiervoor geput uit gevechtsverslagen, rapportages en het boek Task Force Uruzgan (drs. J.M.H. Groen, 2012). Onderstaande voorbeelden zijn slechts fragmenten en vertellen niet het complete verhaal. De rangen die in dit artikel zijn gebruikt, zijn diegenen die de fuseliers hadden toen ze op uitzending waren.

Adjudant Stef, BG 2

[…] Op dat moment hoorde ik van dichtbij achter ons een mitrailleur ratelen en sloegen de kogels in de qualamuur naast mij en de grond om me heen in. In een flits dook ik achter een laag muurtje en opende direct het vuur in de richting vanwaar we werden beschoten. Daarna brak de hel los en werden we van alle kanten onder vuur genomen. Naast mij ratelde de Minimi-schutter zijn mitrailleur leeg en samen met hem gaf ik dekkingsvuur voor diegene die achter ons aan kwam. Toen ik gaten zag verschijnen door het muurtje waar ik achter zat, besloot ik hier snel af te breken. Om de hoek van de dichtstbijzijnde quala zocht ik een nieuwe dekking. Direct werd ik vanaf een dakrand op ongeveer 20 meter onder vuur genomen en ik beantwoordde dit vuur onmiddellijk. In mijn rug werd ik gedekt door iemand van de A-groep die ook maximaal aan het vuren was. Ik hoorde de kogels langs mijn hoofd fluiten. Voor iedereen die in onze groep zat was het nu vechten op de vierkante meter. Ook het PRT-personeel (Provincional Reconstruction Team, red.) moest meedoen, wat ze ook zeker deden. Achter mij hoorde ik de groepscommandant naar zijn mannen schreeuwen, de helmen moesten op, sectoren overnemen dus. In no time gooiden we handgranaten naar onze tegenstanders op de quala en konden we een strong point innemen. […]

Pelotonscommandant Rob, BG 4

[…] Er werd niet alleen vanuit het maisveld, maar ook vanuit het dorp op de patrouille geschoten. Tussen de A-groep en mijn locatie vielen verschillende mortiergranaten. De Taliban had blijkbaar ergens in het zuidoosten een mortier in stelling gebracht. Mijn voertuigen in de overwatch werden vanaf een andere locatie in het dorp beschoten: vanuit de locatie van de overwatch gezien zo’n 50 tot 100 meter noordoost van hen. De quala’s van waaruit zij werden beschoten, lagen 150 meter pal noord van mijn locatie. De overwatch kon ons daardoor niet meer steunen want deze was zelf volop in gevecht. Ik moest mezelf daarom bij de qualamuur verdedigen. Contact maken via de radio was in deze algehele hectiek voor mij geen optie. Ik had mijn handen vol aan het gevecht. Het was binnen het peloton voor iedere groep ‘ieder voor zich en God voor allen’… […]

Kapitein Sven, BG 10

[…] Een week eerder reed mijn eenheid op een IED (4 gewonden, 1 zwaar). Na deze strike ging de eenheid verder met de opdracht. Wel bleek dat de druk van de insurgents opgevoerd werd en de dreiging groter en reëler. Op 4 september kwam eenheid 2.4 uitgestegen in een zware TIC terecht. Zij waren omsingeld en moesten hard vechten om te overleven. Steun van het bereden element en de Bam Bam’s (Amerikaans helidetachement) hebben de omsingelde mannen kunnen ontzetten. In de tussentijd was ik met mijn eenheid als Quick Reaction Force gearriveerd om zo snel mogelijk te gaan steunen. […]

Onderscheidingen

3 fuseliers ontvingen het Kruis van Verdienste vanwege handelend optreden onder vijandelijk vuur tijdens een gevechtssituatie. Aan 1 regimentslid werd een Eerepenning voor Menschlievend Hulpbetoon in Brons uitgereikt. Daarnaast kreeg 1 fuselier voor zijn loffelijke operationele optreden de Sculptuur Operationeel Optreden. Bijna 200 GFPI-militairen hebben voor hun acties gevechtsinsignes ontvangen. Meer dan 30 regimentsleden raakten gewond, waarvan er 19 het Draaginsigne Gewonden ontvingen. 

Historie Garderegiment Fuseliers Prinses Irene

De geschiedenis van het GFPI begon in 1941 toen de Koninklijke Nederlandse Brigade in Congleton (Verenigd Koninkrijk) werd opgericht. De brigade werd nog in hetzelfde jaar vernoemd naar Prinses Irene, kleindochter van Koningin Wilhelmina. In WOII droeg de eenheid haar steentje bij aan de bevrijding van West-Europa. De brigade werd officieel opgeheven in 1945. Tijdens deze ceremonie werd de belofte gedaan dat de traditie van de KNBPI zou worden voortgezet. Al in 1946 werd deze belofte ingelost met de oprichting van het Regiment Prinses Irene waarvan 5 bataljons zouden worden ingezet in het toenmalige Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. In 1948 werd het regiment verheven tot Garderegiment Prinses Irene, waarna in 1952 de aanduiding Fuseliers werd toegevoegd. Fuseliers van 17 Pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers Prinses Irene droegen meermaals bij aan de handhaving van vrede op de Balkan en Cyprus. Verder zijn (en worden) ze ingezet tegen het opkomend terrorisme in Irak, Afghanistan en in Mali.