Tekst RITM Arthur van Beveren
Foto KPL Gregory Fréni
Commandant Landstrijdkrachten krijgt advies
Nog voordat de eerste coronabesmetting in Nederland was geconstateerd, draaide het Actiecentrum Koninklijke Landmacht op de Kromhoutkazerne al op volle toeren. Vooruitkijken is wat het team van specialistische landmachters goed kan. Op basis daarvan adviseren zij C-LAS over de capaciteiten van de KL in Nederland, missiegebieden en voor reguliere kritieke processen.
Het is doodstil op de thuisbasis van Staf CLAS. Rond het lunchuur wemelt het hier in Utrecht normaal van mensen die zich richting het bedrijfsrestaurant begeven, maar ook de Kromhoutkazerne staat in de ‘coronastand’. De rust komt het Actiecentrum Koninklijke Landmacht (ACKL) goed uit. Onder leiding van kolonel Hans van Dalen gaat alle aandacht nu uit naar wat de KL de samenleving in deze crisis kan bieden.
Informatiebehoefte
Dat is een breed pallet aan diensten. “We denken hier niet alleen aan infanteristen en voertuigen. We kunnen medisch transport en schoonmaaktaken uitvoeren, voedsel uitdelen, planners inzetten. De landmacht heeft heel veel te bieden”, benadrukt Van Dalen. De feiten en cijfers over de mogelijkheden worden hier in gebouw K9 verzameld. “De informatiebehoefte is op dit moment heel groot”, weet chef-staf luitenant-kolonel Erik van Rijswijk. “Elke ochtend en middag houden we elkaar op de hoogte en krijgen we input vanuit de eenheden in het land zodat we een update naar C-LAS kunnen sturen. Hij moet uiteindelijk beslissingen maken over de inzet.”
Overzicht en handelingsperspectief
Het ACKL is een operationeel centrum voor luitenant-generaal Martin Wijnen, om hem situationeel overzicht te verschaffen en handelingsperspectief te bieden in vragen als: welke oefeningen kan en moet ik stopzetten? Welke zaken moet ik aan de Commandant der Strijdkrachten voorleggen? Welke civiele activiteiten hebben militaire steun nodig en wanneer moet ik daarover besluiten nemen? Het ACKL staat in nauw contact met zowel het Crisis Actie Team (CAT) van het ministerie van Defensie (waar bepaald wordt waar en wanneer militairen en materieel worden ingezet) als met het Territoriaal Operatiecentrum (TOC) van de landmacht. Het TOC gaat concreet aan de slag met de opdrachten van het CAT. Onderling hebben de organisaties inkijk in elkaars situationele overzicht.
Ritme snel aangepast
Net als Van Rijswijk komt de kern van de ACKL-bezetting van de Directie Training & Operaties (DT&O), aangevuld met andere disciplines van de landmacht. Het gaat dan onder meer om Inlichtingen, Personeel & Organisatie, en operationele logistiek van Materieel & Diensten en Finance & Control. “Dat personeel kunnen we op korte termijn bij elkaar roepen. We hebben op dit moment een volledige bezetting van 20 mensen”, vertelt cavalerist Van Dalen. “We oefenen dit ongeveer 3 keer per jaar, de laatste keer was in januari dus we waren vrij snel up and running. De Standard Operating Procedures & Instructions waren er al en het battle rythm hebben we aangepast naar de huidige omstandigheden.”
‘We waren vrij snel live’
Platformfunctie
“We hebben veel aanbod gekregen van civiele bedrijven die voor niets willen samenwerken om Nederland te helpen. Dat zijn transportbedrijven, IT-bedrijven en producenten van medisch materieel”, zegt Van Dalen. “In het kader van de adaptieve krijgsmacht kunnen bij een tekort aan voertuigen civiele bedrijven dus inspringen. Omgekeerd hebben civiele bedrijven soms personeelstekorten of ruimtetekort, waarbij Defensie weer kan helpen. Belangrijk is dan dat wij afspraken maken zodat deze bijdrages daadwerkelijk kunnen uitmonden in een civiel-militaire samenwerking.” Het CAT behandelt deze plannen en bepaalt uiteindelijk de daadwerkelijke inzet, waarna binnen de landmacht het TOC ze laat uitvoeren.
‘Aan alle ondersteuning zit logistieke kant’
Logistiek
Kapitein Bert vervult de logistieke G4-functie binnen het ACKL. “Aan alle ondersteuning zit een logistieke kant. In het begin van de crisis waren we daarom heel druk met de inventarisatie van mensen en middelen. Maar ook: hebben we genoeg munitie op locaties liggen, is de brandstof gereserveerd en zijn alle brigades voorzien van noodrantsoenen?” Bert vult met 3 collega’s zowel de G4-cel op het TOC als ACKL. “Zo weten we precies wat er gaande is. Het TOC zit dichter op het vuur, maar het ACKL denkt een paar stappen vooruit. We brengen nu bijvoorbeeld in kaart wat we kunnen betekenen in het decentraal opslaan van voorraden om de reactietijd van eenheden te verkorten, en in de inrichting van quarantainelocaties voor in- en uitroterend personeel”.
Groot aandeel
Volgens majoor Arjan, verantwoordelijk voor het medische overzicht, is de inzet nu niet anders dan in missies: zeker zijn dat er geneeskundige verzorging is, waar nodig. Wel is het aantal slachtoffers veel hoger. “Wij kijken naar welke middelen beschikbaar zijn voor de landmacht en wat daarvan de consequenties zijn. Krijgsmachtbreed hebben we zo’n 250 verpleegkundigen. Ongeveer 180 daarvan worden nu ingezet in ziekenhuizen en dat is een groot aandeel. Daarin maken we een afweging. We hebben zelf middelen nodig om onze vredesbedrijfsvoering en missies te draaien. Wat overblijft kunnen we inzetten voor ondersteuning van civiele instanties.”
‘Hier ben je voor opgeleid. Dan ga je ervoor’
Onrealistisch scenario
De situatie is complex maar daar zijn de geneeskundig militairen op ingespeeld. “We zijn bekend met prioritering en geografische spreiding van slachtoffers. Het grote verschil is dat wij normaliter onder eenhoofdige leiding werken. Nu gaat het om verschillende ziekenhuizen en ministeries. Dat maakt planning uitdagend. Als dit een oefening was geweest had het wel een heel onrealistisch scenario. Als je dat verzonnen had, was je uitgelachen. Maar dit is wel waarvoor ik ben opgeleid. Of dat op missie is, of hier in Nederland; dan ga je ervoor.”