'Toch ben ik blij dat ik onderdeel was van Dutchbat III'
Een eerbetoon aan hen die dienen of gediend hebben. Dat is de boodschap van Veteranendag, die dit jaar precies twintig jaar bestaat. Vorige week zaterdag werden veteranen met verschillende initiatieven in het hele land bedankt voor hun inzet in dienst van de vrede, nu en in het verleden. In dat kader vertellen we vier weken lang, indringende verhalen van hen die bereid zijn om het hoogste offer te geven voor het Koninkrijk der Nederlanden. In deze voorlaatste aflevering is dat sergeant-majoor Johan de Jonge: “Toch ben ik blij dat ik onderdeel was van Dutchbat III."
Tekst: kapitein Jessica Bode i.s.m. Nationaal Comité Veteranendag | Foto: Nationaal Comité Veteranendag
Hij was onderdeel van Dutchbat III, de eenheid die de val van Srebrenica met eigen ogen zag. Het werd een missie die grote gevolgen had en die ook veel gevoelens in de Nederlandse samenleving losmaakte. Op het leven van De Jonge, die tijdens de val van de enclave in gijzeling zat, heeft de missie een grote invloed gehad.
Aangevallen post
De dienstplicht zit erop, maar De Jonge besluit bij Defensie “te blijven hangen”. Hij wordt gewondenverzorger en gaat, gewapend met zijn verzorgingstas vol verband en medische instrumenten, op uitzending naar Bosnië. Hij is daar nog niet goed en wel geïnstalleerd of een Nederlandse observatiepost wordt aangevallen door een Servische tank. De Jonge en zijn eenheid komen direct in actie. Wat De Jonge dan nog niet weet is wat een van z’n kameraden in een andere tank, Raviv, te wachten staat. “In een wit huis onderaan een berg waren Bosnische strijders verscholen. Zij zagen de tank langsrijden, van waaruit Raviv 'bovenluiks' keek. Op het moment dat ze langsreden gooide een strijder een handgranaat. Raviv raakte ernstig gewond.”
De Jonge hoort via de radio wat er gebeurt en maakt zich gereed om te helpen. Als hij bij de tank aankomt blijkt dat door de situatie alleen niet mogelijk. “Achteraf hoorde ik dat Raviv dodelijk gewond was geraakt en dat het helemaal niet had geholpen als ik had geholpen. Maar het voelde zo machteloos om toe te moeten kijken en niks te kunnen doen voor je collega.”
Die nacht brengt de eenheid door op een bergtop. Omdat ze als VN-militairen geen onderdeel zijn van de strijd en om zichtbaar te zijn voor de strijdende partijen, richten ze een grote bouwlamp op hun tank. “We waren een schietschijf. We hoorden de hele nacht getik op het voertuig van afketsende kogels. Ik dacht: Als ze met klein kunnen schieten, kunnen ze ook met groot schieten. Daardoor zat ik te wachten op de grote klap, maar die is gelukkig niet gekomen.”
Panisch schreeuwen en huilen
De dag daarna rijden De Jonge en z’n kameraden verder naar het zuidelijkste puntje van de enclave. Daar is een vluchtelingenkamp ingenomen door de Serven en worden de mannen gescheiden van de vrouwen en kinderen. De Jonge vertelt hierover in de podcast Mee op Missie: “Onderweg zagen we vrouwen links en rechts in de berm liggen. Met kinderen die panisch schreeuwden en huilden. Dat is een geluid wat je nooit meer vergeet en nog steeds invloed heeft op mijn dagelijks leven.”
Kort daarna wordt de eenheid van De Jonge omsingeld. Zij worden gedwongen het voertuig te verlaten en hun helmen en wapens af te geven. De Jonge doet zijn radio en een deel van zijn wapens onderin zijn gewondentas. “We werden in vrachtwagens gestopt en helemaal naar het noorden gebracht. Dan voel je aan alles dat het mis is. We reden langs de enclave waar overal Serven stonden te schieten. Ze gaven aan dat het hun stad was en dat ze die terug wilden.”
Hotel Fontana
De eenheid wordt naar hotel Fontana gebracht waar de commandant van Dutchbat, luitenant-kolonel Thom Karremans, die avond een meeting heeft met de Servische generaal Mladic. Onderwijl weet hij de Nederlanders te vertellen dat de volgende dag de aanval op de Serven geopend zou worden. Hij steekt de mannen een hart onder de riem. De Jonge en zijn kameraden zien vanachter het raam hoe de bommen, gegooid door F-16-vlieger Manja Blok, insloegen “Een halfuur na de eerste bom kwam de tolk naar ons toe om te vertellen dat er doden en gewonden waren gevallen. Hij zei: ‘Bij de eerstvolgende bom die nu valt, maken we alle vluchtelingen en jullie af.’ Toen voelde de dreiging wel echt groot. We schreven toen allemaal onze laatste brief naar huis.”
Zo ver komt het gelukkig niet. Na een paar lange dagen wordt De Jonge teruggestuurd naar Nederland. Daar ontstaat alleen wel een vertekend beeld van Dutchbat III. “Het is belangrijk dat mensen horen wat zoiets met je doet. Ik was 21 jaar, echt nog een broekie. Toch heb ik geen spijt dat ik er zelf voor heb gekozen om daarheen te gaan. Het klinkt raar, maar ik ben blij dat ik onderdeel was van Dutchbat III. Het heeft me met vallen en opstaan gevormd tot wie ik nu ben.”
Iets betekenen voor de jeugd
Er is inmiddels bijna dertig jaar verstreken sinds Dutchbat III en de val van Srebrenica. Steeds meer wordt er geluisterd naar het volledige verhaal en voelen de veteranen erkenning en waardering. De Jonge begeleidt nu Dutchbat III-veteranen bij de terugkeer naar de enclave. De eerste stop is altijd het graf van zijn kameraad Raviv. Dat er sinds de burgeroorlog weinig is veranderd in het gebied, steekt hem. “Ik wil met name iets betekenen voor de jeugd in Srebrenica. Dat kan ik het beste doen door een sportveld aan te leggen waar de jeugd samen kan voetballen en basketballen. Daarvoor ben ik nog steeds aan het sparen. Als dat volgend jaar gerealiseerd kan zijn, dertig jaar na dato, zit hier echt een blij man.